ECLI:NL:RBROT:2021:8045

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/615905 / HA ZA 21-289
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
  • mr. A.F.L. Geerdes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in internationale zaak met betrekking tot bestuurdersaansprakelijkheid van Optidentaal B.V.

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een bevoegdheidsincident in een internationale context. De gedaagde woont niet in Nederland en heeft zijn onbevoegdheidsverweer uitsluitend gebaseerd op Nederlandse internrechtelijke bepalingen. De eiser, in zijn hoedanigheid als curator in het faillissement van de besloten vennootschap Optidentaal B.V., refereert zich in het bevoegdheidsincident. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen om partijen de gelegenheid te geven zich uit te laten over het toepasselijke internationale bevoegdheidsregime en de gevolgen daarvan voor de bevoegdheid van de rechtbank.

De procedure is gestart met een dagvaarding op 22 januari 2021, gevolgd door een incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring en een incidentele conclusie van antwoord. De eiser vordert onder andere dat de gedaagden als (middellijk) bestuurders van Optidentaal B.V. hun taak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, wat een belangrijke oorzaak van het faillissement zou zijn. De eiser legt zijn vorderingen onder andere ten grondslag aan artikelen 2:248 en 2:11 BW, en stelt dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschil een internationaal karakter heeft, omdat een van de gedaagden geen woonplaats in Nederland heeft. De rechtbank verwijst de zaak naar de rol van 1 september 2021 voor een akte van de zijde van de eisers, waarna de gedaagde hierop mag reageren. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan, zowel in het incident als in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/615905 / HA ZA 21-289
Vonnis in incident van 4 augustus 2021
in de zaak van
[naam eiser 1] in zijn hoedanigheid van curator in het
faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Optidentaal B.V.,
wonende te [woonplaats eiser],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. M.L. van Dokkum te Den Haag,
tegen

1..[naam gedaagde 1],

wonende te [woonplaats gedaagde 1],
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. D.Th.J. van der Klei te Den Haag.
Partijen zullen hierna [naam eiser 1], [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] genoemd worden. Gedaagden worden tezamen [gedaagden] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 januari 2021, met producties 1 tot en met 21;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring en verwijzing;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak vordert – samengevat en zakelijk weergegeven – [naam eiser 1] om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. Te verklaren voor recht dat gedaagden hun taak als (middellijk) bestuurders van Optidentaal B.V. kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld;
II. Te verklaren voor recht dat deze kennelijke onbehoorlijke taakvervulling van gedaagden een belangrijke oorzaak van het faillissement van Optidentaal B.V. is geweest;
III. Te verklaren voor recht dat gedaagden jegens de boedel in het faillissement van Optidentaal B.V. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het bedrag van de schulden van Optidentaal B.V.;
IV. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [naam eiser 1] van het faillissementstekort, inclusief de faillissementskosten, de overige boedelschulden en de werkelijke kosten van deze procedure, te vermeerderen met rente;
Subsidiair
V. Te verklaren voor recht dat gedaagden hun taak als (middellijk) bestuurders van Optidentaal B.V. onbehoorlijk hebben vervuld;
VI. Te verklaren voor recht dat gedaagden jegens de boedel in het faillissement van Optidentaal B.V. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Optidentaal B.V. heeft geleden ten gevolge van de schending van de aan gedaagden als (middellijk) bestuurders opgedragen taken;
VII. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot het betalen aan [naam eiser 1] van de schade die Optidentaal B.V. heeft geleden wegens schending van de aan gedaagden als (middellijk) bestuurders opgedragen taken, te vermeerderen met rente;
Meer subsidiair
VIII. Te verklaren voor recht dat gedaagden jegens de boedel in het faillissement van Optidentaal B.V. onrechtmatig hebben gehandeld en zij dientengevolge hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de boedel van Optidentaal B.V. dientengevolge geleden schade, te vermeerderen met rente;
In alle gevallen
IX. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [naam eiser 1] van een voorschot van advocaten € 50.000,00 op het uiteindelijk door gedaagden aan [naam eiser 1] verschuldigde bedrag;
X. Gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met rente en nakosten.
2.2.
[naam eiser 1] legt primair en subsidiair aan zijn vorderingen bestuurdersaansprakelijkheid op grond van de artikelen 2:248 en 2:11 BW, respectievelijk de artikelen 2:9 en 2:11 BW ten grondslag. Meer subsidiair legt [naam eiser 1] onrechtmatige daad aan zijn vorderingen ten grondslag.
2.3.
[gedaagden] heeft nog geen verweer gevoerd in de hoofdzaak.

3..De vordering in het incident

3.1.
[naam eisers] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Den Haag, in ieder geval voor wat betreft de vorderingen zoals bedoeld in artikel 2:241 BW, alsmede de vorderingen, die niet onder bereik van artikel 2:241 BW vallen, in verband met verknochtheid te verwijzen naar hetzelfde gerecht, kosten rechtens.
3.2.
[naam eisers] stelt hiertoe het volgende. De vorderingen van [naam verweerder] zijn gebaseerd op, onder andere, de artikelen 2:9, 2:11 en 2:248 BW en betreffen de overeenkomst tussen de vennootschap en haar bestuurders. Op grond van artikel 2:241 BW worden op dergelijke vorderingen beslist door de rechtbank van de woonplaats van de vennootschap. De woonplaats van de vennootschap is Pijnacker-Nootdorp, welke gemeente ligt in het arrondissement Den Haag. Daarbij dienen ook de overige vorderingen, die niet vallen onder de werking van artikel 2:241 BW, te worden verwezen naar de rechtbank Den Haag wegens verknochtheid van de vorderingen.
3.3.
[naam verweerder] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
Omdat [naam eiser 2] geen woonplaats heeft in Nederland, heeft dit geschil een internationaal karakter. Uit de processtukken blijkt niet dat partijen hierbij stil hebben gestaan.
4.2.
De Europese Unie en Zwitserland zijn partij bij het verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. In artikel 6 van dat verdrag is bepaald – kort gezegd – dat als er meer gedaagden zijn en de vorderingen tegen hen verknocht, het gerecht van “de woonplaats [één] hunner” bevoegd is.
4.3.
De rechtbank verwijst de zaak naar rol om partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het toepasselijke (internationale) bevoegdheidsregime en de gevolgen daarvan voor de bevoegdheid van de rechtbank. Na het nemen van de aktes komt de zaak (in incident) opnieuw voor vonnis te staan.
4.4.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

5..De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 1 september 2021 voor een akte van de zijde van [naam eisers] als bedoeld in rechtsoverweging 4.3;
5.2.
bepaalt dat [naam verweerder] hierop bij akte mag reageren op de rol van 29 september 2021;
in het incident en in de hoofdzaak
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door mr. A.F.L. Geerdes, rolrechter, en op 4 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken.
3304/1407