ECLI:NL:RBROT:2021:8473

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/621124 / KG ZA 21-550
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van bescheiden in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheidingsprocedure, vordert de vrouw in kort geding de afgifte van diverse financiële bescheiden van vennootschappen waarin de man belangen heeft. De partijen zijn op 21 augustus 1981 in algehele gemeenschap van goederen getrouwd en zijn sinds maart 2021 in gesprek over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw stelt dat zij deze bescheiden nodig heeft om een goed beeld te krijgen van de omvang en samenstelling van de gemeenschap, terwijl de man aanvoert dat de vrouw geen rechtmatig belang heeft bij de gevraagde stukken. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw wel degelijk rechtmatig belang heeft bij de gevraagde informatie, aangezien deze relevant is voor de waardebepaling van de huwelijksgemeenschap. De man wordt veroordeeld om binnen een week na het vonnis de jaarstukken over 2019 van twee vennootschappen en de aanslag inkomstenbelasting over 2019 aan de vrouw te verstrekken. De vordering van de vrouw tot het verstrekken van andere bescheiden wordt afgewezen, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze stukken relevant zijn voor de waardebepaling. In reconventie heeft de man gevorderd dat de vrouw zijn persoonlijke zaken aflevert, maar deze vordering wordt niet toegewezen omdat partijen afspraken hebben gemaakt over de afgifte van deze zaken. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/621124 / KG ZA 21-550
Vonnis in kort geding van 6 augustus 2021
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres in conventie,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk aan den IJssel,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiser in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. A.J. van Steensel te Den Haag.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 juli 2021;
  • de akte wijziging/aanvulling eis van de vrouw;
  • de 17 producties van de vrouw;
  • de conclusie van eis in reconventie;
  • de 11 producties van de man;
  • de mondelinge behandeling op 26 juli 2021;
  • de pleitnota van de vrouw, met een bijlage;
  • de pleitnota van de man.
1.2.
Aan het einde van de zitting heeft de voorzieningenrechter de vrouw in de gelegenheid gesteld om te bezien of zich in de echtelijke woning van partijen stukken bevinden, waarvan zij in dit geding afgifte vordert, en zich uit te laten over een eventuele eisvermindering. Bij brief van 30 juli 2021 heeft de vrouw naar aanleiding daarvan haar eis verminderd. De man heeft op 2 augustus 2021 schriftelijk gereageerd op de brief van de vrouw. Op 3 augustus 2021 heeft de vrouw daartegen bezwaar gemaakt en heeft zij verzocht de brief van de man buiten beschouwing te laten. Dit verzoek wordt gehonoreerd. Het was niet aan de man om nog inhoudelijk te reageren.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn op 21 augustus 1981 in algehele gemeenschap van goederen getrouwd.
2.2.
De man heeft (in)direct belangen in [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1]) en [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2]). [naam bedrijf 1] houdt de aandelen in [naam bedrijf 3] (hierna: [naam bedrijf 3]). [naam bedrijf 2] bezit op haar beurt direct en indirecte belangen in diverse werkmaatschappijen, waaronder [naam bedrijf 4] (hierna: [naam bedrijf 4]). De aandelen in [naam bedrijf 5] (hierna: [naam bedrijf 5]), voorheen eveneens een werkmaatschappij, zijn begin 2021 verkocht.
2.3.
Op 20 maart 2021 heeft de man de echtelijke woning verlaten.
Sinds mei 2021 zijn partijen (met hun advocaten) in gesprek over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
2.4.
Op 13 juli 2021 heeft de man een verzoekschrift bij deze rechtbank ingediend, waarin hij de rechtbank verzoekt de echtscheiding tussen partijen uit te spreken, de huwelijksgemeenschap tussen partijen te verdelen conform het nog door de man in te dienen voorstel tot verdeling en de verdeling aan te houden in afwachting van dat voorstel.

