ECLI:NL:RBROT:2021:8272

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
10-144236-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen de omzetting van een taakstraf en de ontvankelijkheid van het bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 augustus 2021 uitspraak gedaan over een bezwaar van de veroordeelde tegen de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 60 uren opgelegd gekregen, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 29 dagen zou worden toegepast. Het Openbaar Ministerie besloot op 30 april 2021 om deze vervangende hechtenis toe te passen, en de kennisgeving hiervan werd op 12 juni 2021 aan de veroordeelde betekend.

De veroordeelde diende op 7 juli 2021 bezwaar in tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat zij op dat moment geen vaste woon- of verblijfplaats had en haar post bij het Leger des Heils ophaalde. Tijdens de zitting op 9 augustus 2021 werd de veroordeelde, haar advocaat en de officier van justitie gehoord. De verdediging stelde dat de veroordeelde de taakstraf met succes wilde voltooien, maar dat persoonlijke omstandigheden en de coronamaatregelen dit bemoeilijkten.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaar verschoonbaar te laat was ingediend, maar toch ontvankelijk. De rechtbank nam in overweging dat de veroordeelde inmiddels goede ontwikkelingen doormaakte in haar leven, mede door de begeleiding van Humanitas. Uiteindelijk werd het bezwaar gegrond verklaard, het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis vervallen verklaard, en werd de termijn voor het verrichten van de taakstraf met 12 maanden verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam
parketnummer : 10-144236-19
raadkamernummer : 21-010158
datum : 09 augustus 2021
beslissing van de politierechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[naam veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
mr. A.W.J. van Galen, advocaat te Rotterdam,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

De politierechter heeft bij vonnis van 7 oktober 2019 de veroordeelde een taakstraf van 60 uren met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht opgelegd waarvan 30 uren voorwaardelijk en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 29 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 30 april 2021 beslist dat vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 12 juni 2021 aan de het inschrijfadres van de veroordeelde betekend.

Procedure

Het bezwaar is op 07 juli 2021 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 09 augustus 2021 het bezwaar op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft de veroordeelde, de advocaat, mr. A.W.J. van Galen en de officier van justitie mr. R.A. Kloos op zitting gehoord.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt (het restant van) de taakstraf alsnog te verrichten.
De verdediging heeft kort samengevat het volgende aangevoerd:
dat zij op 1 juli 2021 haar post opgehaald heeft bij het adres van het Leger des Heils te Gouda. Zij stond daar ingeschreven omdat zij op dat moment geen vaste woon- of verblijfplaats had. Dit bezwaarschrift is dan ook binnen de in genoemde artikel gestelde termijn van veertien dagen verzonden en derhalve tijdig ingediend. De veroordeelde heeft vanaf begin af aan de intentie gehad de taakstraf met succes te voltooien, maar door zeer moeilijke persoonlijke omstandigheden lukte het niet altijd voldoende prioriteit te geven aan het uitvoeren van de taakstraf. Daarbij geldt dat als gevolg van het coronavirus afspraken met de reclassering niet doorgingen en soms juist wel doorgingen waardoor de veroordeelde het overzicht verloor. De veroordeelde wordt begeleid door Humanitas. Op dit moment krijgt de veroordeelde op zeer korte termijn een woning. Er valt redelijkerwijs te verwachte dat de veroordeelde meer rust zal ervaren indien zij een woning heeft. Daardoor is het aannemelijk dat het uitvoeren van de taakstraf goed zal verlopen. Indien de veroordeelde vervangende hechtenis zou moeten ondergaan, dan zou dat de positieve lijn in ernstige mate doorkruisen.

Standpunt van de reclassering

Uit het rapport van Reclassering Nederland d.d. 30 maart 2021, opgemaakt door de heer [naam persoon] blijkt dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet volledig heeft verricht. Voordat de taakstraf definitief als mislukt werd beschouwd, heeft de veroordeelde 4 uren van de opgelegde taakstraf uitgevoerd.
De veroordeelde start met de uitvoering van haar werkstraf, maar is op de tweede dag ongeoorloofd afwezig. Het werkstrafproject komt vervolgens stil te liggen als gevolg van de Covid uitbraak. De reclassering neemt vervolgens weer contact op met de veroordeelde. Afgesproken wordt dat de veroordeelde de werkstraf hervat. De veroordeelde verschijnt niet op het werkstraftraject en krijgt een officiële waarschuwing. De veroordeelde maakt geen herstart meer en de reclassering besluit daarom de werkstraf als mislukt te beschouwen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bezwaar ontvankelijk is en dat het bezwaar gegrond verklaard dient te worden. Daarbij heeft de officier van justitie in voor veroordeelde positieve zin de huidige goede ontwikkelingen in het leven van veroordeelde betrokken die (mede) het gevolg zijn van haar eigen inzet in combinatie met de begeleiding door Humanitas.

Beoordeling

Uit de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting komt naar voren dat de veroordeelde ingeschreven stond bij het Leger Des Heils. De kennisgeving van de omzettingsbeslissing is op dat adres betekend. De veroordeelde voert aan dat zij de kennisgeving pas op 1 juli 2021 heeft opgehaald bij het Leger Des Heils. Op grond van het hiervoor genoemde is de rechtbank van oordeel dat het bezwaar verschoonbaar te laat is ingediend en om die reden toch ontvankelijk is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, van 30 maart 2021, met het advies de tenuitvoerlegging van (het restant van) de vervangende hechtenis te bevelen;
  • het rapport van het Centraal Justitieel Incassobureau;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaar van de veroordeelde.
Omdat de veroordeelde de taakstraf niet volledig heeft verricht, heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis in zoverre op goede gronden bevolen.
De rechtbank is op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat het door de veroordeelde en haar begeleidster van Humanitas naar voren gebrachte persoonlijk belang omtrent het alsnog kunnen uitvoeren van zijn taakstraf op dit moment zo groot is dat het bevel tot tenuitvoerlegging van 12 dagen vervangende hechtenis vervallen moet worden verklaart. Het bezwaar zal om die reden gegrond worden verklaard.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat de termijn, waarbinnen de veroordeelde de taakstraf dient te hebben verricht, met 12 maanden wordt verlengd.

Beslissing

De rechtbank
-verklaart het bezwaar ontvankelijk;
- verklaart het bezwaar gegrond;
- bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op 24 uren;
- verklaart het bevel tot omzetting vervallen;
- bepaalt dat de taakstraf binnen 12 maanden na heden moet worden voltooid.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.A.F. Damen, politierechter,
in tegenwoordigheid van M. Jacobs, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2021.