ECLI:NL:RBROT:2021:806

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
10-107495-18, 10-018595-18, 10-002169-19, 10-068595-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, bedreiging en belediging met gevangenisstraf

Op 21 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreiging en belediging. De zaak betreft vier gevoegde parketnummers: 10-107495-18, 10-018595-18, 10-002169-19 en 10-068595-19. De verdachte, die ten tijde van de zitting gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. Aydogan-Kütük. Tijdens de zittingen op 8 januari 2019, 12 juli 2019 en 7 januari 2021 zijn de feiten besproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan drie mishandelingen, twee bedreigingen en een belediging. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers geloofwaardig en ondersteund door bewijs, waaronder camerabeelden en medische rapporten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank besloot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte niet in staat was gebleken zich aan voorwaarden te houden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 300,00 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers gevoegde zaken: 10-107495-18, 10-018595-18, 10-002169-19,
10-068595-19
Datum uitspraak: 21 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel te Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. N. Aydogan-Kütük, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
8 januari 2019, 12 juli 2019 (zulks op de voet van artikel 377, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering en van 7 januari 2021. Op de terechtzitting van 8 januari 2019 zijn de zaken met de parketnummers 10-107495-18, 10-018595-18 en 10-002169 door de politierechter gevoegd. Op de terechtzitting van 12 juli 2019 is de zaak met parketnummer 10-068595-19 eveneens door de politierechter gevoegd. De gevoegde zaken zijn door de politierechter in deze rechtbank ter terechtzitting van 12 juli 2019 verwezen naar de meervoudige strafkamer.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. du Croix heeft gevorderd:
- vrijspraak van feit 1 van de zaak met parketnummer 10-018595-18;
- bewezenverklaring van de zaak met parketnummer 10-107495-18, feit 2 van de zaak met parketnummer 10-018595 alsmede van de zaken met parketnummers 10-002169-19 en 10-068595-19;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat feit 1 van de zaak met parketnummer 10-018595-18 (mishandeling) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder feit 2 van de zaak met parketnummer 10-018595-18 (bedreiging) en het in de zaak met parketnummer 10-002169-19 (mishandeling) tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
10-107495-18
(mishandeling)
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdachte ontkent dat hij zijn vriendin heeft mishandeld door haar te slaan of aan haar haar te trekken op grond waarvan hij dient te worden vrijgesproken. Voor het letsel dat bij haar is geconstateerd voert de verdediging aan dat zij dat zichzelf aangedaan kan hebben. Aangeefster zou bekend zijn met automutilatie. In het dossier ontbreekt een letselbeschrijving van een arts.
10-068595-19
Feit 1 (mishandeling)
De verdediging is op grond van het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden, de aangifte en de medische verklaring, van mening dat niet overtuigend is bewezen dat aangeefster door de verdachte is getrapt. Op de camerabeelden is niet meer te zien, dan dat de verdachte een trappende beweging maakt maar niet dat aangeefster is geraakt. De verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling.
Feiten 2 en 3 (bedreiging en belediging)
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.2.
Beoordeling
10-107495-18
De verdachte en zijn vriendin, aangeefster [naam slachtoffer 1] , hebben beiden verklaard dat zij ruzie kregen in de auto. Volgens aangeefster heeft de verdachte met een gebalde vuist op haar hoofd geslagen en heeft hij aan haar haren getrokken. De verdachte zou met de auto zijn gaan rijden terwijl zij het bijrijdersportier vasthield. Hierdoor zou zij een schaafwond aan haar knie hebben opgelopen. De politie constateert letsel bij aangeefster dat past bij haar aangifte. In het dossier zitten foto’s van dat letsel.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van aangeefster, omdat haar aangifte wordt ondersteund door de bevindingen van de politie. Dat aangeefster de verwondingen zichzelf zou hebben aangedaan acht de rechtbank niet aannemelijk.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte opzettelijk is weggereden terwijl aangeefster het portier nog vast had. De verdachte zal van de onder het derde gedachtestreepje tenlastegelegde handelingen worden vrijgesproken.
De onder het eerste en tweede gedachtestreepje tenlastegelegde gedragingen zullen bewezen worden verklaard.
10-068595-19
Aangeefster [naam slachtoffer 4] verklaart dat de verdachte haar hard tegen haar linkerbeen, net boven de knie, heeft getrapt. Ook is zij door hem bedreigd en beledigd.
Op camerabeelden is te zien dat de verdachte een trappende beweging maakt naar aangeefster. Verdachte heeft dit ook bekend, maar heeft ontkend dat hij haar geraakt heeft.