3..Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert – na eiswijziging – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te veroordelen om binnen een week na het te wijzen vonnis aan de vrouw te verschaffen:
- de jaarstukken 2017, 2018 en 2020 van [naam bedrijf 5] dan wel [naam bedrijf 2];
- de aangiften en aanslagen vennootschapsbelasting 2017, 2018 en 2019 van [naam bedrijf 5] dan wel [naam bedrijf 2];
- van de in [naam bedrijf 5] dan wel [naam bedrijf 2] aanwezige onroerende goederen, de aankoopovereenkomsten en notariële leveringsakten, alsmede de thans geldende huurovereenkomsten;
- de (ver)koopovereenkomst betreffende verkoop van [naam bedrijf 2] met alle bijlagen en eventuele onderliggende stukken (met uitzondering van de notariële akte levering aandelen en de indicatieve waarde onderbouwing van Alfa uit februari 2021);
- de jaarstukken 2017, 2018, 2019 en 2020 van [naam bedrijf 4];
- de aangiften en aanslagen vennootschapsbelasting 2017, 2018 en 2019 van [naam bedrijf 4];
- van de in [naam bedrijf 4] aanwezige onroerende goederen, de aankoopovereenkomsten en notariële leveringsakten, alsmede de thans geldende huurovereenkomsten;
  • de jaarstukken 2017 en 2020 van [naam bedrijf 1];
  • de aangiften en aanslagen vennootschapsbelasting 2017, 2018 en 2019 van [naam bedrijf 1];
  • van de in [naam bedrijf 1] aanwezige onroerende goederen, de aankoopovereenkomsten en notariële leveringsakten, alsmede de thans geldende huurovereenkomsten;
  • de jaarstukken 2017, 2018, 2019 en 2020 van [naam bedrijf 3];
  • de aangiften en aanslagen vennootschapsbelasting 2017, 2018 en 2019 van [naam bedrijf 3];
  • van de in [naam bedrijf 3] aanwezige onroerende goederen, de aankoopovereenkomsten en notariële leveringsakten, alsmede de thans geldende huurovereenkomsten;
  • de aanslag inkomstenbelasting 2019 van de man;
  • door de man gesloten overeenkomsten van welke aard dan ook in de periode van
1 januari 2019 tot en met heden, waaruit een verplichting voortkomt, die ook van invloed is op de waarde van de huwelijksgemeenschap van partijen;
II. de man te veroordelen om binnen een week na het te wijzen vonnis aan de vrouw en aan de man een bedrag van € 60.000,- respectievelijk € 100.000,- te betalen;
III. de man te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de vrouw te verplichten om, binnen 3 dagen na de betekening van dit vonnis, de persoonlijke zaken van de man (waaronder in ieder geval maar niet uitsluitend zijn kleding, horloge van het merk Tagheuer, zijn fiets, zijn gereedschap en zijn golftas met toebehoren) af te geven aan een nader door de man te noemen verhuisbedrijf, waarbij de vrouw ervoor zorgt dat deze zaken van de man vooraf door haar deugdelijk zijn ingepakt, zodat geen beschadigingen kunnen ontstaan en de verhuizers de zaken eenvoudig en snel kunnen inladen en verhuizen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag voor iedere dag(deel) dat de vrouw met die verplichting in gebreke blijft;
  • voor het geval de voorzieningenrechter het verzoek van de vrouw ex artikel 843a Rv (gedeeltelijk) toewijst, te bepalen dat de werkzaamheden die de accountant van de man dan wel de accountant van [naam bedrijf 1] maakt, door de vrouw aan de accountant dienen te worden betaald;
  • met compensatie van kosten.
4.2.
De vrouw voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
Partijen zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure en in dat kader zal de huwelijksgoederengemeenschap moeten worden verdeeld. Niet in geschil is dat iedere partij aanspraak maakt op de helft van die gemeenschap.
5.2.
De vrouw voert aan dat het in het kader van de verdeling en waardebepaling noodzakelijk is dat zij een goed beeld krijgt van de samenstelling en omvang van de huwelijksgoederengemeenschap, reden waarom zij op grond van artikel 843a Rv een afschrift vordert van diverse financiële stukken van de ondernemingen waarin de man direct en/of indirect een belang heeft. Het verweer van de man dat de vrouw geen rechtmatig belang heeft bij verkrijging van die stukken, omdat het aan accountants en taxateurs is om de waarde van de goederen van de huwelijksgemeenschap vast te stellen, wordt verworpen. Indien partijen het samen eens worden over de waarde van het gemeenschapsvermogen, hoeft er geen taxateur te worden ingeschakeld. Nu de vrouw ter zitting heeft verklaard dat zij inzicht wil hebben in de ondernemingen, mede om te bezien of partijen zelf tot een verdeling kunnen komen buiten de taxateur en de rechtbank om, is het rechtmatig belang van de vrouw bij het vergaren van stukken die relevant zijn voor de bepaling van de omvang en de waarde van de gemeenschap gegeven.
