ECLI:NL:RBROT:2021:8724

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
C/10/620505 / FT EA 21/757 en C/10/620506 / FT EA 21/758
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een faillissementsprocedure met betrekking tot een schuldregeling

Op 6 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure waarbij verzoekster een dwangakkoord heeft aangevraagd. Verzoekster, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 93.434,-, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 3,58% aan de preferente schuldeisers en 1,79% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. Ondanks dat achttien van de twintig schuldeisers instemden met de regeling, weigerden Garage Zeeuw B.V. en Vereniging Eigen Huis hun instemming te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van deze twee schuldeisers slechts een gering aandeel van 1,65% van de totale schuldenlast uitmaken.

De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis. Gezien het feit dat de aangeboden regeling is goedgekeurd door een onafhankelijke partij en dat verzoekster zich in een stabiele situatie bevindt, heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van verzoekster zwaarder wegen. De rechtbank heeft daarom besloten om Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn zij veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit stelt verzoekster in staat om haar schulden te blijven betalen zonder in een toestand van wanbetaling te verkeren. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B.J. Tideman, rechter, en griffier mr. N.A. Masrom.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [Nummer]
uitspraakdatum: 6 september 2021
in de zaak van:
[naam 1],
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 16 juni 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • Garage Zeeuw B.V., in behandeling bij GGN Mastering Credit (hierna: Garage Zeeuw);
  • Vereniging Eigen Huis, in behandeling bij GGN Mastering Credit (hierna: Vereniging Eigen Huis);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
GGN heeft, voorafgaande aan de zitting, op 26 augustus 2021 de rechtbank bericht dat zij namens Garage Zeeuw niet inhoudelijk op het verzoek kan reageren, daar Garage Zeeuw geen verdere instructies heeft gegeven.
Ter zitting van 30 augustus 2021 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [naam 2] , wijkondersteuner;
  • mevrouw [naam 3] , werkzaam bij Stroomopwaarts (hierna: schuldhulpverlening),
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift twintig schuldeisers, waarvan één preferente en negentien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 93.434,- van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 8 april 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 3,58% aan de preferente schuldeisers en 1,79% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar dienstbetrekking. Verzoekster werkt parttime op basis van een arbeidsovereenkomst voor 20 tot 24 uur. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij zoveel als mogelijk extra uren oppakt en daarom gemiddeld uitkomt op 24 tot 32 uur per week. Daarnaast heeft verzoekster de zorg voor haar kind. Ter zitting is gebleken dat haar zoon kampt met gedragsafwijkingen waardoor er tot op heden geen geschikte school voor hem is gevonden. Haar zoon gaat op maandag, woensdag en donderdag tot half 2 naar een stichting voor begeleiding. Hij kan bij deze stichting blijven tot februari 2022, er wordt nog onderzocht waar hij hierna naartoe kan.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Achttien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van respectievelijk € 623,23 en € 918,58 op verzoekster, welke 0,67% en 0,98% van de totale schuldenlast belopen.

3.Het verweer

Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis hebben zich, zonder opgaaf van redenen, onthouden van instemming met het verzoek tot een buitengerechtelijk akkoord. Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast van in totaal 1,65%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk achttien van de twintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Stroomopwaarts. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster beschikt over een parttime baan, waar zij gemiddeld 24 tot 32 uur per week werkzaam is. Daarnaast heeft zij een kind dat extra zorg en aandacht vraagt, waardoor het niet mogelijk is om meer te werken.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 september 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.