ECLI:NL:RBROT:2021:8485

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
8872639
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en goed huurderschap; beoordeling van tekortkomingen en ontbinding

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. S.H. Poiesz, gaat het om een huurovereenkomst tussen de Woningbouwvereniging Hoek van Holland (WVH) en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. WVH heeft de huurovereenkomst willen ontbinden op basis van het argument dat de huurder zich niet als een goed huurder gedraagt. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor een ernstige tekortkoming die de ontbinding van de huurovereenkomst zou rechtvaardigen. De huurder heeft zich gehouden aan gemaakte afspraken, zoals het verwijderen van konijnen en het niet meer uitlaten van een hond in de tuin. Bovendien is er geen bewijs dat de huurder overlast veroorzaakt door het aanbieden van eieren in de voortuin, wat door WVH als een probleem werd aangedragen.

De kantonrechter heeft verder vastgesteld dat de huurder recht heeft om te leven zoals zij dat wil, zolang dit geen overlast voor anderen veroorzaakt. De door WVH aangevoerde punten, zoals rommel in de tuin en het gedrag van een poes, zijn niet voldoende om een gedwongen huisuitzetting te rechtvaardigen. De kantonrechter heeft ook de subsidiaire vorderingen van WVH afgewezen, waaronder het verzoek om de huurder te verplichten haar tuin in verzorgde staat te houden en haar handelsactiviteiten te staken. De rechter concludeert dat de huurder haar tuin zelf kan onderhouden en dat de kleinschalige activiteiten, zoals het aanbieden van eieren, niet als bedrijfsmatig kunnen worden aangemerkt.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van WVH afgewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure, aangezien zij in het ongelijk zijn gesteld. De kosten voor de gemachtigde van de gedaagde zijn vastgesteld op € 545,00, met een mogelijkheid tot nasalaris indien WVH niet aan de veroordeling voldoet binnen veertien dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8872639 CV EXPL 20-41395
uitspraak: 3 september 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Woningbouwvereniging Hoek van Holland,
gevestigd te Hoek van Holland (gemeente Rotterdam),
eiseres,
gemachtigde: mr. S.F. Dik te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Scheltes te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘WVH’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De verdere procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het tussenvonnis van 12 februari 2021 en van de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte met een eiswijziging en producties van WVH van 29 juni 2021;
  • de antwoordakte van [gedaagde] van 27 juli 2021.

