Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Smith en mr. E.J. Lichtenveldt, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die niet op de zitting was verschenen. De eiser vorderde ontruiming van een onzelfstandige woonruimte die hij verhuurde aan de gedaagde, omdat deze ernstige overlast veroorzaakte en de huurovereenkomst niet nakwam. Echter, in een eerdere bodemprocedure was al een vonnis gewezen waarin de huurovereenkomst was ontbonden en de gedaagde was veroordeeld tot ontruiming. De kantonrechter oordeelde dat de eiser geen belang had bij de vordering in het kort geding, aangezien de ontruiming al was uitgesproken in de bodemprocedure. De vordering werd afgewezen en de eiser werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde het gehuurde moet ontruimen, ook als hij tegen het vonnis in beroep gaat.