ECLI:NL:RBROT:2021:8492

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
10/750163-17, 10/750341-16, 10/751105-20, 10/750176-19, 10/751101-20, 10/750017-19, 10/751100-20, 10/751103-20, 10/750523-19, 10/135097-21, 10/134968-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op onderzoekswensen in strafzaken met meerdere verdachten

Op 24 augustus 2021 vond in de Rechtbank Rotterdam een openbare terechtzitting plaats in een complexe strafzaak met meerdere verdachten, waarbij de rechtbank besliste over verschillende onderzoekswensen. De voorzitter, mr. J.L.M. Boek, leidde de zitting, waarbij de rechters mrs. J.C. Tijink en E. IJspeerd aanwezig waren. De officieren van justitie, mr. E.V.J. Pols en R. Terpstra, presenteerden de zaken tegen de verdachten, die niet allemaal aanwezig waren. De rechtbank behandelde verzoeken van de verdediging om getuigen te horen, waarbij de nieuwe maatstaf van de Hoge Raad omtrent getuigenverzoeken werd toegepast. De rechtbank wees verschillende verzoeken toe, waaronder het horen van getuigen die belastende verklaringen hadden afgelegd. De zitting werd onderbroken voor beraad, waarna de rechtbank haar beslissingen bekendmaakte. De zaken werden geschorst tot de volgende zitting op 20 mei 2022, met een aantal vervolgdata in juni 2022. De rechtbank benadrukte het belang van een eerlijk proces en de noodzaak om relevante getuigen te horen, waarbij de rechten van de verdediging gewaarborgd moesten blijven.

Uitspraak

Rechtbank RotterdaM
Team straf 1
Parketnummers: 10/750163-17, 10/750341-16, 10/751105-20, 10/750176-19, 10/751101-20,
10/750017-19, 10/751100-20, 10/751103-20, 10/750523-19, 10/135097-21 en 10/134968-21
Proces-verbaalvan de openbare terechtzitting van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2021.
Tegenwoordig als:
voorzitter mr. J.L.M. Boek,
rechters mrs. J.C. Tijink en E. IJspeerd,
officieren van justitie mr. E.V.J. Pols en R. Terpstra,
griffier R. Meulendijk.
De zaken tegen na te noemen verdachten worden uitgeroepen.
De verdachten, genaamd
[verdachte 1]

[verdachte 2]

[verdachte 3]
;
[verdachte 4]
;
[verdachte 5]
;
[verdachte 6]
[verdachte 7]

[verdachte 8]

;
[verdachte 9]
[verdachte 10]

[verdachte 11]

,
zijn
niet verschenen.
Als raadsvrouw van zowel de verdachte [verdachte 1] als de verdachte [verdachte 9] is aanwezig
mr. L.A. Sjadijeva, namens mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.
Als raadsvrouw van de verdachte [verdachte 2] is aanwezig mr. A.M.D. Naarden, namens
mr. R. Heemskerk, advocaat te Den Haag.
Als raadsman van de verdachte [verdachte 3] is aanwezig mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.
Als raadsvrouw van de verdachte [verdachte 4] is aanwezig mr. L. Huigsloot, namens
mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam.
Als raadsman van de verdachte [verdachte 5] is aanwezig mr. J.S.W. Boorsma, advocaat te Amsterdam.
Als raadsman van de verdachte [verdachte 7] is aanwezig mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.
Als raadsman van de verdachte [verdachte 8] is aanwezig mr. J.C. Spigt, advocaat te Rotterdam.
Als raadsvrouw van de verdachte [verdachte 11] is aanwezig mr. A.M.D. Naarden, advocaat te Den Haag.
De raadslieden verklaren ieder door de hun niet verschenen cliënt(en) uitdrukkelijk te zijn gemachtigd deze op de terechtzitting te verdedigen. De voorzitter deelt mede dat de rechtbank daarmee instemt. Allen, met uitzondering van mr. Boorsma, verklaren dat hun client op de hoogte is van de zitting.
De raadsvrouw van de verdachte [verdachte 6] , mr. K.C. van de Wijngaard, advocaat te Rotterdam, is niet aanwezig.
In dit proces-verbaal zijn verklaringen en mededelingen steeds zakelijk weergegeven.
De zaken van opgenoemde verdachten worden gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld. Voor zover hetgeen hieronder is weergegeven niet rechtstreeks betrekking heeft op een verdachte, is het een relaas van hetgeen in zijn tegenwoordigheid is voorgevallen.
De officier van justitie mr. Polsdraagt de zaken onder bovenvermelde parketnummers voor en vordert, overeenkomstig artikel 282, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat het onderzoek in deze zaken tot 20 mei 2021 wordt geschorst. De officier van justitie deelt in dit verband mede:
Indien uw rechtbank komt tot toewijzing van de nog te bespreken onderzoekswensen, stel ik voor de zaken halfopen te verwijzen naar de rechter-commissaris.
Het openbaar ministerie is voornemens om in de zaak tegen de verdachte [verdachte 4] ten aanzien van hetzelfde feitencomplex een parallelle dagvaarding uit te brengen, vanwege het zich niet houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme.
Wij zullen voor de komende jaarwisseling nog een totaaloverzicht van het beslag verstrekken.
Er is nog nader onderzoek naar correspondentie te verrichten.
Ik verzoek uw rechtbank in de zaken tegen de verdachten [verdachte 10] en [verdachte 6] verstek te verlenen.
De officier van justitie mr. Polsvordert dat de tenlasteleggingen in de zaken tegen de verdachten [verdachte 1] en [verdachte 8] worden gewijzigd. Hij legt daartoe de respectievelijke vorderingen over.
De raadsvrouw mr. Sjadijevaverklaart geen bezwaar te hebben tegen de wijziging van de tenlastelegging in de zaak tegen de verdachte [verdachte 1] .
De raadsman mr. Spigtverklaart geen bezwaar te hebben tegen de wijziging van de tenlastelegging in de zaak tegen de verdachte [verdachte 8] .

De voorzitter deelt mede dat de rechtbank de vorderingen toewijst.

De vorderingen zijn aan dit proces-verbaal gehecht en maken daarvan deel uit.
De griffierreikt door hem gewaarmerkte afschriften van de wijzigingen aan de respectievelijke raadslieden uit, waarna het onderzoek met toestemming de raadslieden wordt voortgezet.
De voorzitterdeelt mede dat de rechtbank verstek verleent tegen de niet verschenen verdachten [verdachte 10] en [verdachte 6] .

De raadsvrouw mr. Huigsloot deelt mede:

Onder verwijzing naar de brief van 20 augustus 2021 van mr. Kuster aan uw rechtbank en de officieren van justitie, persisteer ik in het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak tegen cliënt [verdachte 4] .

De officier van justitie mr. Terpstra deelt mede:

In reactie op het verzoek tot aanhouding in de zaak tegen de verdachte [verdachte 4] , heeft het openbaar ministerie in de berichtenwisseling daaromtrent het standpunt ingenomen dat het verzoek afgewezen dient te worden. Dit standpunt wijzigt niet. Er zijn geen nieuwe argumenten aangevoerd. De twee tenlastegelegde feiten betreffen één overzichtelijk feitencomplex.
Een halfopen verwijzing naar de rechter-commissaris laat altijd de mogelijkheid tot aanvullend onderzoek - bijvoorbeeld het horen van getuigen - open. De onderzoekswensen zoals mr. Kuster heeft geformuleerd zijn helder.

De voorzitter onderbreekt het onderzoek voor beraad.

Na hervatting van het onderzoek deelt
de voorzittermede dat de rechtbank als volgt beslist.
Het verzoek tot aanhouding van de zaak tegen de verdachte [verdachte 4] wordt afgewezen. De raadsvrouw mr. Kuster heeft de in haar brief van 20 augustus 2021 tevens onderzoekswensen goed geformuleerd.
Zoals de officier van justitie aangaf, volgt er nog een parallelle dagvaarding ten aanzien van hetzelfde feitencomplex, hetgeen tot nadere onderzoekswensen kan leiden, waarop de rechter-commissaris kan beslissen.

De raadsman mr. Spigt deelt mede:

Op 20 september aanstaande wordt de medeverdachte [verdachte 1] nog in de zaak tegen cliënt bij de rechter-commissaris gehoord. Mijn vraag aan het openbaar ministerie is of er voor die tijd nog een bewijsmiddelenoverzicht wordt verstrekt. Daarnaast ben ik wel benieuwd of er al duidelijkheid is over de agenda voor de inhoudelijke behandeling.

De voorzitter deelt mede:

Over de inrichting van de inhoudelijke behandeling is nog niets bekend. Daar zal ik de komende dagen over nadenken en zo mogelijk, onder de nodige voorbehouden, over berichten.

De officier van justitie mr. Terpstra deelt mede:

Er is door ons een binder ‘onderzoek fase rc’ samengesteld. Die is, in het kader van de transparantie, in alle zaken gevoegd.

De voorzitter deelt mede:

De data van de inhoudelijke behandeling zijn 20, 23, 25, 30 mei, 1, 3 en 8 juni 2022. Deze data zijn met alle raadslieden afgestemd.
De raadsman mr. De Leonvoert het woord tot verdediging in de zaak tegen de verdachte [verdachte 3] overeenkomstig de door hem per e-mail toegezonden pleitnotities. De pleitnotities zijn aan dit proces-verbaal zijn gehecht en maken daarvan deel uit.

De raadsman mr. De Leon deelt vervolgens mede:

Er wordt een verdenking jegens cliënt neergelegd en daar heeft hij over verklaard. Hij heeft verwezen naar het bedrijf in Suriname. Die mensen daar blijken te zijn gehoord, daar wist ik aanvankelijk niets van. Zij verklaarden het geld van cliënt te hebben ontvangen met de bedoeling het giraal door te zetten. Dat klopt niet volgens cliënt. Die verklaringen kunnen voor het bewijs worden gebruikt. Wij willen die verklaringen toetsen.
De raadsvrouw mr. Huigslootvoert het woord tot verdediging in de zaak tegen de verdachte [verdachte 4] overeenkomstig de door mr. Kuster toegezonden brief van 20 augustus 2021. Deze brief is aan dit proces-verbaal gehecht en maakt daarvan deel uit.

