ECLI:NL:RBROT:2021:8432
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling uit overeenkomst van geldlening met discussie over rentebeding en boeteclausule
In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap, betaling van bedragen die voortvloeien uit twee overeenkomsten van geldlening met de gedaagde. De eerste lening, afgesloten op 15 november 2018, betrof een bedrag van € 10.000,- met een rente van 3% per jaar. De eiseres stelt dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling en vordert naast de hoofdsom ook wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde betwist de vorderingen en stelt dat de boeteclausule onredelijk bezwarend is en dat hij geen partij is bij de tweede lening van € 5.500,-. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde wel degelijk in gebreke is gebleven en dat de vorderingen van de eiseres grotendeels toewijsbaar zijn. De kantonrechter wijst de gevorderde wettelijke rente over de vervallen contractuele rente af, omdat deze reeds is gecompenseerd door de contractuele rente. De boete wordt gematigd tot een bedrag van € 2.500,- omdat deze in verhouding tot de schade buitensporig is. De eiseres krijgt gelijk in de vordering tot betaling van de hoofdsommen van beide leningen, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.