ECLI:NL:RBROT:2021:8198

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/622531 / FA RK 21-5615
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënte met psychogeriatrische aandoeningen

Op 26 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënte, geboren op [geboortedatum cliënte], die momenteel verblijft in Aafje Smeetsland te Rotterdam. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het CIZ op 21 juli 2021, na een last tot inbewaringstelling door de burgemeester van Rotterdam op 20 juli 2021. Tijdens de mondelinge behandeling, die via een beeld- en geluidverbinding plaatsvond, zijn cliënte, haar advocaat mr. H. Vrijhof, een arts verbonden aan Aafje, en de zoon van cliënte gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat cliënte lijdt aan ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen, vermoedelijk dementie, en dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Dit nadeel wordt veroorzaakt door cliënte's gedrag, wat leidt tot levensgevaar, ernstige verwaarlozing en risico's voor de algemene veiligheid. Cliënte vertoont ernstige oordeels- en kritiekstoornissen, is desoriënteerd en herkent haar eigen zoon niet meer. De rechtbank concludeert dat cliënte niet in staat is tot zelfzorg en dat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn om het gevaar te voorkomen.

De rechtbank verleent de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 6 september 2021. Tevens wordt er opgeroepen om een woonplek te vinden waar cliënte samen met haar echtgenoot kan verblijven, aangezien de echtgenoot ook niet meer thuis kan wonen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. F.J. Koningsveld en schriftelijk uitgewerkt op 2 augustus 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/622531 / FA RK 21-5615
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 26 juli 2021 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënte] ,
geboren op [geboortedatum cliënte] ,
hierna: cliënte,
wonende [woonplaats cliënte] ,
thans verblijvende in Aafje Smeetsland te Rotterdam,
advocaat mr. H. Vrijhof te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 21 juli 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van 20 juli 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 juli 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • cliënte met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam arts] , arts, verbonden aan Aafje; en
  • [naam zoon betrokkene] , zoon van betrokkene.

2..Beoordeling

2.1.
Op 20 juli 2021 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam ten behoeve van cliënte een last tot inbewaringstelling genomen. Op 21 juli 2021 heeft het CIZ verzocht met betrekking tot cliënte een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling te verlenen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat dit ernstig nadeel wordt veroorzaakt door het gedrag van cliënte als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, te weten ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de arts dat cliënte vermoedelijk lijdt aan dementie. Het is niet eerder gelukt om een diagnose te stellen omdat cliënte nauwelijks naar de dokter ging. Volgens de arts zal er nader onderzoek worden gedaan naar de psychogeriatrische aandoening van cliënte.
2.3.
De advocaat bepleit namens cliënte afwijzing van het verzoek omdat cliënte in staat is om zowel voor zichzelf als haar echtgenoot te zorgen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënte sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstige verwaarlozing en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Client lijdt aan forse oordeels- en kritiekstoornissen. Er is sprake van desoriëntatie in tijd en persoon. Zo herkent zij haar eigen zoon niet meer en is daarin ook niet te overtuigen. Cliënte confabuleert in contact met anderen. Voorafgaand aan de opname dronk en at zij te weinig en had zij al dagen niet meer gedoucht. De woning was vervuild en rook naar urine. Ook veroorzaakte cliënte een aanzienlijk risico op brandgevaar omdat zij binnenshuis rookt en eerder het gas aan heeft laten staan. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de arts dat het op de afdeling redelijk gaat met cliënte. De behandelaren zien forse stoornissen in het korte- en langetermijngeheugen. Zo meende cliënte dat ze jonger is dan haar daadwerkelijke leeftijd en was zij niet op de hoogte van het overlijden van haar ouders.
2.4.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Cliënte is niet meer in staat tot zelfzorg en veroorzaakt gevaarlijke situaties voor zowel zichzelf als anderen. Cliënte zou volledig verwaarloosd raken wanneer zij terug naar huis zou gaan. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder ingrijpende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Cliënte heeft geen steunsysteem. De familie van cliënte is niet in staat om voor haar te zorgen. Onlangs is ook de echtgenoot van cliënte opgenomen vanwege somatische problematiek. Ter zitting verklaren zowel de zoon van cliënte als de arts dat de echtgenoot naar verwachting niet meer thuis kan wonen. Bovendien is er geen mogelijkheid voor thuiszorg omdat cliënte dit weigert.
2.5.
Cliënte weigerde een vrijwillige opname. Zo is cliënte geboeid onder begeleiding van de politie opgenomen op de afdeling waar zij momenteel verblijft. Cliënte verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. Cliënte heeft geen ziektebesef en ziekte-inzicht. Zij weet niet waar zij is en heeft aangegeven naar huis te zullen gaan.
2.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken. De rechtbank volgt de advocaat in zijn verweer dat er zal moeten worden gezocht naar een woonplek waar cliënte samen met haar echtgenoot kan verblijven.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënte] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 september 2021;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 26 juli 2021 mondeling gegeven door mr. F.J. Koningsveld, rechter, in tegenwoordigheid van G. de Man, griffier, en op 2 augustus 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.