De raadsman mr. Boorsma deelt mede:

In een café in Amsterdam waar ik weleens kom, zitten altijd dezelfde, verschillende typen mensen. Je voert daar eigenlijk altijd dezelfde gesprekken. Dat gevoel krijg ik ook bij dit dossier. Ik voer steeds hetzelfde gesprek, omdat ik ook vandaag persisteer in mijn eerdere onderzoekswensen. Ik meen dat de rechter-commissaris en de raadkamer veel te streng zijn geweest in het standpunt dat als een verdachte niet wil verklaren er geen onderzoekswensen worden toegewezen.
De raadsman mr. Van Gestelvoert het woord tot verdediging in de zaak tegen de verdachte [verdachte 7] overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities. De pleitnotities zijn aan dit proces-verbaal zijn gehecht en maken daarvan deel uit.
De raadsvrouw mr. Naardenvoert het woord tot verdediging in de zaak tegen de verdachte [verdachte 2] :
Ik heb nog één onderzoekswens, het horen van de medeverdachte [verdachte 10] als getuige. [verdachte 10] heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen op de vraag naar de door cliënt opgemaakte inkomstenverklaring.
De raadsvrouw mr. Naardenvoert het woord tot verdediging in de zaak tegen de verdachte [verdachte 11] :
In deze zaak verzoek ik de medeverdachte [verdachte 2] als getuige te horen. Op basis van welke gegevens is de inkomensverklaring opgemaakt, hoe verhoudt dat zich tot de gegevens die later zijn gebruikt bij de aangifte omzetbelasting?
Ik verzoek het geluidsfragment van het uitgewerkte tapgesprek in deze zaak op een gegevensdrager beschikbaar te krijgen. Dit gesprek wordt door het openbaar ministerie als belastend geduid, maar cliënt herinnert zich het gesprek niet. Ik wil bezien dan wel uitsluiten dat de uitwerking van het gesprek nuance of verbetering behoeft.

De gerechtsbode meldt dat de verdachte [verdachte 10] is verschenen.

De voorzitter doet de verdachte voor zich verschijnen.

De verdachte antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd

[verdachte 10]

De verdachte [verdachte 10] verklaart:

Ik heb een nieuw adres, te weten [adres] . De postcode weet ik niet.

Opmerking griffier:

Het door de verdachte [verdachte 10] opgegeven adres lijkt niet te bestaan. Er is wel een [adres] , waarvan de postcode [postcode] luidt.
De voorzitterdeelt mede dat de rechtbank het tegen de verdachte [verdachte 10] verleende verstek vervallen verklaart.
De voorzittervermaant de verdachte [verdachte 10] oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede, dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
De officier van justitie mr. Polsdraagt de zaak tegen de verdachte [verdachte 10] voor en vordert, overeenkomstig artikel 282, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat het onderzoek in de zaak tegen de verdachte tot 20 mei 2021 wordt geschorst.

De voorzitter deelt mede:

Vandaag wordt uw zaak nog niet inhoudelijk behandeld. De zitting van vandaag is bedoeld voor het bespreken van onderzoekswensen.
De vraag is of u mensen als getuigen zou willen laten oproepen. De rechtbank denkt dat u daar de bijstand van een advocaat goed bij kunt gebruiken.

De verdachte [verdachte 10] verklaart:

Mijn Nederlands is niet goed, ik wil een tolk in de Arabische taal.

De voorzitter deelt mede:

De rechtbank vindt dat u zowel een advocaat als een tolk nodig heeft. Voor de volgende zitting zal een tolk Arabisch opgeroepen worden. U zult tevens een advocaat toegevoegd krijgen. Zo nodig wordt er contact met u gezocht via uw e-mailadres
[e-mailadres]

De officier van justitie mr. Terpstra deelt mede:Ik geef uw rechtbank in overweging de zaak tegen de verdachte [verdachte 10] geheel open te verwijzen naar de rechter-commissaris voor een regiezitting aldaar.

De voorzitter deelt mede:

De rechtbank is het daarmee eens.
De
zaak tegen de verdachte [verdachte 10] wordt verwezen naar de rechter-commissarisbelast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, ten behoeve van regie en zo nodig daaruit voortvloeiend het horen van een of meer getuigen en voorts om de onderzoekshandelingen te verrichten die door de rechter-commissaris noodzakelijk worden geacht.
Het
onderzoek in de zaak tegen de verdachte [verdachte 10] wordt geschorst
tot de terechtzitting op 20 mei 2022 te 09.00 uuren de daarop volgende zittingsdagen op 23, 25, 30 mei, 1, 3 en 8 juni 2022.

Aan de verdachte [verdachte 10] dient een raadsman/-vrouw te worden toegewezen.

