ECLI:NL:RBROT:2021:8090

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
10/961582-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het uitvoeren van verdovende middelen met verborgen opslag in woning

Op 21 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het samen met anderen uitvoeren van verdovende middelen. De verdachte had haar woning ter beschikking gesteld aan anderen, die in verborgen ruimtes grote hoeveelheden verdovende middelen opsloegen, bestemd voor export naar het buitenland. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten met betrekking tot het verstrekken, vervoeren of exporteren van de harddrugs, wat leidde tot vrijspraak voor deze onderdelen van de tenlastelegging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van voorarrest.

De zaak kwam aan het licht door een onderzoek naar de webwinkel DutchMasters op het darkweb, waaruit bleek dat de verdachte en medeverdachten betrokken waren bij de handel in verdovende middelen. Tijdens doorzoekingen in de woning van de verdachte werden verborgen ruimtes aangetroffen met in totaal ongeveer 62 kilo verdovende middelen, verpakkingsmateriaal en weegschalen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist van de aanwezigheid van deze verborgen ruimtes en dat zij ernstige redenen had te vermoeden dat de aangetroffen voorwerpen bestemd waren voor de handel in verdovende middelen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met haar persoonlijke omstandigheden en het blanco strafblad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/961582-20
Datum uitspraak: 21 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortedatum verdachte] op [geboorteplaats verdachte] ,
verblijvende op het adres: [adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. M. Schwab, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 juli 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. Z. Trokic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Onderzoek [naam onderzoek 1]
Onder de naam [naam onderzoek 2] is een onderzoek gestart naar de webwinkel DutchMasters op het darkweb, waarbij het vermoeden is gerezen dat een persoon genaamd [naam ] betrokken is bij genoemde vendor (verkoper) en zich bezighoudt met de handel in verdovende middelen. Uit het onderzoek [naam onderzoek 2] is informatie binnengekomen dat op 8 mei 2020 een overdracht tussen twee personen is waargenomen van postpakketten met daarin verdovende middelen bestemd voor verzending naar buitenlandse adressen. De medeverdachte [naam medeverdachte 1] is als een van de betrokkenen bij deze overdracht van pakketten verdovende middelen geïdentificeerd.
Op 21 juli 2020 is een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam [naam onderzoek 1] naar de export van verdovende middelen en de rol van [naam medeverdachte 1] . Hij is in de periode van 24 juli 2020 tot en met 4 september 2020 geobserveerd, waarbij is gezien dat hij met zowel een BMW met kenteken [kentekennummer] als met een bakfiets pakketten, tassen en dozen ophaalde en afleverde bij de adressen [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] . [naam medeverdachte 1] is daarbij ook met andere personen gezien in en bij hun woningen, onder wie de medeverdachten [naam medeverdachte 2] ( [adres 3] ) en [naam medeverdachte 3] ( [adres 1] ).
Op 4 september 2020 zijn de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] aangehouden bij de [adres 3] terwijl zij bezig waren postpakketten uit de bakfiets in de schuur bij die woning te laden. De pakketten waren, blijkens de etiketten, bestemd voor verzending naar het buitenland. In de (in totaal zeven) postpakketten zaten speelgoeddozen en dropblikken met daarin hoeveelheden MDMA, cocaïne en amfetamine. Diezelfde dag hebben doorzoekingen plaatsgevonden.
In de woning van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] zijn bij de doorzoeking drie plastic zakjes met daarin ketamine en MDMA gevonden en is, in diens portemonnee een pasje gevonden van Huureenbox.nl behorende bij een opslagbox in [plaatsnaam 3]. Bij de doorzoeking van deze opslagbox is een grote hoeveelheid verdovende middelen en verpakkingsmateriaal (blikken en speelgoeddozen) aangetroffen.
Op het adres [adres 1], het adres van de zus van medeverdachte [naam medeverdachte 3] , is een ruimte aangetroffen die leek te zijn ingericht om verdovende middelen in te pakken en voor verzending naar het buitenland gereed te maken. Ook zijn hetzelfde soort etiketten, blikken en dozen aangetroffen als die op en in de aan de [adres 3] in beslag genomen postpakketten met verdovende middelen zaten.
Ook op het adres van de verdachte aan de [adres 2] heeft een doorzoeking plaatsgevonden en daarbij zijn in de slaapkamer en een kamer met kleding twee verborgen ruimtes gevonden, waar in totaal ongeveer 62 kilo verdovende middelen, verpakkingsmateriaal en een aantal weegschalen is aangetroffen. Buiten de verborgen ruimtes, in de slaapkamer van verdachte, is onder meer een sealmachine aangetroffen. In de garage bij deze woning stond een grote vacumeermachine en lag een hoeveelheid verpakkingsmateriaal.