De rechtbank komt op basis van de verklaring van aangeefster, het letsel dat bij haar geconstateerd is en de camerabeelden tot de conclusie dat verdachte aangeefster heeft geraakt en acht de tenlastegelegde mishandeling bewezen. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen eveneens bewezen dat de verdachte aangeefster heeft bedreigd en beledigd.
Deze feiten zullen eveneens bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder de zaken met parketnummers 10-107495-18 en 10-068595-19 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 van de zaak met parketnummer 10-018595-18 en het onder parketnummer 10-002169-19 tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
10-107495-18
hij op 2 juni 2018 te Rotterdam zijn levensgezel, [naam slachtoffer 1] , heeft mishandeld door:
- haar op het hoofd te slaan en
- aan de haren te trekken;
10-018595-18
2
hij, op 24 januari 2018 te Berkel en Rodenrijs [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door [naam slachtoffer 2]
dreigend de woorden toe te voegenjij bent dood, jij gaat dood. Ik ga jou dood laten maken enf Ik ga een pistool regelen en handel het zelf wel af;
10-002169-19
hij op 14 november 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar met een gebalde hand tegen het hoofd te slaan;
10-068595-19
1
hij, op 21 maart 2019 te Berkel en Rodenrijs [naam slachtoffer 4] heeft mishandeld door tegen het been te trappen;
2
hij, op 21 maart 2019 te Berkel en Rodenrijs [naam slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "ik verbouw hier de hele kankerboel en je hele familie, ik kom terug" en "je krijgt klappen;
3
hij, op 21 maart 2019 te Berkel en Rodenrijs opzettelijk [naam slachtoffer 4] , in het openbaar, mondeling heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "kankerwijf" en "kankerhoer", en door genoemde [naam slachtoffer 4] in het gezicht, te spugen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10-107495-18
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.
10-018595-18
Feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
10-002169-19
mishandeling.
10-068595-19
Feit 1
mishandeling.
Feit 2
bedreiging met zware mishandeling.
Feit 3
eenvoudige belediging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Motivering straf

6.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op verschillende momenten in de afgelopen drie jaren schuldig gemaakt aan zes strafbare feiten. De verdachte heeft zijn toenmalige partner, die op dat moment zwanger was, tijdens een ruzie met zijn vuist op haar hoofd geslagen en haar hoofd aan de haren naar beneden getrokken. Ook heeft de verdachte het buurmeisje van zijn toenmalige partner uit het niets en in het voorbijgaan een harde klap tegen haar voorhoofd gegeven. Verder heeft de verdachte een medewerkster van een tankstation mishandeld door hard tegen haar been te trappen. Naast de mishandeling heeft verdachte de medewerkster van het tankstation ook beledigd door in haar gezicht te spugen en bedreigd. Tot slot heeft de verdachte zijn vroegere buurman bedreigd.
Bij alle feiten heeft de verdachte zich fysiek dan wel verbaal gewelddadig en agressief gedragen. Hij heeft daarmee meerdere personen angst aangejaagd en geen enkel respect voor hen getoond.
6.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
6.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
1 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
6.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft twee rapportages over de verdachte opgemaakt, gedateerd
18 april 2018 en 28 juni 2019. Ook zijn er meerdere (voortgangs)verslagen opgemaakt over het verloop van het schorsingstoezicht.
Psychiater dr. B.A. Blansjaar heeft een rapport opgemaakt, gedateerd 24 mei 2019. Er heeft geen onderzoek kunnen plaatsvinden omdat de verdachte niet wilde meewerken.
GZ-Psycholoog M. Jager, onder supervisie van mw. drs. F. Jonker, GZ-psycholoog, i.o.t. specialist, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 26 mei 2019. Hierin staat dat er bij de verdachte sprake is van een licht tot matig verstandelijke beperking en overvraging. Deze beperking was aanwezig tijdens de tenlastegelegde feiten en beïnvloedde het handelen en de keuzes van de verdachte. Geadviseerd wordt de feiten in verminderde mate toe te rekenen. Het recidive risico wordt hoog ingeschat wanneer er geen behandeling of begeleiding is.
De rechtbank heeft acht geslagen op genoemde rapportages.