5.3.
Het verweer van de man dat hij bepaalde stukken niet onder zich heeft en dat de vrouw daarvoor bij de accountant moet aankloppen, slaagt evenmin. Als (indirect) directeur/grootaandeelhouder van [naam bedrijf 1], [naam bedrijf 2] en de daarmee gelieerde vennootschappen heeft de man toegang tot en daarmee de beschikking over de financiële stukken van die vennootschappen zoals bedoeld in artikel 843a Rv. Ook in het geval de gevraagde stukken door de accountant worden bewaard en zich niet fysiek bevinden bij de man, mag van hem worden verwacht zich in te spannen om de gevraagde bescheiden beschikbaar te krijgen door deze bij de accountant op te vragen dan wel daarvoor een machtiging af te geven aan de vrouw.
5.4.
De vrouw wenst onder meer verstrekking van gegevens van een vijftal vennootschappen: [naam bedrijf 5], [naam bedrijf 2], [naam bedrijf 4], [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 3]. De gegevens betreffen bepaalde jaarstukken, de aangiftes en aanslagen vennootschapsbelasting en de in de vennootschap aanwezige onroerende goederen, de aankoopovereenkomsten en notariële leveringsakten, alsmede de thans geldende huurovereenkomsten.
5.5.
De man heeft ter zitting verklaard dat de jaarstukken over 2020 nog niet gereed zijn en naar verwachting in september 2021 in concept worden opgemaakt. De vrouw heeft weliswaar aangevoerd dat die stelling ongeloofwaardig is, maar heeft verder geen stukken overgelegd op grond waarvan kan worden getwijfeld aan de verklaring van de man op dit punt. Daarnaast begrijpt de voorzieningenrechter dat de aandelen in [naam bedrijf 5] begin 2021 zijn verkocht en de man ook niet beschikt over de jaarstukken over 2020 van deze vennootschap. Deze stukken kan hij dus niet afgeven.
Wel is de man gehouden een afschrift van de meest recente jaarstukken, zijnde die over 2019 (waarin tevens vergelijkingscijfers van 2018 zijn opgenomen), van [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 3] te verstrekken aan de vrouw dan wel daartoe een opdracht te verstrekken aan de betreffende accountant.
5.6.
Voor toewijzing van de gevorderde verstrekking van de jaarstukken over eerdere jaren (2018 en 2017) alsook de aangiftes en aanslagen vennootschapsbelasting is geen plaats. De vrouw heeft ter zitting hieromtrent verklaard dat zij wenst te controleren of de jaarstukken aansluiten op de aangiftes. Daarmee heeft zij niet duidelijk gemaakt waarom deze stukken relevant zijn voor de waardebepaling van de vennootschappen en daarmee de huwelijksgemeenschap. Dit gedeelte van de vordering ligt derhalve bij gebreke van een belang voor afwijzing gereed.
5.7.
Hetzelfde geldt voor de vordering tot verstrekking van de in de vennootschappen aanwezige onroerende goederen, de aankoopovereenkomsten en notariële leveringsakten, alsmede de thans geldende huurovereenkomsten. De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt wat haar belang is om, bovenop de jaarstukken over 2019, nog te beschikken over deze stukken.
5.8.
De vrouw vordert afgifte van de (ver)koopovereenkomst betreffende verkoop van [naam bedrijf 2] met alle onderliggende stukken. Nu ter zitting is gebleken dat niet [naam bedrijf 2] maar de aandelen in [naam bedrijf 5] zijn verkocht, kan deze vordering al om die reden niet worden toegewezen. Dat laat echter onverlet dat van de man kan worden verlangd dat hij de (ver)koopovereenkomst met onderliggende stukken rondom de verkoop van de aandelen in [naam bedrijf 5] verstrekt aan de vrouw.
5.9.
De vordering tot afgifte van de aanslag inkomstenbelasting over 2019 van de man wordt, als relevant geacht voor de waardebepaling van de huwelijksgemeenschap, toegewezen.
5.10.
De vordering tot afgifte van door de man gesloten overeenkomsten van welke aard dan ook in de periode van 1 januari 2019 tot en met heden, waaruit een verplichting voortkomt die ook van invloed is op de waarde van de huwelijksgemeenschap van partijen, is te ruim geformuleerd en is aan te merken als een ‘fishing expedition’, waarvoor artikel 843a Rv geen grondslag biedt.
5.11.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de man zal worden veroordeeld om, binnen een week na de datum van dit vonnis, een afschrift van de jaarstukken over 2019 van [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 3] alsook de aanslag inkomstenbelasting over 2019 van de man te verstrekken aan de vrouw dan wel daartoe een opdracht te verstrekken aan de desbetreffende accountant. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen aanleiding om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden. In voorkomend geval kan alsnog een dwangsom worden afgegeven.
5.12.
Vordering II. ziet op het betalen van een voorschotbedrag van € 60.000,- aan de vrouw met tegelijkertijd een bedrag van € 100.000,- aan de man. Ingevolge vaste jurisprudentie is ten aanzien van een geldvordering in kort geding terughoudendheid geboden en moeten dienaangaande naar behoren feiten en/of omstandigheden worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden (vgl. HR 14 april 2000, ECLI:NL:HR:2000: AA5519,
HBS / Danestyle).
De vrouw stelt dat zij dit voorschotbedrag nodig heeft in verband met de te verwachten kosten voor advocaten en deskundigen en om in haar eigen levensonderhoud te voorzien totdat er sprake is van een zodanige verdeling van de huwelijksgemeenschap dat de vrouw van haar vermogen kan leven.
Ter zitting heeft de man onweersproken gesteld dat hij de vaste lasten van de echtelijke woning draagt, dat hij wekelijks een vrij te besteden bedrag van € 325,- uitkeert aan de vrouw en dat de vrouw thans een pensioeninkomen ontvangt van € 1.365,- netto per maand. Verder heeft de man recentelijk € 40.000,- gestort op de bankrekening van de vrouw. De vrouw heeft ter zitting bevestigd dat zij op dit moment bijna € 50.000,- op haar bankrekening heeft staan. Bij deze stand van zaken heeft de vrouw voorshands geoordeeld onvoldoende spoedeisend belang bij het gevorderde voorschot. Dat kan over een aantal maanden anders zijn, maar op dit moment is er geen aanleiding om dit gedeelte van de vordering toe te wijzen.
5.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Er is geen reden om van de hoofdregel af te wijken. Het feit dat de vordering in conventie niet geheel wordt toegewezen, geeft aan dat deze procedure niet nodeloos is gevoerd.

6..De beoordeling in (voorwaardelijke) reconventie

6.1.
Ter zitting hebben partijen afspraken gemaakt over de wijze waarop de vrouw de gevorderde persoonlijke eigendommen van de man aan hem zal verstrekken. Gelet daarop, heeft de man geen belang meer bij toewijzing van zijn vordering op dat punt.
6.2.
Met de gedeeltelijke toewijzing van de vordering in conventie tot de afgifte van bescheiden, is de voorwaarde voor het instellen van de vordering in reconventie betreffende de kosten van de accountant vervuld.
De kosten van de accountant die verband houden met het verstrekken van de bescheiden aan de vrouw, waartoe de man in conventie zal worden veroordeeld, komen op de voet van artikel 843a Rv voor rekening van de partij die om de bescheiden vraagt, derhalve de vrouw. De vrouw heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om af te wijken van dit wettelijk uitgangspunt.
6.3.
Ook in reconventie zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
veroordeelt de man om, binnen een week na de datum van dit vonnis, aan de vrouw te verschaffen een afschrift van de jaarstukken over 2019 van [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 3] alsook de aanslag inkomstenbelasting over 2019 van de man, dan wel een opdracht daartoe te verstrekken aan de desbetreffende accountant;
7.2.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.5.
veroordeelt de vrouw om de kosten van de accountant die verband houden met het verstrekken van de bescheiden aan de vrouw zoals bedoeld in 7.1., te dragen;
7.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2021.
2091 / 676