Tegen de nadere terechtzitting dienen te worden opgeroepen:
  • de verdachte, met verstrekking van een afschrift van de oproeping aan de (toe te wijzen) raadsman/-vrouw;
  • een
De voorzitteronderbreekt het onderzoek in de zaken tegen de overige verdachten voor korte duur.
Na hervatting van het onderzoek deelt
de officier van justitie mr. Terpstramede:
In de zaak tegen de verdachte [verdachte 2] is verzocht de medeverdachte [verdachte 10] als getuige te horen. Wij zien het belang daartoe en menen dat het verzoek kan worden toegewezen. Zo ook wat betreft verzoek tot het horen van de medeverdachte [verdachte 2] als getuige in de zaak tegen de verdachte [verdachte 11] .
De raadsvrouw mr. Naarden heeft in de zaak tegen de verdachte [verdachte 11] verzocht om het geluidsfragment van het uitgewerkte tapgesprek. Het verstrekken van tapgesprekken aan de verdediging is in een groot aantal zaken al gebeurd. In de zaak tegen de verdachte [verdachte 11] zijn geen bijzondere opsporingsbevoegdheden gebruikt, maar de raadsvrouw kan zich met ons verstaan en dan zullen wij het verzochte gesprek verstrekken.
De raadsman mr. De Leon heeft verzocht vier getuigen die zich in Suriname bevinden te horen. In het horen van [getuige 1] en [getuige 2] zien wij een redelijk belang.
[getuige 3] en [getuige 4] zijn al eerder gehoord. Het is ons niet duidelijk wat het verdedigingsbelang is dat met het horen van deze getuigen gemoeid is.
In onze brief aan de raadsman van 12 augustus jl. hebben wij het kader van witwassen uiteengezet. We hebben het hier over de vennootschap [onderneming 1] , een Nederlandse vennootschap die het appartement aan de [adres] bezit en exploiteert. Wat ligt er dan meer voor de hand dan dat die vennootschap inzage geeft in administratie en jaarcijfers? Waarom zou iemand als [getuige 3] daar als getuige iets aan kunnen toevoegen? Het openbaar ministerie verzet zich tegen het horen van [getuige 3] en [getuige 4] als getuigen. Het ligt op de weg van zowel de vennootschap als de verdachte [verdachte 3] om een redelijke verklaring te geven.
In de zaak tegen de verdachte [verdachte 4] zien wij redenen om het verzoek tot het horen van [getuige 5] als getuige toe te wijzen. De verklaring van [getuige 6] heb ik zojuist per e-mail toegezonden. Het openbaar ministerie erkent dat die verklaring ook in het dossier [adres] had moeten worden gevoegd. Dit gebeurt alsnog.
Wat betreft de correspondentie en de deken zijn er geen gegevens in het kader van het opsporingsonderzoek uitgewisseld. Het betreft interne correspondentie, een andere kwestie betreffende, niet plaatsvindende in het kader van het opsporingsonderzoek. Ik verzet mij tegen verstrekking van die correspondentie. Het gaat om gedragingen die tijdens het opsporingsonderzoek zijn waargenomen. Het was in het belang van de rechtsorde en de integriteit van de advocatuur dat de deken daarvan op de hoogte werd gesteld. Het openbaar ministerie heeft om die reden opsporingsstukken aan de deken verstrekt. Het openbaar ministerie heeft geen tuchtklacht ingediend, de deken was als bezig met een eigen onderzoek.
Het staat de verdachte [verdachte 4] vrij om contact op te nemen met de deken en dan aan het dossier toe te voegen wat hij passend vindt.
De informatie omtrent de afdoening inzake [betrokkene 1] zal aan de verdediging worden verstrekt. Tijdig voor de inhoudelijke behandeling zal het openbaar ministerie een overzicht van de afdoening van zaken tegen verdachten die niet zijn gedagvaard verstrekken. De zaak tegen [betrokkene 1] is bijna afgewikkeld. Een bedrag zal worden overgemaakt, uit mijn hoofd
€ 53.000, zonder verdere voorwaarden.
Voor zover er nog behoefte is aan geluidsopnamen van gesprekken, zal het openbaar ministerie die verstrekken.
De raadsman Van Gestel heeft in de zaak tegen de verdachte [verdachte 7] verzocht om [getuige 8] als getuige te horen. Dit verzoek is goed onderbouwd en kan wat ons betreft worden toegewezen. De adresgegevens van [getuige 8] zijn niet verstrekt, daartoe zal een bijzondere inspanning moeten worden verricht. Ik vraag de verdediging daaraan mee te werken. Wij zullen in ieder geval ons best doen.
De raadsman mr. Boorsma heeft de in de zaak tegen de verdachte [verdachte 5] reeds afgewezen onderzoekswensen herhaald. Ik refereer aan de brief van het openbaar ministerie aan de raadsman van 12 augustus jl. De verdediging meent belang te hebben bij het horen van de enorme lijst aan getuigen, maar de bal ligt met nadruk op de helft van de verdachte [verdachte 5] en de vennootschappen.
Ik zie wel termen om de getuige [getuige 7] te horen.

