Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
,
1..Procesverloop
- verzoeker met zijn hiervoor genoemde advocaat;
- mr. A. de Bruijne, officier.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2021 een beschikking gegeven in een verzoek tot schadevergoeding op basis van artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.H. van Tongerlo, heeft de rechtbank verzocht om schadevergoeding omdat de officier van justitie de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier de termijn van vier weken, die inging op 7 juli 2020, met 62 dagen heeft overschreden. Verzoeker vorderde € 20,- per dag voor de overschrijding, maar de officier betwistte de onderbouwing van de schade en stelde dat de vergoeding per dag te hoog was.
De rechtbank oordeelde dat verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden door de termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukte dat de wetgever met artikel 10:12 Wvggz een laagdrempelige regeling heeft ingesteld voor schadevergoeding, waarbij niet al te hoge eisen aan het bewijs van schade worden gesteld. Verzoeker heeft aangegeven immateriële schade te hebben geleden door de onzekerheid over de zorgmachtiging, wat zijn toekomstplannen heeft beïnvloed.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de schadevergoeding vastgesteld op € 10,- per dag, resulterend in een totaalbedrag van € 620,- voor de 62 dagen van termijnoverschrijding. De Staat is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker, en de beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag, met een termijn van drie maanden voor indiening.