In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2021 een tussenbeschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2004. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 11 juni 2021 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van één jaar. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder en de vader niet verschenen, maar de minderjarige wel in de gelegenheid is gesteld om haar mening kenbaar te maken.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt uitgeoefend door de ouders, waarbij de minderjarige bij de vader woont. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag op 7 augustus 2020 en liep tot 7 augustus 2021. De GI heeft verzocht om een korte verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat er zorgen zijn over de sociale-emotionele en cognitieve ontwikkeling van de minderjarige. De ouders zijn niet in staat om op een voor de minderjarige niet belastende manier met elkaar te communiceren, wat schadelijk is voor haar ontwikkeling.
De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling met twee maanden te verlengen tot 7 oktober 2021 en heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot een nader te bepalen zittingsdatum. De kinderrechter heeft daarbij het belang van hoor en wederhoor benadrukt en aangegeven dat de ouders in elkaars aanwezigheid gehoord dienen te worden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.