2..De verdere beoordeling

2.1
WVH heeft haar eis in haar akte van 29 juni 2021 gewijzigd. De zaak wordt hierna beoordeeld aan de hand van die gewijzigde eis.
primair
2.2
Een huurovereenkomst kan ontbonden worden als sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die zo ernstig is dat het de ontbinding en de gevolgen daarvan (huisuitzetting) rechtvaardigt. Daarvan is in deze zaak geen sprake en daarom is de vordering van WVH de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen de woning te ontruimen niet toewijsbaar.
2.3
[gedaagde] heeft zich gehouden aan de op de mondelinge behandeling op 4 februari 2021 gemaakte afspraken: de konijnen zijn weg, de hond wordt niet meer uitgelaten in de tuin en [gedaagde] is met haar buurvrouw in mediation gegaan. Als wat dit betreft al sprake was van tekortkomingen die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen, is daar nu dus in ieder geval geen sprake meer van.
2.4
WVH noemt in haar akte van 29 juni 2021 een aantal andere punten die volgens haar tot ontbinding van de huurovereenkomst zouden moeten leiden, maar de kantonrechter deelt dit standpunt niet met haar. Een gedwongen vertrek van [gedaagde] uit haar woning staat immers in geen verhouding tot een buurvrouw die wakker wordt van een poes die miauwt en die niet rustig buiten kan zitten omdat er muggen in haar tuin zitten, zeker niet als op geen enkele manier duidelijk is dat het de poes van [gedaagde] is die miauwt en dat het [gedaagde] is die met haar gedrag zorgt voor muggen in de tuin.
2.5
Op de als productie 40 door WVH in het geding gebrachte foto is een kratje te zien dat in de voortuin van [gedaagde] staat. In de krat staan twee doosjes met eieren en een geldkistje. Een voorbijganger kan geld in dat kistje doen en eieren meenemen, zo leidt de kantonrechter er uit af. WVH stelt dat de verkoop van eieren door [gedaagde] tot verontwaardiging in de omgeving leidt. Waarom? De kantonrechter begrijpt niet waarom de omgeving verontwaardigd is als een buurvrouw een kratje met eieren in haar voortuin heeft staan. Komen er bijvoorbeeld zoveel klanten dat het tot overlast in de buurt leidt? WVH stelt daar niets over en het is bijna ook niet voorstelbaar.
2.6
Tot slot het onderhoud van de voor- en achtertuin. WVH legt als productie 41 drie foto’s van de tuin van [gedaagde] over, maar de kantonrechter ziet op deze foto’s niets wat moet leiden tot een gedwongen vertrek van [gedaagde] uit haar woning. De een is nu eenmaal wat rommeliger dan de ander. In het tussenvonnis van 12 februari 2021 is onder 4.7 al overwogen dat [gedaagde] tot op grote hoogte het recht heeft te leven zoals zij dat wil, zolang een ander daar geen last van heeft. Waaruit bestaat de last voor een ander van wat rommel in de tuin van [gedaagde]? WVH legt het niet uit. Wellicht doelt WVH op het stilstaande water in de tuin van [gedaagde], maar van stilstaand water (waar muggen op af komen) is geen foto in het geding gebracht.
2.7
Het lijkt erop dat [gedaagde] door een of meerdere buren extreem in de gaten gehouden wordt. Dat kan uiteraard zijn redenen hebben en daarom is het goed dat mediation is gestart om die redenen boven tafel te krijgen en om te proberen, als eenmaal begrip voor elkaar bestaat, gedrag daarop aan te passen. Maar nogmaals: een gedwongen huisuitzetting gaat heel ver. Om daartoe over te gaan moet er wel (heel) wat meer aan de hand zijn dan wat WVH stelt over wat er in deze zaak aan de hand is.
subsidiair
2.8
De subsidiaire vordering om [gedaagde] ertoe te veroordelen haar tuin in verzorgde staat te (laten) brengen en te houden is niet toewijsbaar. [gedaagde] moet haar tuin uiteraard in verzorgde staat houden, maar niet blijkt dat zij dit momenteel (totaal) niet doet. [gedaagde] woont daar en heeft daar haar leven. Zij is een volwassen vrouw en zij hoeft er door de verhuurder, als voorbeeld, niet als een klein kind op gewezen te worden dat zij het tuingereedschap na gebruik opbergt in de schuur. WVH wordt er ook niet toe gemachtigd de tuin zelf in verzorgde staat te (laten) brengen. [gedaagde] kan dat zelf, doet dat ook zelf en de kantonrechter gaat ervan uit dat zij dat ook zal blijven doen.
2.9
De subsidiaire vordering om [gedaagde] te gebieden haar handelsactiviteiten, waaronder in ieder geval de verkoop van eieren, vanuit het gehuurde te staken, is ook niet toewijsbaar. De huurovereenkomst bepaalt, zoals WVH stelt, inderdaad dat de woning uitsluitend bestemd is om voor huurder en de leden van zijn huishouden als woning te dienen, maar het gehuurde wordt ook uitsluitend zo door [gedaagde] gebruikt. Het aanbieden van eieren in een kratje in de voortuin is te vergelijken met het in de voortuin aanbieden van potjes zelfgemaakte jam (wat je ook weleens ziet) of het via www.marktplaats.nl aanbieden van spullen. Het gaat strikt genomen om ‘handeldrijven’, maar een redelijke uitleg van het verbod op handeldrijven vanuit de woning (waar het gebod om de woning uitsluitend als woning te gebruiken op neer komt), brengt mee dat dit soort kleinschalige activiteiten, waar nauwelijks geld mee verdiend zal worden, niet betekent dat de woning als bedrijf gebruikt wordt in plaats van als woning. De kantonrechter ziet geen reden [gedaagde] deze kleinschalige activiteiten te verbieden, temeer niet omdat van overlast door de verkoop niet gebleken is.
kosten van de procedure
2.1
WVH is de in het ongelijk gestelde partij. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure. Aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] worden hele punten toegekend voor de conclusie van antwoord en voor het bijwonen van de mondelinge behandeling en een halve punt voor de akte van 27 juli 2021. Het gaat om een vordering van onbepaalde waarde. De kantonrechter stelt één punt aan gemachtigdensalaris gelet op de zwaarte van de zaak vast op € 218,00.

3..De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vorderingen van WVH af;
- veroordeelt WVH in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de kant van [gedaagde] vastgesteld op € 545,00 aan salaris voor de gemachtigde en voor het geval WVH niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis aan deze veroordeling voldoet begroot op € 109,00 aan nasalaris, te vermeerderen met betekeningskosten als betekening van dit vonnis plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686