Op 11 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 24 december 2020. Bij het verzoekschrift waren verschillende bijlagen gevoegd, waaronder een medische verklaring van een psychiater en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2021 was de advocaat van de betrokkene aanwezig, evenals de betrokkene zelf en zijn behandelaar. De officier van justitie was niet ter zitting aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting op het verzoek nodig achtte.
De rechtbank heeft beoordeeld dat de vorige zorgmachtiging van de betrokkene op 17 oktober 2020 was verlopen en dat de betrokkene meewerkte aan zijn behandeling en zijn medicatie innam, ook zonder geldige machtiging. Er was sprake van vrijwilligheid, waardoor niet voldaan werd aan de voorwaarden voor verplichte zorg. De rechtbank concludeerde dat er in de afgelopen maanden geen crisissituaties waren voorgekomen en dat het verzoek tot zorgmachtiging daarom moest worden afgewezen. De betrokkene gaf aan behoefte te hebben aan wekelijkse therapeutische gesprekken, maar dit was niet voldoende om de zorgmachtiging te rechtvaardigen.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en aangegeven dat tegen deze beschikking het rechtsmiddel van cassatie openstaat. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt en getekend op dezelfde dag.