ECLI:NL:RBROT:2021:8627

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
FT RK 21-753
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring op eigen aangifte zonder te executeren vermogen

Op 31 augustus 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (hierna: aangeefster) op eigen aangifte faillietverklaring heeft verzocht. Aangeefster heeft op 16 juni 2021 dit verzoek ingediend, maar er bleek geen te executeren vermogen aanwezig te zijn. Tijdens de zittingen is vastgesteld dat de onderneming geen baten heeft, geen debiteuren, geen onroerende zaken, en dat de bedrijfsactiviteiten zijn gestaakt. De rechtbank heeft aangeefster de gelegenheid gegeven om te onderzoeken of zij de vennootschap kon ontbinden via een turbo-liquidatie, maar er is geen verdere informatie ontvangen over deze mogelijkheid.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat, gezien het ontbreken van baten en de oplopende faillissementskosten, het faillissement niet in het belang van de schuldeisers zou zijn. Aangeefster heeft onvoldoende belang bij het verzoek tot faillietverklaring, omdat het faillissement enkel zou leiden tot een toename van de schuldenlast zonder enige kans op vereffening. De rechtbank heeft daarom aangeefster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot faillietverklaring.

Deze beschikking is gegeven door mr. F. Damsteegt-Molier, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Mulder, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Uitspraakdatum: 31 augustus 2021
Rekestnummer: [Nummer]
BESCHIKKING op het verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam 1] ,
statutair gevestigd te [plaats 1] ,
kantoorhoudende aan de [adres] ,
[postcode] [plaats 2] ,
aangeefster,
strekkende tot haar (op eigen aangifte) faillietverklaring.

1.De procedure

Op 16 juni 2021 heeft aangeefster ter griffie van de rechtbank een verzoek tot (op eigen aangifte) faillietverklaring ingediend.
Op 22 juni 2021 zijn aangeefster, bij monde van (middellijk) bestuurder [naam 2] en zijn partner mevrouw [naam 3] , in raadkamer gehoord. Daarbij is aan de orde gekomen dat, gezien het ontbreken van baten, aangeefster zal onderzoeken of zij de vennootschap kan ontbinden op de voet van artikel 2:19 lid 4 BW (de zogenaamde turbo-liquidatie). Afgesproken is dat de uitspraak om die reden wordt aangehouden.
Op 14 juli 2021 heeft aangeefster de griffier telefonisch bericht dat die mogelijkheid nog steeds in onderzoek is.
Op 14 juli 2021 heeft de rechtbank per e-mailbericht aan aangeefster bericht de uitspraak nader aan te houden, waarbij aangeefster tot 17 augustus 2021 in de gelegenheid is gesteld de mogelijkheden van een turbo-liquidatie door aangeefster te laten onderzoeken en dat, als het verzoek niet wordt ingetrokken, op 24 augustus 2021 uitspraak zal worden gedaan.
Op 19 augustus 2021 heeft aangeefster per e-mailbericht aan de griffier bericht dat de benodigde documentatie teneinde de vennootschap te kunnen ontbinden is verzonden aan de Kamer van Koophandel.
Op 20 augustus 2021 heeft de rechtbank per e-mailbericht aan aangeefster bericht de uitspraak nader aan te houden, waarbij aangeefster tot 27 augustus 2021 in de gelegenheid is gesteld de stand van zaken daaromtrent te melden en voorts is bericht dat, als het verzoek niet wordt ingetrokken, op 31 augustus 2021 uitspraak zal worden gedaan.
Van verzoekster is geen nader bericht ontvangen.

2.De beoordeling

Uit de overgelegde stukken, alsmede het verhandelde ter zitting is voldoende duidelijk geworden dat aangeefster verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen. In zoverre is voldaan aan de in de Faillissementswet gestelde eisen om op eigen aangifte in staat van faillissement te worden verklaard. Dat neemt evenwel niet weg dat het faillissement strekt tot vereffening van het vermogen ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers en dat daarom tevens van belang is of sprake is van vermogen.
De bestuurder heeft in dit verband, in aanvulling op de ‘verklaring eigen aangifte’ verklaard dat de onderneming niet over enige bate beschikt. Er is geen sprake van debiteuren, er zijn geen (on)roerende zaken, er is geen sprake is van een bedrijfspand of personeel, en de bedrijfsactiviteiten zijn inmiddels geruime tijd gestaakt. Evenmin zijn er, gelet op het verhandelde ter zitting en de overgelegde stukken, op dit moment aanwijzingen dat andere baten te verwachten zijn (bijvoorbeeld door aansprakelijkheid van de bestuurder).
Er is derhalve naar verwachting geen te executeren vermogen. Dat, gevoegd bij het feit dat gesteld noch gebleken is dat belangen van derden (zoals werknemers) betrokken zijn, betekent dat te verwachten is dat een curator vanwege een gebrek aan baten en de oplopende faillissementskosten het faillissement ex artikel 16 Fw zo snel mogelijk zal voordragen voor opheffing. Aangeefster zal dan door die opheffing worden ontbonden (artikel 2:19, eerste lid sub c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). In dat geval zal de schuldenlast van aangeefster alleen maar zijn toegenomen als gevolg van de werkzaamheden van de curator.
Daar staat tegenover dat aangeefster – in de regel door een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders – mogelijk op grond van artikel 2:19 lid 1 BW kan worden ontbonden. Ingevolge artikel 2:19 lid 4 BW houdt de rechtspersoon die op het tijdstip van zijn ontbinding geen baten meer heeft, alsdan op te bestaan. In dat geval doet het bestuur daarvan opgaaf aan de registers waar de rechtspersoon is ingeschreven. Het is vervolgens aan (een van) de crediteuren om - in het kader van een eventueel verzoek tot faillietverklaring - aannemelijk te maken dat er toch baten zijn en dat hij/zij bij vereffening (enige) betaling zou(den) hebben ontvangen.
Onder deze omstandigheden heeft aangeefster onvoldoende belang bij het verzoek tot faillietverklaring.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart [naam 1] niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is op 31 augustus 2021 gegeven door mr. F. Damsteegt-Molier, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Mulder, griffier. [1]

Voetnoten

1.