Op 6 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure waarbij verzoekster een dwangakkoord heeft aangevraagd. Verzoekster, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 93.434,-, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 3,58% aan de preferente schuldeisers en 1,79% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. Ondanks dat achttien van de twintig schuldeisers instemden met de regeling, weigerden Garage Zeeuw B.V. en Vereniging Eigen Huis hun instemming te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van deze twee schuldeisers slechts een gering aandeel van 1,65% van de totale schuldenlast uitmaken.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis. Gezien het feit dat de aangeboden regeling is goedgekeurd door een onafhankelijke partij en dat verzoekster zich in een stabiele situatie bevindt, heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van verzoekster zwaarder wegen. De rechtbank heeft daarom besloten om Garage Zeeuw en Vereniging Eigen Huis te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn zij veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit stelt verzoekster in staat om haar schulden te blijven betalen zonder in een toestand van wanbetaling te verkeren. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B.J. Tideman, rechter, en griffier mr. N.A. Masrom.