Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 1 juni 2021, met producties;
- het verweerschrift, tevens houdende een tegenverzoek en voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, binnengekomen ter griffie op 24 juni 2021, met producties;
- de pleitaantekeningen mondelinge behandeling van [persoon A] ;
- de pleitnotities van Erasmus MC.
2..De feiten
“Zonder enige aanleiding sloeg [persoon A] ineens twee armen om [code medewerker 1] en begon haar te knuffelen. [code medewerker 1] verstijfde van schrik en angst en riep: help! [persoon A] zei: “Kijk wij zijn een mooi stel, ik word jouw eerste chocolaatje. [code medewerker 1] geeft aan dat niemand wat deed. Ze voelde zich erg ongemakkelijk en bang.”
“ [persoon A] stond op en hij begon [code medewerker 1] te knuffelen. [code medewerker 2] zag dat [code medewerker 1] van angst verstijfde, dicht sloeg, rood aanschoot en help zei. [code medewerker 2] schreeuwde: “Laat haar los en blijf van haar af!” [persoon A] klampte zich zeker 3-4 minuten vast aan [code medewerker 1] . Ze werd bijna fijn geknepen. Ik wist niet meer wat te doen en riep weer: Laat haar los!” (….) Twee minuten later liep [code medewerker 2] ook de keuken uit via diezelfde uitgang. Bij de logistieke NF lift kwam [persoon A] naar haar toegelopen. Hij kwam achter haar staan en zei iets dat ze is vergeten. Hij stond achter haar, legde zijn arm op haar schouders en zei: “Wat heb jij een lekker kontje”. Hij duwde vervolgens zijn geslachtsdeel tegen haar aan en zei: “Laat mij een foto zien van jouw kont”. [code medewerker 2] verstijfde en was stil. Ze gaf aan dat ze niet wist wat ze moest doen en dat haar eerste gedachte was om hem een stomp te geven”.
Je hebt mooie ogen, ik zou je de stiefmoeder van mijn kinderen willen laten zijn”, “zulke lekkere billen”, “we moeten afspreken met elkaar, ik ga jouw eerste chocoprins zijn”.
3..Het geschil
4..De beoordeling
“Wat heb jij een lekker kontje” en “ik zou je de stiefmoeder van mijn kinderen willen laten zijn”.De kantonrechter is van oordeel dat zulke uitspraken niet passen in een werksfeer onder collega’s. Zulke opmerkingen gaan een grapje tussen collega’s onderling ver te buiten. Dit geldt ook indien collega’s op zich amicaal met elkaar omgaan. Het met regelmaat doen van dit soort uitlatingen jegens collega’s, te meer als het een vrouwelijke collega is, kan niet door de beugel. Voor de collega’s in kwestie kan het (regelmatig) plaatsen van dergelijke opmerkingen een onveilig gevoel op het werk creëren.