De voorzitter deelt mede:

Het is interessant wat de Hoge Raad zegt ten aanzien van getuigenverzoeken. Een belastende verklaring is elke verklaring die tot bewijs kan dienen. Is het dan het standpunt van het openbaar ministerie dat de verklaringen van de verzochte getuigen niet tot het bewijs kunnen meewerken?

De officier van justitie mr. Terpstra deelt hierop mede:

De overige door de raadsman mr. Boorsma hebben in die zin geen enkele relatie tot het verwijt. Ik zie niet in hoe verklaringen van die getuigen voor het bewijs zouden kunnen worden gebezigd.
Het openbaar ministerie vindt dat alle raadslieden de mogelijkheid moeten krijgen aan te sluiten bij de getuigenverhoren in alle zaken. Wij zullen alle verhoren voegen in alle dossiers.

De raadsman mr. De Leon deelt mede:

Ik persisteer in hetgeen ik heb verzocht.
De officieren van justitie hebben het in hun brief van 12 augustus jl. over een ernstig vermoeden en geven daar een onderbouwing voor. Ik ben van mening dat die onderbouwing niets zegt over een ernstig vermoeden. Cliënt heeft een verklaring afgelegd en die verklaring is verifieerbaar en zo nodig falsifieerbaar door het openbaar ministerie. Cliënt hoeft niet zijn onschuld aan te tonen op het moment dat hij ontkent.
Als mijn verzoek tot het horen van de getuige [getuige 3] wordt afgewezen, zie ik wel in het vonnis wat daarmee gebeurt.

De raadvrouw mr. Huigsloot deelt mede:

De positie van cliënt als advocaat is vrij uitzonderlijk. Dwangmiddelen, observaties en tapgesprekken gaan in het geval van een advocaat redelijk ver. Stukken waaruit blijkt wat de deken daarvan vond, zijn dan ook relevant en noodzakelijk voor de verdediging.

De voorzitter merkt op:

Het lijkt om andere stukken te gaan.

De officier van justitie mr. Terpstra deelt mede:

Vorige week is de beslissing van de rechter-commissaris ex artikel 126aa van het Wetboek van Strafvordering aan het dossier [verdachte 4] toegevoegd. Daar zit niet de correspondentie met de deken bij.

De officier van justitie mr. Pols deelt mede:

Er is ook correspondentie met de deken geweest over deze procedure, die stukken zitten bij de vordering ex artikel 126aa van het Wetboek van Strafvordering.

De raadsvrouw mr. Huigsloot deelt mede:

Ik persisteer.

De raadsman mr. Boorsma deelt mede:

Het openbaar ministerie presenteert het geheel als een kleine, overzichtelijke zaak; een soort madurodamisering van dit onderzoek. Maar zo is het niet. Cliënt wordt afgeschilderd als een grote speler op de achtergrond. Er zijn echter tegenstrijdige aanwijzingen. Is hij een stroman, een katvanger of onschuldig? Het openbaar ministerie komt met het
4-stappenplan, maar ik meen dat het niet aan cliënt is om zelf het bewijs te verschaffen.
Aan de opgegeven getuigen moeten vragen gesteld kunnen worden, of al die aannames van het openbaar ministerie wel kloppen.
De voorzitterkondigt aan het onderzoek voor beraad te onderbreken en om 16.30 uur de beslissingen van de rechtbank mede te delen.

De voorzitter onderbreekt het onderzoek.

Na hervatting van het onderzoek constateert
de voorzitterdat zijn verschenen de officier van justitie mr. Pols en de raadsman mr. Boorsma.
In het onderhavige onderzoek Spaniel heeft de verdediging in een eerder stadium onderzoekswensen ingediend bij de rechter-commissaris. Op 13 november 2020 heeft een regiebijeenkomst plaatsgevonden. De rechter-commissaris heeft onderzoekwensen toegewezen en ook afgewezen. In enkele zaken heeft de verdediging bij de raadkamer bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de rechter-commissaris. De raadkamer heeft het ene bezwaar gegrond verklaard, het andere ongegrond en weer een ander niet-ontvankelijk. Bij deze stand van zaken zou de rechtbank zich in deze regiezitting in beginsel slechts hebben gebogen over nieuwe verzoeken of herhaalde verzoeken in die zaken waar relevante aanvullende stukken aan het dossier zijn toegevoegd, ware het niet dat de Hoge Raad de maatstaf omtrent de beslissing op verzoeken tot het horen van getuigen op 20 april 2021 ECLI:NL:HR:2021:576 heeft aangescherpt.
Thans heeft het volgende te gelden.
2.8
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496 op hoofdlijnen uiteengezet op welke wijze de op grond van het Wetboek van Strafvordering geldende regels over het oproepen dan wel horen van door de verdediging opgegeven getuigen moeten worden uitgelegd. In aanvulling daarop heeft de Hoge Raad in het onder 2.2 weergegeven arrest van 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015 uiteengezet welke eisen gelden met betrekking tot de onderbouwing van verzoeken van de verdediging tot het oproepen en horen van getuigen. De uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin geeft aanleiding die eisen bij te stellen waar het gaat om getuigen die een verklaring met een belastende strekking hebben afgelegd.
2.9.1
De motiveringsplicht die in het genoemde arrest van 4 juli 2017 door de Hoge Raad is geformuleerd, houdt in dat de verdediging ten aanzien van iedere door haar opgegeven getuige moet toelichten waarom het horen van deze getuige van belang is voor enige in de strafzaak op grond van artikel 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Aan dit motiveringsvereiste ligt ten grondslag dat de rechter in staat wordt gesteld de relevantie van het verzoek te beoordelen, mede in het licht van de onderzoeksbevindingen zoals deze zich op het moment van het verzoek in het dossier bevinden. Ook draagt dat vereiste eraan bij dat de rechter zo vroegtijdig mogelijk het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM bij de beoordeling van het verzoek kan betrekken.
2.9.2
De uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin heeft tot gevolg dat in bepaalde gevallen het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld, zodat van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang mag worden verlangd. Dat is aan de orde als het verzoek betrekking heeft op een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al - in het vooronderzoek of anderszins - een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. Het gaat dan om een verklaring die door de rechter voor het bewijs van het tenlastegelegde feit zou kunnen worden gebruikt of al is gebruikt. Daarvan is in ieder geval sprake als de rechter in eerste aanleg een verklaring van een getuige voor het bewijs heeft gebruikt, en de verdediging in hoger beroep het verzoek doet deze getuige op te roepen en te (doen) horen.
Als maatstaf heeft naar het oordeel van de rechtbank derhalve te gelden dat door de verdediging verzochte getuigen die in het voorbereidend onderzoek belastend hebben verklaard, dienen te worden gehoord althans daartoe te worden opgeroepen. Voorts kan de verdediging bij afwijzing van een verzoek in haar belangen zijn geschaad als een verzochte getuige in rechtstreeks verband staat met een ten laste gelegd feit, bijvoorbeeld omdat hij expliciet of impliciet als mededader op de tenlastelegging staat.
De verdediging is ook in haar belangen geschaad als andere, door de verdediging verzochte getuigen, niet worden gehoord in het geval deze getuigen een alternatief scenario kunnen onderbouwen. Voorwaarde is wel dat de verdediging dit alternatieve scenario presenteert.
Ten slotte is de verdediging niet in haar belangen geschaad bij het afzien van het horen van de verzochte getuige als de verklaring redelijkerwijs niet kan bijdragen aan enige door de rechtbank te nemen beslissing als bedoeld in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015).
De voorzitterdeelt mede dat de rechtbank op grond van de nieuwe maatstaf zich over alle onderzoekswensen heeft gebogen en als volgt heeft beslist.
In de zaak tegen [verdachte 2]
De raadsvrouw heeft verzocht [verdachte 10] als getuige te horen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdediging belang heeft bij het horen van deze getuige.
Onder 15 is ten laste gelegd het valselijk opmaken van een inkomensverklaring ten name van [verdachte 10] . Hoewel de getuige niet belastend heeft verklaard, kan, omdat de getuige in de tenlastelegging wordt genoemd en gelet op het standpunt van de officier van justitie, naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat de verdediging bij het afzien van het horen van deze getuige niet in haar belangen is geschaad.
Het verzoek wordt toegewezen.
In de zaak tegen [verdachte 3]
De raadsman heeft verzocht [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen te horen.
Uit het (aanvullend) zaaksdossier [adres] blijkt dat beiden hebben verklaard dat zij de verdachte een lening hebben verstrekt en dat de verdachte hen het geld van die lening contant heeft gegeven. Dit zijn belastende verklaringen. De verdediging heeft daarom belang bij het horen van [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen. Deze verzoeken worden toegewezen.
De raadsman heeft voorts verzocht [getuige 3] en [getuige 4] als getuigen te horen.
De officier van justitie ziet geen verdedigingsbelang dat met het horen van deze getuigen zou zijn gemoeid.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek ten aanzien van [getuige 3] dient te worden afgewezen. De getuige heeft, voor zover de rechtbank in het dossier kon nagaan, in het voorbereidende onderzoek geen verklaring afgelegd. De verdediging heeft geen alternatief (ontlastend) scenario geschetst. Nu ook overigens kan worden aangenomen dat de getuige redelijkerwijs niet kan verklaren omtrent enige beslissing in de zin van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, is onduidelijk gebleven waarom [getuige 3] zou moeten worden gehoord.
Ten aanzien van [getuige 4] heeft de raadsman gesteld dat bij haar de verklaring van haar echtgenoot zou kunnen worden geverifieerd. Nu de precieze betekenis van dat verifiëren in het midden is gebleven, kan worden aangenomen dat de verdediging niet in haar belangen is geschaad bij het afzien van het horen van deze getuige bij de huidige stand van het onderzoek, nu zij in het voorbereidende onderzoek niet heeft verklaard, er geen alternatief scenario is geschetst en ook overigens kan worden aangenomen dat de getuige redelijkerwijs niet kan verklaren omtrent enige beslissing in de zin van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
In de zaak tegen [verdachte 4]
De verdachte wordt onder 1 ten laste gelegd kort gezegd het witwassen van € 201.500.
De verdediging heeft verzocht de heer [getuige 5] als getuige te horen. [getuige 5] is aangehouden met een geldbedrag van € 201.500 in zijn auto. Door de politie wordt [getuige 5] omschreven als contactpersoon tussen de hoofdverdachte [verdachte 2] en de verdachte [verdachte 4] . De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdediging belang heeft bij het horen van deze getuige.
De verdediging heeft, gelet op de hierboven geformuleerde uitgangspunten en gelet op hetgeen daartoe is aangevoerd, belang bij het horen van [getuige 5] als getuige. Het verzoek wordt toegewezen.
De raadsvrouw heeft (andermaal) verzocht de correspondentie die zou zijn gevoerd tussen het openbaar ministerie en de deken van de Orde van Advocaten aan het dossier toe te voegen.
In de vordering van de officier van justitie ex artikel 126aa lid 2 van het Wetboek van Strafvordering van 13 mei 2019 overweegt de officier van justitie dat hij op 6 mei 2019 advies heeft ingewonnen bij de deken van de Orde van Advocaten te Rotterdam,
mr. P. Hanenberg. Blijkens het proces-verbaal van de rechter-commissaris van de regiebijeenkomst op 13 november 2020 (p. 7) heeft de officier van justitie toegezegd deze stukken in het dossier te voegen. De raadsvrouw heeft gesteld dat deze stukken niet in haar bezit zijn en de officier van justitie heeft dit niet weersproken. De rechtbank draagt de officier van justitie op deze stukken te voegen bij de processtukken.
In de zaak tegen [verdachte 5]
De raadsman heeft verzocht [getuige 7] als getuige te horen.
[getuige 7] heeft verklaard dat de aankoop van de [adres] vertraging opliep, omdat geld overgemaakt moest worden uit Amerika of Suriname. Dat geld schijnt van familie afkomstig te zijn. Dat vertelde [verdachte 5] . Zij heeft onder meer verklaard: “ [voornaam]
( [verdachte 5] /de rechtbank)zei toen dat dit niet ging, daarom moest via [verdachte 2] lopen. Het was heel moeilijk om vanuit Suriname geld over te maken naar een Nederlandse notaris. [verdachte 2] kon dat wel maar vroeg daar geld voor. Ik heb in de stukken van de notaris gezien dat er in de afrekening veel hoge rentebedragen genoemd stonden. Ik vroeg toen nog bij [voornaam] waarom hij niet gewoon bij de bank geld leende, hij vertelde dat dat niet ging.
De overheid van Suriname was volgens hem zo streng dat er geen gelden het land uit mocht. Een deel van het geld is ook uit Amerika gekomen, dat was ook het geld van [verdachte 5] en daar is ook een groot bedrag aan rente over berekend.”
[getuige 7] kan uitleggen waarom zij genoegen neemt met deze verklaring en waarom transacties als deze (kennelijk) niet ongebruikelijk zijn in haar vakkringen en kan mogelijk aldus een alternatieve lezing van de feiten onderbouwen.
De verdediging heeft, gelet op hetgeen daartoe is aangevoerd, belang bij het horen van [getuige 7] . Dit verzoek wordt toegewezen.
De raadsman heeft voorts verzocht [getuige 9] en [voornaam] [getuige 6] als getuigen te horen. Zij dienen te worden bevraagd over wat zij weten van de transacties met betrekking tot de [adres] , of dit over een witwastransactie gaat en of dit ongebruikelijk is.
Beide getuigen hebben eerder verklaard over de [adres] . Deze verklaringen gaan aldus over een onderdeel van het aan de [verdachte 5] ten laste gelegde en zijn daarmee potentieel een bewijsmiddel. De verdediging heeft, gelet op hetgeen daartoe is aangevoerd, belang bij het horen van [getuige 9] en [getuige 6] als getuigen. Deze verzoeken worden toegewezen.
