Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 23 februari 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het vonnis van 6 mei 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief zijdens [eiser] van 22 juni 2021, met producties;
- de brief zijdens Overmeer van 30 juni 2021, met producties;
- de brief zijdens [eiser] van 2 juli 2021, met productie;
- de brief zijdens [eiser] van 5 juli 2021, met productie;
- de brief zijdens [eiser] van 9 juli 2021, met productie;
- de pleitaantekeningen zijdens [eiser];
- de ter zitting zijdens [eiser] overgelegde ‘reactie op de CvA hoofdstuk 3’;
- de pleitnota zijdens Overmeer.
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
alle componenten die intrinsiek samenhangen met de taken die hem in zijn arbeidsovereenkomst zijn opgedragen en waarvoor hij in het kader van zijn globale beloning een financiële vergoeding ontvangt’.
vanwege het uitzonderlijke en onvoorspelbare karakter ervan, vergoedingen voor gemaakte overuren in beginsel geen deel uitmaken van het gewone loon waarop de werknemer tijdens de in artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/88 bedoelde jaarlijkse vakantie met behoud van loon aanspraak kan maken’. Volgens het HvJ EU moet de vergoeding voor overuren echter wel meegeteld worden voor het gewone loon wanneer ‘
de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen van de werknemer vergen dat hij op regelmatige basis overuren maakt, en de vergoeding daarvan een belangrijk onderdeel vormt van de totale vergoeding die hij voor zijn beroepsactiviteit ontvangt’. Achtergrond hiervan is dat voorkomen moet worden dat een werknemer zijn jaarlijks betaalde verlof niet opneemt, omdat hij daarvan financieel nadeel zou kunnen ondervinden.
- de gemaakte overuren voortvloeien uit een verplichting op grond van de arbeidsovereenkomst;
- de werknemer op regelmatige basis overuren maakt en;
- de vergoeding van de overuren een belangrijk onderdeel vormt van de totale vergoeding die de werknemer voor zijn beroepsactiviteit ontvangt.
weitgehend vorhersehbar und gewöhnlich” overwerk. Gelet op de wijze van formulering komt het de kantonrechter echter voor dat de woorden
vorhersehbaren
gewöhnlichtwee elkaar aanvullende elementen zijn die niet los van elkaar kunnen worden gezien en dat in de Nederlandse vertaling die twee elementen zijn samengevoegd in de woorden “op regelmatige basis”. Ook als deze twee woorden elkaar niet aanvullen, dan is gelet op het feit dat het overwerk werd ingeroosterd voldaan aan de voorwaarde dat het overwerk
(weitgehend) vorhersehbarwas, terwijl uit het onder 4.7 overwogene voortvloeit dat sprake was van overwerk dat
(weitgehend) gewöhnlichis.
5..De beslissing
- € 109,71 aan dagvaardingskosten;
- € 240,- aan griffierecht;
- € 746,- aan salaris voor de gemachtigde;