In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is een bevoegdheidsincident aan de orde. ECT Delta Terminal B.V. heeft een regresvordering ingesteld tegen COSCO Europe Maritime Inc. naar aanleiding van een ongeval dat plaatsvond op 19 december 2012, waarbij een werknemer van ECT, de heer [persoon A], gewond raakte tijdens laad- en loswerkzaamheden aan boord van het containerschip [naam vaartuig]. ECT stelt dat de bemanning van het schip nalatig is geweest door het schip niet op te ruimen, waardoor de heer [persoon A] over rondslingerend gereedschap struikelde en viel. ECT vordert dat de rechtbank Cosco verplicht om bij te dragen in de kosten die ECT heeft gemaakt voor de schadevergoeding aan de heer [persoon A].
COSCO heeft zich verweerd door te stellen dat de rechtbank onbevoegd is, omdat de regresvordering geen vordering uit onrechtmatige daad zou zijn en het schadebrengende feit zich niet in Nederland heeft voorgedaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering van ECT wel degelijk een vordering uit onrechtmatige daad betreft, omdat het onrechtmatig handelen van de bemanning van het schip de directe oorzaak is van de schade aan de heer [persoon A].
De rechtbank heeft de incidentele vordering van COSCO afgewezen en geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan. COSCO is veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 844,50. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 september 2021.