De rechter-commissaris heeft ten aanzien van de toegewezen getuige [betrokkene 2] gerelateerd dat het onaannemelijk is dat de hiervoor genoemde getuige binnen een aanvaardbare termijn als getuige kan worden gehoord. Van verdere pogingen om de getuige te horen wordt derhalve afgezien. Gelet op het door de raadsman gestelde en het onderzoek op de terechtzitting ziet de rechtbank geen aanleiding om de rechter-commissaris te verzoeken op deze beslissing terug te komen.
In zijn brief van 11 november 2020 heeft de raadsman de rechter-commissaris (voor zover hier nog relevant) verzocht als getuigen te horen:
(onder 15) [verdachte 2] , [verdachte 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [verdachte 9] ;
(onder 18) [betrokkene 4] ;
(onder 19) de betrokkenen (eigenaren, zaakvoerder etc) bij [onderneming 2] ;
(onder 23) [voornaam] [betrokkene 2] ;
(onder 24) [betrokkene 6] ;
(onder 25) [betrokkene 7] ;
(onder 26) [betrokkene 8] ;
(onder 27) de medeverdachte [verdachte 4] ;
(onder 28) [getuige 5] .
De verdediging heeft deze verzoeken eerder ingediend bij de rechter-commissaris die deze heeft afgewezen. De raadkamer heeft het bezwaar tegen de beslissing van de rechter-commissaris ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad blijkt ten aanzien van geen van deze getuigen dat zij ter ondersteuning van bewijs van het ten laste gelegde hebben verklaard. Evenmin is gebleken van een door de verdediging geschetst alternatief (ontlastend) scenario. De verzoeken tot het horen van de hiervoor onder a tot en met i genoemde getuigen worden dan ook afgewezen, nu ook overigens redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de verdediging niet in haar belangen is geschaad door het afzien van het horen van deze getuigen.
In de zaak tegen [verdachte 7]
De raadsman heeft verzocht [voornamen] [getuige 8] als getuige te horen. [verdachte 7] had met [getuige 8] de afspraak gemaakt om de aangifte omzetbelasting over het derde kwartaal van 2017 te corrigeren. [getuige 8] was op dat moment bestuurder van [onderneming 3] , [verdachte 7] had hier feitelijk geen zeggenschap meer over. De verdediging wenst [getuige 8] te vragen of een dergelijke afspraak is gemaakt tussen [verdachte 7] en [getuige 8] . Dit raakt de verwijtbaarheid van de strafbare gedragingen die [getuige 8] in de tenlastelegging onder 1 en 2 worden verweten.
De verdediging heeft, gelet op hetgeen daartoe is aangevoerd, belang bij het horen van [getuige 8] als getuige. Het verzoek wordt toegewezen.
In de zaak tegen [verdachte 11]
De raadsvrouw heeft verzocht de medeverdachte [verdachte 2] als getuige te horen. De verdediging wil [verdachte 2] bevragen op basis van welke gegevens hij de inkomensverklaring ten behoeve van de verdachte [verdachte 10] heeft opgemaakt en hoe dat zich verhoudt tot de gegevens die later zijn gebruikt bij het opmaken van de aangifte omzetbelasting. Deze verklaring staat in rechtstreeks verband tot het ten laste gelegd feit.
De verdediging heeft, gelet op hetgeen daartoe is aangevoerd, belang bij het horen van [verdachte 2] als getuige. Het verzoek wordt toegewezen.
De
zaken tegen de verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 7] , [verdachte 8] , [verdachte 9] en [verdachte 11] worden verwezen naar de rechter-commissarisbelast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde als getuigen te horen:
in de zaak tegen de verdachte [verdachte 2]
- de medeverdachte [voornaam] [verdachte 10] , geboren te [geboortedatum en -plaats] , mogelijk (door [verdachte 10] ter terechtzitting bedoeld) adres [adres] ;
in de zaak tegen de verdachte [verdachte 3]
  • [getuige 1] . [geboortedatum] , wonende [adres] ;
  • [getuige 2] , vader van [getuige 1] en DGA van [onderneming 4] , adres onbekend;
in de zaak tegen de verdachte [verdachte 4]
- [voornamen] [getuige 5] , [geboortedatum en -plaats] , wonende [adres] ;
in de zaak tegen de verdachte [verdachte 5]
  • [getuige 7] , [geboortedatum en -plaats] , wonende te [adres] ;
  • [getuige 9] , [geboortedatum en -plaats] , wonende te [adres] ;
  • [voornaam] [getuige 6] , [geboortedatum en -plaats] , wonende te [adres] ;
in de zaak tegen de verdachte [verdachte 7]
- [voornamen] [getuige 8] , [geboortedatum] , adres onbekend;
in de zaak tegen de verdachte [verdachte 11]
- de medeverdachte [verdachte 2] , [geboortedatum en -plaats] , wonende te [adres] ,
en – voor zover van toepassing – ter voltooiing van reeds toegewezen getuigenverhoren door de rechter-commissaris in de respectievelijke beschikkingen van 19 november 2020 (in de zaken tegen de verdachten [verdachte 6] , [verdachte 5] , [verdachte 1] , [verdachte 9] , [verdachte 3] en [verdachte 8] ) en de beschikking van meervoudige raadkamer van deze rechtbank van 11 maart 2021 (in de zaak tegen de verdachte [verdachte 7] ),
alsmede te beslissen op verzoeken of vorderingen tot het verrichten van onderzoekshandelingen en, indien de verzochte of gevorderde onderzoekshandelingen noodzakelijk blijken voor enig in de zaak te nemen beslissing, dan wel indien daarvoor ambtshalve die noodzaak wordt gezien, daaraan uitvoering te geven.
Het
onderzoek in de zaken tegen de verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 7] , [verdachte 8] , [verdachte 9] en [verdachte 11] wordt geschorst
tot de terechtzitting op 20 mei 2022 te 09.00 uuren de daarop volgende zittingsdagen op 23, 25, 30 mei, 1, 3 en 8 juni 2022.
Tegen de nadere terechtzitting dienen de verdachten te worden opgeroepen, met verstrekking van afschriften van de oproepingen aan de respectievelijke raadslieden.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.