Onder de medeverdachte [naam medeverdachte 1] is een iPhone in beslag genomen. In deze telefoon stond een groot aantal Signal-chats tussen hem (‘ [naam 1] ’) en een andere persoon waarvan de politie vermoedt dat dit de medeverdachte [naam ] is (‘ [naam 2] ’). Ook zijn er in de telefoon foto’s en spraakberichten aangetroffen. De berichten en foto’s zien op bestellingen van verdovende middelen. [naam 2] geeft aan de medeverdachte [naam medeverdachte 1] opdrachten voor het uitvoeren van bestellingen.
Onder de verdachte is een Samsung telefoon in beslag genomen. In deze telefoon zijn WhatsApp conversaties tussen de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] aangetroffen. In deze chats worden afspraken gemaakt om elkaar te zien. Tijdens observaties is gezien dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] bij de woning van de verdachte aankomt en daar naar binnen gaat.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft de voorwerpen op de tenlastelegging niet voorhanden gehad. Ook wist zij niet dat de in haar woning aangetroffen voorwerpen bij de handel in verdovende middelen werden gebruikt. Zij moet dan ook van feit 1 worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
In de woning en garage van de verdachte is een sealmachine, een vacumeermachine en verpakkingsmateriaal aangetroffen. In ieder geval de sealmachine en de vacumeermachine lagen in het zicht. Gezien de aard van deze voorwerpen, in combinatie met de aangetroffen verdovende middelen in de woning van de verdachte, had de verdachte minst genomen ernstige redenen te vermoeden dat deze voorwerpen werden gebruikt bij het voorbereiden of bevorderen van Opiumwet feiten. Daarbij betrekt de rechtbank dat de verdachte ook geen enkele andere logische verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van deze apparaten in haar woning.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen voor wat betreft het voorhanden hebben van de sealmachine en de vacumeermachine.
4.3.
Bewijswaardering feiten 2 en 3
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de haar ten laste gelegde gedragingen, nu zij geen weet heeft gehad van de verborgen ruimtes in haar woning.
4.3.2.
Beoordeling
De verdachte verbleef vanaf september 2018 in de woning aan de [adres 2] en heeft in januari 2019 een huurovereenkomst gesloten met de verhuurder [naam 3] . Volgens de verklaring van verhuurder waren de verborgen ruimtes op dat moment nog niet gemaakt.
Uit de verklaringen van zowel de verdachte als van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] volgt dat zij in het verleden een liefdesrelatie hebben gehad, die in 2018 werd verbroken. In het najaar van 2019 was het contact weer hersteld. Sindsdien zien zij elkaar regelmatig en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] komt ook bij de verdachte thuis. Tijdens een van die bezoeken, op 29 mei 2020, heeft [naam medeverdachte 1] een foto van één van de verborgen ruimtes gemaakt en deze foto gestuurd naar [naam 2] . Uit WhatsAppgesprekken tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] volgt dat zij die dag, 29 mei 2020, een afspraak hebben, waarbij -zo blijkt ook uit locatiegegevens van diens telefoon- [naam medeverdachte 1] bij de verdachte aan de [adres 2] is geweest.
Daarnaast spreekt [naam medeverdachte 1] in Signalberichten over een ‘stash bij die chick’. Uit onderzoek naar de locatiegegevens van zijn telefoon volgt dat deze uitstraalt in de buurt van de [adres 2] op het moment waarop hij volgens die berichten bij deze ‘stash’ langs zou gaan. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat de twee verborgen ruimtes zijn aangetroffen in kamers die dagelijks door de verdachte worden gebruikt; namelijk in haar slaapkamer en in haar kledingkamer.
Gelet op bovenstaande omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte wist dat ‘de stash’, bestaande uit de twee verborgen ruimtes in haar woning, daar aanwezig was en door de medeverdachte [naam medeverdachte 1] werd gebruikt voor de opslag van verdovende middelen.
De verklaring van de verdachte dat de aangetroffen spullen van de vorige huurders zijn, dat zij van de stash niets wist en ook nooit iets gemerkt heeft van de handelingen van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] bij die verborgen ruimtes, zelfs op momenten waarop zij zelf thuis was, schuift de rechtbank tegen de achtergrond van wat hiervoor is overwogen als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank acht echter niet bewezen dat de verdachte anderszins betrokken is geweest bij de handel in de verdovende middelen. Er zijn geen bewijsmiddelen in het dossier waaruit blijkt dat zij nauw en bewust met de medeverdachten heeft samengewerkt ten aanzien van het verstrekken, vervoeren of exporteren van de harddrugs. De rechtbank zal de verdachte dan ook partieel vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging van feit 3.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de verdovende middelen in haar woning in [plaatsnaam 1] aanwezig heeft gehad, zowel op 4 september 2020 (feit 2) als in de periode van 29 mei 2020 tot 4 september 2020 (feit 3).
