ECLI:NL:RBROT:2021:8375

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
18.721 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging termijn schuldsaneringsregeling na tekortkomingen in afdrachtsverplichting en nieuwe schulden

Op 30 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De rechtbank had eerder op 7 juni 2018 de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Tijdens de procedure werd vastgesteld dat de schuldenaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn afdrachtsverplichting van € 3.920,01 en dat er nieuwe schulden waren ontstaan aan de Belastingdienst ter hoogte van € 5.486,00. De bewindvoerder stelde voor om de schuldsaneringsregeling met vijftien maanden te verlengen, zodat de schuldenaar de mogelijkheid kreeg om de boedelachterstand in te lopen en de nieuwe schulden te voldoen.

De plaatsvervangend bewindvoerder gaf aan dat de schuldenaar akkoord ging met de verlenging van de regeling. De rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen van de schuldenaar niet zonder consequenties konden blijven en besloot de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen tot 7 september 2022. Gedurende deze verlenging zou de schuldenaar alleen de minimale boedelbijdrage verschuldigd zijn, en de inspanningsverplichting zou niet van toepassing zijn. De rechtbank benadrukte dat alle vermogensbestanddelen die de schuldenaar tijdens de verlenging verkrijgt, in de boedel vallen.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de afdrachtverplichting beperkt is tot het bewindvoerdersalaris en dat de schuldenaar zijn afloscapaciteit moet inzetten voor het inlossen van de boedelachterstand en nieuwe schulden. De verplichting om geen nieuwe schulden te maken blijft onverkort van kracht. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verlenging termijn schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 30 juli 2021
Bij vonnis van deze rechtbank van 7 juni 2018 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar] ,
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: mr. F.F. Vriend-Vrolijk.

1..De procedure

De beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is behandeld ter terechtzitting (pro forma). De bewindvoerder heeft schriftelijk verslag uitgebracht.

2..De standpunten

In de laatste stand van zaken van 22 juli 2021 heeft de plaatsvervangend bewindvoerder kenbaar gemaakt dat er binnen de schuldsaneringsregeling sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de afdrachtsverplichting van € 3.920,01. Daarnaast is er sprake van een aantal nieuwe schulden aan de Belastingdienst van totaal € 5.486,00 (€ 1.949 IB 2019, € 1.945 HT 2018 en € 1.592 HT 2019).
De bewindvoerder heeft een verlenging van de schuldsaneringsregeling voorgesteld, voor een periode van vijftien maanden, zodat schuldenaar de boedelachterstand kan inlopen en de nieuwe schulden kan betalen.
De beschermingsbewindvoerder heeft, namens schuldenaar, bij emailbericht van 22 juli 2021 kenbaar gemaakt aan de bewindvoerder dat hij akkoord gaat met een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling van vijftien maanden. De plaatsvervangend bewindvoerder heeft de rechtbank hierover in kennis gesteld op 22 juli 2021.

3..De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat schuldenaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Vast is komen te staan dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de afdrachtsverplichting van € 3.920,00. Daarnaast is vast komen te staan dat er sprake is van een aantal nieuw schulden aan de Belastingdienst van tezamen € 5.486,00.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat die tekortkomingen – voor zover verwijtbaar – niet zonder consequenties kunnen blijven. De rechtbank zal daarom, ter compensatie, de termijn van de schuldsaneringsregeling verlengen voor een periode van vijftien maanden. Gedurende de verlenging zal schuldenaar slechts de minimale boedelbijdrage (het bewindvoerdersalaris) verschuldigd zijn van (het deel van) het inkomen boven het vrij te laten bedrag. De resterende afloscapaciteit dient hij in te zetten voor het inlossen van de boedelachterstand en de nieuwe schulden. Gedurende de verlenging zal de inspanningsverplichting/sollicitatieverplichting niet van toepassing zijn. De informatieverplichting zal gedurende de verlenging beperkt zijn tot het verstrekken van informatie omtrent het inlossen van de boedelachterstand en nieuwe schulden. De verplichting om geen nieuwe schulden te maken zal gedurende de verlenging onverkort van kracht zijn.
Benadrukt wordt dat op grond van de wet (artikel 295 Faillissementswet) ook vermogensbestanddelen die schuldenaar tijdens de verlenging verkrijgt in de boedel vallen.
Gelet op het voorgaande zal als volgt worden beslist.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijzigt de termijn van de schuldsaneringsregeling, in die zin dat deze drie jaar en drie maanden bedraagt en daarmee eindigt op 7 september 2022;
- bepaalt dat gedurende de verlenging:
 de inspanningsverplichting/sollicitatieverplichting niet van toepassing is
 de afdracht verplichting beperkt is tot betaling van het bewindvoerdersalaris van (het deel van) het inkomen boven het vrij te laten bedrag en dat de afloscapaciteit voor het overige kan worden ingezet voor het aflossen van de boedelachterstand ten bedrage van € 3.920,01 en nieuwe schulden ten bedrage van totaal € 5.486,00;
 de informatieverplichting beperkt is tot het informeren over het inlossen van de boedelachterstand en nieuwe schulden;
 de verplichting om geen nieuwe schulden te maken onverkort van toepassing blijft.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.