Op 30 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares, die door de Belastingdienst is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder, mr. J. Perez Herrera, heeft in zijn verslag aangegeven dat de schuldenares een bedrag van € 30.000,-- heeft ontvangen van de Belastingdienst en dat de tekortkomingen in de informatie- en afdrachtsverplichting zijn aangezuiverd.
De rechtbank heeft de standpunten van de bewindvoerder en de schuldenares in overweging genomen. De schuldenares heeft aangegeven dat zij voor een schone lei in aanmerking wil komen en is zich bewust van de gevolgen daarvan. De rechtbank oordeelt dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de schuldenares niet in aanmerking komt voor de schone lei, aangezien geen van de schuldeisers bezwaar heeft gemaakt tegen de beëindiging van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank heeft besloten om de schuldsaneringsregeling te beëindigen en de schone lei te verlenen, waardoor de na de beëindiging van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen niet langer afdwingbaar zijn. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.328,95. De beslissing houdt in dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, maar dat de verplichtingen van de schuldenaar eindigen op 12 juli 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.