ECLI:NL:RBROT:2021:8743

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
10/285202-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak in vereniging met bekende verdachte en veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf

Op 15 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die bekend was met de tenlastelegging van diefstal met braak in vereniging. De verdachte heeft op 9 november 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, samen met anderen een kluisje met geld en sieraden weggenomen uit een woning. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft geoordeeld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is, aangezien de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank heeft echter besloten om de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In plaats daarvan is een taakstraf van 180 uren opgelegd, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 120 dagen met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft benadrukt dat woninginbraken niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook een grote inbreuk op de privacy van de bewoners met zich meebrengen. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/285202-20
Datum uitspraak: 15 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
raadsman mr. R.P.A. Kint, advocaat te Zoetermeer.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 09 november 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
een kluisje (inhoudende een geldbedrag (in totaal ongeveer 2500 tot 3500 euro en
ongeveer 350 euro aan Thais geld)
)en (gouden) sieraden)
en meerdere horloges, die aan
een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [naam slachtoffer 1]
en [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen uit een woning gelegen aan het
[adres] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun
bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan inbraak in een woning en daarbij hebben zij een kluisje met geld, sieraden en horloges gestolen. Uit het dossier ontstaat bij de rechtbank de indruk dat de verdachte en de mededaders deze woning niet toevallig hadden uitgekozen, maar dat zij wisten dat er in deze woning een forse buit te halen was. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Bovendien is een huis bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is zeer kwalijk dat de verdachte door zijn brutale daad dit gevoel van veiligheid in hoge mate heeft aangetast. De verdachte heeft zich daaraan echter kennelijk niets gelegen laten liggen en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financieel gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Doordat de zaak pas vandaag inhoudelijk kon worden behandeld, is de verdachte voor de zitting op vrije voeten gesteld en heeft hij zijn leven weer redelijk op de rit gekregen. De rechtbank wil deze ontwikkeling niet doorkruisen door de verdachte nu te detineren. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 227 (tweehonderdzevenentwintig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
120 (honderdtwintig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mr. P.E. van Althuis en mr. H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 09 november 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een kluisje (inhoudende een geldbedrag (in totaal ongeveer 2500 tot 3500 euro en
ongeveer 350 euro aan Thais geld) en/of een of meerdere (gouden) siera(a)d(en))
en/of een of meerdere horloge(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1]
en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan het
[adres] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)