Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/211296-18 (poging zware mishandeling);
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/056912-19 (mishandeling en vernieling) en het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/211296-18 (mishandeling en bedreiging);
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden.
4..Waardering van het bewijs
parketnummer 10/056912-19
.Daartoe is aangevoerd dat de getuige [naam getuige 2] (hierna: [naam getuige 2] door drie mannen, onder wie de aangever [naam slachtoffer 2] (hierna: de aangever) in elkaar werd geslagen en dat de verdachte haar heeft willen verdedigen. Vervolgens is de verdachte aangevallen door de aangever. De aangever heeft verdachte toen een klap gegeven die de verdachte moest afweren. Hierbij is de aangever per ongeluk tegen het mes aangekomen dat de verdachte in zijn hand had. Verder is betoogd dat de verklaringen van de aangever en de twee andere mannen, [naam getuige 3] (hierna: [naam getuige 3] ) en [naam getuige 4] (hierna: [naam getuige 4] ), onbetrouwbaar zijn.
5..Strafbaarheid feiten
1..
mishandeling
2..
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
1..(subsidiair)
mishandeling
2..
bedreiging met zware mishandeling
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10..Bijlagen
11..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 250,00(hoofdsom,
zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 250,00niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
5 (vijf) dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;