In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers, een gezin met twee minderjarige kinderen, een kort geding aangespannen tegen hun verhuurder, gedaagde, om de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis van 16 juli 2021 te schorsen. De eisers huren sinds 26 november 2018 een woning van gedaagde en zijn in een noodtoestand geraakt door de dreigende ontruiming. De kantonrechter had hen eerder veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huur. Eisers hebben hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en vorderen nu schorsing van de executie tot het hoger beroep is beslist.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er nieuwe feiten zijn die de kantonrechter niet heeft kunnen meewegen, waaronder het inkomen van eiseres en de betaling van de huur voor augustus 2021. De rechter overweegt dat de belangen van eisers bij behoud van de woning zwaarder wegen dan de belangen van gedaagde bij de uitvoerbaarheid van het vonnis. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, indien eisers uiterlijk op 16 augustus 2021 de huurachterstand voldoen, de tenuitvoerlegging van het vonnis van 16 juli 2021 wordt geschorst. Indien dit niet gebeurt, mag de ontruiming doorgaan op 17 augustus 2021. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, omdat zij grotendeels in het ongelijk is gesteld.