In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 september 2021, gaat het om een huurovereenkomst tussen Stichting Woonstad en een gedaagde. De gedaagde huurt een woning van Woonstad en stelt dat er ernstige vocht- en schimmelvorming in de woning aanwezig is. Woonstad vordert betaling van achterstallige huur, terwijl de gedaagde herstel van de gebreken en huurprijsvermindering eist. De kantonrechter heeft eerder een deskundige benoemd om de situatie te onderzoeken. De deskundige heeft vastgesteld dat de vocht- en schimmelproblemen voor 80% aan Woonstad te wijten zijn en voor 20% aan het gedrag van de gedaagde. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde recht heeft op een huurprijsvermindering van 25% vanaf 17 maart 2019 tot het moment waarop de gebreken zijn hersteld. Daarnaast wordt Woonstad veroordeeld om voor 1 december 2021 de noodzakelijke herstelwerkzaamheden uit te voeren en een schadevergoeding van € 1.500,00 aan de gedaagde te betalen. Woonstad wordt als de in het ongelijk gestelde partij beschouwd en moet de proceskosten vergoeden.