ECLI:NL:RBROT:2021:813

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
C/10/610910 / FA RK 21-38
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging en niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 15 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoekschrift van de officier is op 4 januari 2021 ingediend, maar de advocaat van de betrokkene heeft bepleit dat de officier niet-ontvankelijk is in zijn verzoek vanwege een aanzienlijke termijnoverschrijding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorige machtiging van de betrokkene in september 2020 afliep en dat de officier pas op 4 januari 2021 een nieuw verzoek indiende, terwijl de wet voorschrijft dat dit verzoek binnen vier weken na de schriftelijke mededeling aan de betrokkene moet worden ingediend. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding zo fors is dat de betrokkene in zijn belangen is geschaad. Daarom verklaart de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in het verzoek. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.Y.A. van Meersbergen en op 18 januari 2021 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/610910 / FA RK 21-38
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 15 januari 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en verblijvende te [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. L.A. Middelkoop te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 4 januari 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van
11 november 2020;
  • de zorgkaart;
  • het zorgplan van 20 juli 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 januari 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2] , verpleegkundige verbonden aan Parnassia Groep bureau BOPZ Rijmond.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
De advocaat van betrokkene bepleit niet-ontvankelijkheid van de officier omdat sprake is van een zodanige termijnoverschrijding dat betrokkene in zijn belangen is geschaad. De officier is op 21 juli 2020 gestart met de voorbereiding van de zorgmachtiging en heeft hiertoe een geneesheer-directeur aangewezen. De officier heeft op 4 januari 2021 het onderhavig verzoek bij de rechtbank ingediend. Gelet op artikel 5:16 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 5:17 Wvggz had de officier een verzoekschrift moeten indienen binnen vier weken na de schriftelijke mededeling aan betrokkene, zoals bedoeld in artikel 5:4 lid 2 sub a Wvggz.
2.2.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een zeer forse termijnoverschrijding. De vorige machtiging van betrokkene liep in september 2020 af. Betrokkene heeft al die tijd in onzekerheid verkeerd of er opnieuw een zorgmachtiging zou komen.
Hoewel de wetgever geen sanctie heeft verbonden aan de termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 5:16 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 5:17 Wvggz, is de rechtbank in het onderhavige geval van oordeel dat de termijnoverschrijding zodanig lang is, dat betrokkene hierdoor in zijn belangen is geschaad. De rechtbank verklaart de officier daarom niet-ontvankelijk in het verzoek.

3..Beslissing

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking is op 15 januari 2021 mondeling gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, in tegenwoordigheid van M. Streefland, griffier en op 18 januari 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.