In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 27 augustus 2021 een herstelvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen twee besloten vennootschappen. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. drs. J.J.F.M. Konings, had verzocht om verbetering van een eerder vonnis van 26 maart 2021, waarin een fout was gemaakt met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de toegewezen buitengerechtelijke kosten van € 665,63 niet correct waren opgenomen in het dictum van het eerdere vonnis. De kantonrechter heeft geoordeeld dat deze onjuistheid een kennelijke fout betreft die eenvoudig te herstellen is, zoals bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De gedaagde partij had de gelegenheid om op het verzoek te reageren, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
In het herstelvonnis heeft de kantonrechter de eerder gemaakte fout gecorrigeerd en de buitengerechtelijke incassokosten opnieuw vastgesteld op € 662,48, met een verwijzing naar de relevante wetgeving. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.078,98 aan de eiseres, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De griffier is opgedragen om een afschrift van het verbeterde vonnis in executoriale vorm te verstrekken aan de partijen, en het eerder afgegeven afschrift van het vonnis van 26 maart 2021 verliest zijn kracht. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting.