Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[naam gedaagde],
1..De procedure
- de dagvaarding van 28 juni 2021, met producties 1 tot en met 6,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 4,
- de aanvullende productie 7 van DNZB Web en DNZB Franchise,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 8 juli 2021,
- de spreekaantekeningen van mr. Renzen,
- de pleitnota van mr. Dolphijn.
2..De feiten
3..Het geschil
- primair: alle op 3 juni 2021 gelegde beslagen opheft,
- subsidiair: alle op 3 juni 2021 gelegde beslagen opheft, binnen twee dagen nadat door DNZB Franchise een bankgarantie is gesteld of een depot op een derdenrekening van een stichting beheer derdengelden plaats heeft gevonden, tot een bedrag van € 99.000,00, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat na betekening van het vonnis en na voldoening aan de gestelde voorwaarde geen opheffing heeft plaatsgevonden,
- uiterst subsidiair: in goede justitie een voorlopige voorziening bepaalt.
4..De beoordeling
in conventie
5..De beslissing
€ 99.000,00 alle op 3 juni 2021 ten laste van DNZB Web en DNZB Franchise onder ABN AMRO Bank N.V. en de Ontvanger der Rijksbelastingen gelegde beslagen op te heffen,