ECLI:NL:RBROT:2021:8395

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
FT RK 21-231
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van TANDPROTHETISCH CENTRUM RIDDERKERK B.V. na niet-betwisting van vordering

Op 17 augustus 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak betreffende TANDPROTHETISCH CENTRUM RIDDERKERK B.V. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.P. Pandelitschka, had verzocht om faillietverklaring van de besloten vennootschap, omdat deze zou zijn opgehouden met betalen. Verweerster heeft de vordering van verzoeker niet betwist, maar stelde dat de hoogte van de vordering onjuist was. De rechtbank constateerde dat verweerster niet voldoende gemotiveerd had gereageerd op de vordering en dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van verzoeker en de pluraliteit van schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat er voldoende feiten en omstandigheden waren die aantoonden dat verweerster in de toestand verkeerde dat zij had opgehouden te betalen. De rechtbank verklaarde TANDPROTHETISCH CENTRUM RIDDERKERK B.V. in staat van faillissement en benoemde mr. P. de Graaf tot curator. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. T. Mulder.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 17 augustus 2021
VONNIS op het op 29 juni 2021 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
[naam 1] ,
handelend onder de naam [X] ,
wonende te [woonplaats] ,
te dezer zake woonplaats kiezende te Amsterdam,
aan de Keizersgracht 620 (1017 ER),
verzoeker,
advocaat mr. E.P. Pandelitschka,
strekkende tot faillietverklaring van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TANDPROTHETISCH CENTRUM RIDDERKERK B.V.,
kantoorhoudende te Ridderkerk,
aan de Houtzaagmolen 61 (2986 GD),
aldaar tevens handelend onder de naam [Z] ,
statutair gevestigd te Ridderkerk,
verweerster.

1.De procedure

Verzoeker is, bij monde van mr. E.P. Pandelitschka, advocaat, op 3 augustus 2021 in raadkamer gehoord. Verweerster is, hoewel op de bij de wet voorgeschreven wijze opgeroepen, niet verschenen.
Na de behandeling op 3 augustus 2021 is gebleken dat verweerster, bij monde van haar middellijk bestuurder de heer [naam 2] , op 2 augustus 2021 aan de rechtbank een e-mailbericht heeft gestuurd met een bericht van verhindering vanwege mogelijke COVID-omstandigheden. Tevens is op 3 augustus 2021, na de behandeling in raadkamer op voornoemde datum, van de juridisch adviseur van verweerster, te weten [naam 3] , gevolmachtigde van verweerster, een bericht ontvangen.
De behandeling van het verzoekschrift is vervolgens aangehouden tot 10 augustus 2021.
Verweerster en verzoeker hebben op 9 augustus 2021 e-mailberichten aan de rechtbank gezonden.
Op 10 augustus 2021 heeft de waarnemend juridisch adviseur van verweerster, de heer
[naam 4] , om 00.13 uur een e-mailbericht aan de rechtbank gezonden met een bericht van waarneming van [naam 3] .
De rechtbank heeft op 10 augustus 2021 voor 09.00 uur contact opgenomen met de heer [naam 4] , via het door hem in zijn e-mailbericht van 10 augustus 2021 om 00:13 uur opgegeven telefoonnummer, om aan te geven dat de zitting diezelfde ochtend telefonisch doorgang zal vinden. De heer [naam 4] was alstoen evenwel telefonisch niet bereikbaar.
De behandeling van het verzoek is in raadkamer voortgezet op 10 augustus 2021.
Verzoeker, bij monde van mr. E.P. Pandelitschka, advocaat, en verweerster, bij monde van middellijk bestuurder de heer [naam 2] , zijn telefonisch in raadkamer gehoord, met toepassing van de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Corona-crisis (hierna: TARIC). De waarnemend juridisch adviseur van verweerster, de heer [naam 4] , is door de rechtbank, op het door hem in zijn e-mailbericht van 10 augustus 2021 om 00:13 uur opgegeven telefoonnummer, in raadkamer meermalen gebeld, maar was niet bereikbaar.
De waarnemend juridisch adviseur van verweerster heeft na het sluiten van de zitting een e-mailbericht aan de rechtbank gestuurd. Dit e-mailbericht laat de rechtbank buiten beoordeling, nu deze niet tijdig aan de rechtbank is verstrekt.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Verzoeker heeft (samengevat) gesteld dat hij op grond van een met verweerster gesloten overeenkomst van opdracht een bedrag van € 102.534,31, inclusief rente en incassokosten en exclusief de kosten van de faillissementsaanvraag, opeisbaar te vorderen heeft van verweerster. Verweerster is meermaals gesommeerd te betalen, hetgeen niet tot betaling heeft geleid.
Ter verzekering van zijn verhaal heeft verzoeker in september 2020 de rechtbank Midden-Nederland verzocht verlof te verlenen tot het doen van conservatoir beslag onder derden. Dit verlof is verleend. Het conservatoir beslag heeft geen doel getroffen, en heeft ook niet geleid tot betaling door verweerster van de vordering van verzoeker. Verzoeker concludeert daaruit dat verweerster is opgehouden te betalen. Verweerster heeft nimmer inhoudelijk verweer gevoerd ten aanzien van de hoogte van de vordering. Volgens verzoeker laat verweerster meerdere schulden onbetaald, waaronder een vordering van Antonia Tandtechniek. Daarnaast blijkt uit de laatste gedeponeerde jaarrekening (2017) dat er meerdere kort- en langlopende schulden zijn.
Verweerster heeft (samengevat) zowel het vorderingsrecht van verzoeker als de pluraliteit van schuldeisers niet betwist, maar stelt dat zowel de hoogte van de vordering als van de steunvordering onjuist zijn, omdat de gevorderde factuurbedragen te hoog zijn. Ook zijn er reeds bedragen betaald. De jaarrekeningen 2018 en 2019 zijn nog in concept. Op grond hiervan kan het faillissement niet worden uitgesproken.

3.De beoordeling

Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op basis van het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verweerster de vordering van verzoeker niet (dan wel onvoldoende gemotiveerd) heeft weersproken. Dat de hoogte van de vordering door verweerster betwist wordt, doet daaraan niets af. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het vorderingsrecht van verzoeker voldoende is komen vast te staan.
Voorts heeft verzoeker gemotiveerd gesteld dat er sprake is van steunvorderingen. Deze vorderingen worden (ook) niet door verweerster betwist. Dat de hoogte van de steunvordering van Antonia Tandtechniek door verweerster betwist wordt, doet daaraan niets af. Verweerster heeft voorts ter zitting aangegeven dat er nog “dingen zijn die moeten worden afbetaald”. Aldus staat het bestaan van steunvorderingen summierlijk vast.
De rechtbank oordeelt derhalve dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoeker en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert te zijn opgehouden met betalen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.

4.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart TANDPROTHETISCH CENTRUM RIDDERKERK B.V. voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. J.C.A.T. Frima, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. P. de Graaf, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht;
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van
mr. T. Mulder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2021 te 10:00 uur. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.