6.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal in strafverminderende zin laten meewegen dat een deel van de bewezen verklaarde feiten inmiddels ruim drie jaar geleden zijn gepleegd en de redelijke termijn is overschreden.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden waarvan
één maand voorwaardelijk geëist met bijzondere voorwaarden. Zij verwijst hiervoor naar een reclasseringsrapport dat is opgemaakt in een andere strafzaak waarvoor de verdachte is veroordeeld op 11 maart 2020 en waarbij aan de verdachte reclasseringstoezicht en een klinische behandeling voor LVB problematiek is opgelegd. De verdachte is ook aan die behandeling begonnen en heeft verklaard dat hij daar ook baat bij heeft gehad. De verdachte zit echter nu de op 11 maart 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf uit. De tenuitvoerlegging van deze straf is gelast vanwege het overtreden van de bijzondere voorwaarden. Desgevraagd geeft de officier van justitie aan dat zij contact heeft gehad met de reclasseringswerker van de verdachte die heeft aangegeven nog mogelijkheden te zien voor een hernieuwde behandeling.
De rechtbank ziet geen heil in oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, aangezien verdachte niet in staat is gebleken zich daaraan te houden en de reclassering dat in de onderhavige zaken ook niet heeft geadviseerd. De rechtbank zal een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

7..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Ter zake van de zaak met parketnummer 10-018595-18 heeft [naam benadeelde] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 800,00 aan immateriële schade. Dit bedrag is als volgt uitgesplitst: voor de mishandeling een bedrag van € 500,00 en voor de bedreiging een bedrag van € 300,00.
7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 300,00. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering ten aanzien van het bedrag van € 500,00, gelet op de gevorderde vrijspraak ten aanzien van de mishandeling.
7.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw verzoekt de vordering van de benadeelde partij af te wijzen. De benadeelde partij heeft zelf een groot aandeel gehad in de ruzie.
7.3.
Beoordeling
Aan de benadeelde partij is door het onder feit 2 in de zaak met parketnummer 10-018595-18 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade toegebracht. De vordering tot vergoeding van die schade is genoegzaam onderbouwd en zal worden toegewezen tot het gevorderde bedrag.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de mishandeling, zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 januari 2018.
Omdat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
7.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 300,00 vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 63, 266, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 van de zaak met parketnummer 10-018595-18 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10-107495-18, 10-002169-19 en 10-068595-19 tenlastegelegde feiten en het onder parketnummer 10-018595-18 tenlastegelegde feit 2, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken;
beveelt dat de tijd (9 dagen) die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 300,00 (zegge: driehonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 300,00(hoofdsom, zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 300,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 januari 2021.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10-107495-18
hij op of omstreeks 2 juni 2018 te Rotterdam zijn levensgezel, [naam slachtoffer 1] , heeft mishandeld door:
- haar op/tegen het hoofd te stompen en/of slaan en/of
- aan de haren te trekken en/of
- terwijl die [naam slachtoffer 1] een deur van die door hem, verdachte, bestuurde auto vast had (gepakt), gas te geven en/of (vervolgens) weg te rijden, waardoor die [naam slachtoffer 1] enkele meters meegesleurd is;
10-018595-18
1
hij, op of omstreeks 24 januari 2018 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, in elk geval in Nederland, [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [naam slachtoffer 2] (met kracht):
- een of meerdere malen op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan
en/of te stompen en/of
- te duwen en/of aan hem te trekken;
2
hij, op of omstreeks 24 januari 2018 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, in elk geval in Nederland, [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [naam slachtoffer 2] jij bent dood, jij gaat dood. Ik ga jou dood laten maken en/of Ik ga een pistool regelen en handel het zelf wel af;
10-002169-19
hij op of omstreeks 14 november 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar met een arm en/of elleboog en/of gebalde en/of vlakke hand op/tegen het hoofd te slaan;
10-068595-19
1
hij, op of omstreeks 21 maart 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, [naam slachtoffer 4] heeft mishandeld door een of meermalen tegen het been, althans tegen het lichaam te schoppen/trappen;
2
hij, op of omstreeks 21 maart 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland [naam slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "ik verbouw hier de hele kankerboel en je hele familie, ik kom terug" en/of "je krijgt klappen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (vervolgens) met gebalde vuist in zijn handpalm te slaan;
3
hij, op of omstreeks 21 maart 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland opzettelijk [naam slachtoffer 4] , in haar tegenwoordigheid, in het openbaar, mondeling heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "kankerwijf" en/of "kankerhoer", en/of door genoemde [naam slachtoffer 4] in/tegen het gezicht, althans in de richting van het gezicht/hoofd, te spugen, althans (telkens) woorden en/of feitelijkheden van gelijke beledigende aard en/of strekking;