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 29 mei 2020 tot en met 4 september 2020 te [plaatsnaam 1] , tezamen en in vereniging met een ander,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) voorwerpen ,
waarvan verdachte ernstige redenen had te vermoeden, dat die bestemd waren tot
het plegen van dat feit:
eensealmachine,
eneen vacumeermachinevoorhanden heeft/ gehad,
2.
zij op 4 september 2020 te [plaatsnaam 1] tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk ongeveer
62kilogramvan middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet, waaronder:
- cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en MDMA aanwezig heeft gehad;
3.
zij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 29 mei 2020 tot 4 september 2020 te [plaatsnaam 1] tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid van middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet, waaronder:
- cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en- amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en MDMA .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen voorhanden te hebben, waarvan zij ernstige reden heeft te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een aantal maanden haar woning ter beschikking gesteld aan derden, die in verborgen ruimtes in die woning grote hoeveelheden verdovende middelen opsloegen. Deze verdovende middelen waren bestemd voor de export naar het buitenland. Ook heeft de verdachte voorwerpen in huis gehad waarvan zij had moeten weten dat die geschikt zijn voor de handel in verdovende middelen. Dat de verdachte een grotere rol heeft gespeeld in de handel van de verdovende middelen, ziet de rechtbank echter niet.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 december 2020 en een voortgangsverslag van 8 juni 2021. Uit het rapport van 2 december 2020 blijkt dat er op diverse leefgebieden zorgen zijn die in algemene zin de kans op recidive kunnen verhogen. De verdachte heeft hoge schulden, geen (legaal) inkomen en geen dagbesteding. Gelet op de ontkenning van de verdachte is de kans op recidive niet door de reclassering in te schatten. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en het meewerken aan schuldhulpverlening.
Uit het voortgangsverslag van 8 juni 2021 blijkt dat de verdachte sinds 17 december 2020 onder toezicht van de reclassering staat en dat zij een zelfstandige vrouw is die meewerkt en zich aan de afspraken houdt. Uit onderzoek is gebleken dat de schuldenlast van de verdachte minder problematisch is dan gedacht. De verdachte krijgt voor haar schuldenlast hulp van Bijzonder Beheer Support en zij zullen de verdachte de komende jaren op financieel gebied blijven begeleiden. De verdachte woont bij haar vader en kan hier langere tijd blijven wonen. Vanwege haar financiële situatie en de strafzaak is de verdachte sinds haar detentie nog niet begonnen met een baan of opleiding. Indien de verdachte een straf met bijzondere voorwaarden krijgt opgelegd dan zal het toezicht van de reclassering zich richten op het stabiliseren van de financiële situatie van de verdachte en het vinden van een dagbesteding.
7.3.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, het blanco strafblad van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De aard en de ernst van de feiten geven geen aanleiding om de straf gelijk te stellen met de duur van het voorarrest, zoals verzocht door de verdediging.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de rapportages van de reclassering en hetgeen ter zitting is besproken waaruit blijkt dat de verdachte haar leven op de rails heeft.
Alles afwegend en mede gelet op de gedeeltelijke vrijspraak van feit, komt de rechtbank uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht de hierna te noemen straf, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

De rechtbank beslist ten aanzien van de op de beslaglijsten genoemde goederen als volgt.
Onttrekken aan het verkeer
Onder de verdachte zijn de volgende goederen in beslaggenomen die zullen worden onttrokken aan het verkeer:
Het ongecontroleerde bezit van de hiervoor genoemde goederen is in strijd met het algemeen belang en deze goederen kunnen dienen ter voorbereiding van soortgelijke feiten als bewezen is verklaard.
Teruggave aan de verdachte
Ten aanzien van onderstaande in beslag genomen goederen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte:
Verbeurd verklaren
De onderstaande goederen zullen worden verbeurd verklaard:
[afbeelding]
Deze voorwerpen behoren aan de verdachte dan wel haar medeverdachten toe en de bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan of voorbereid.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 33b, 36b, 36d, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 2 en 3:
[afbeelding]
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2021.
De voorzitter en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2020 tot en met 4 september 2020 te [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 3], in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten bet opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot bet plegen van dat/die feit(en), hebbende zij:
sealmachines, weegschalen, een vacumeermachine, een snijmachine, (onderdelen voor) een blikpers, diverse verpakkingsmaterialen, diverse opvulmaterialen, etiketten en/of handschoenen voorhanden heeft/hebben gehad,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot bet plegen van dat/die feit(en);
2.
zij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 4 september 2020 te [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2], in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk ongeveer 67 kilogram, althans 67.158,28 gram, althans een grote hoeveelheid, althans een (meer geringe) hoeveelheid van een of meer middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, waaronder:
- cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB), zijnde amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom- 2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB);
aanwezig heeft gehad;
3.
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2020 tot en met 4 september 2020 te [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 3], in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk (telkens) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of buiten het grondgebied van Nederland gebracht, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid, althans een (meer dan geringe) hoeveelheid van een of meer middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, waaronder:
- cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB), zijnde amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom- 2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB);