ECLI:NL:RBROT:2021:7943

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/603804 HA ZA 20-867
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de verdeling van de nalatenschap tussen broers na overlijden van hun vader

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om de verdeling van de nalatenschap van een overleden vader, waarbij twee broers, eiser en gedaagde, betrokken zijn. De vader overleed op 27 april 2019. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.G. Galama, vorderde in conventie dat gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.G. Jukema, paulianeus had gehandeld door gelden en goederen te vervreemden zonder deze te vermelden in de boedelbeschrijving. Eiser stelde dat er sprake was van verzwijging van informatie, zoals bedoeld in artikel 3:194 lid 2 BW, en vorderde onder andere betaling van een bedrag van € 76.046,45, dat hij meende dat gedaagde onterecht had onttrokken aan de nalatenschap.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in de periode van april 2019 tot juli 2020 uitgebreid hebben gecommuniceerd over de afwikkeling van de nalatenschap. Eiser had in augustus 2019 al kennis van de bankafschriften en had in oktober 2019 aan gedaagde en diens advocaat laten weten dat hij meende dat er onttrekkingen hadden plaatsgevonden. Desondanks heeft eiser in juli 2020 zonder voorbehoud ingestemd met de onderhandse akte van verdeling, waarin partijen elkaar volledige kwijting verleenden. De rechtbank oordeelde dat eiser zijn rechten had prijsgegeven en dat het beroep op artikel 3:194 lid 2 BW niet opging, omdat dit artikel enkel ziet op verzwijging na het overlijden.

In reconventie vorderde gedaagde dat de nalatenschap overeenkomstig de onderhandse akte van verdeling zou worden afgewikkeld. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser in conventie afgewezen en de vorderingen van gedaagde in reconventie toegewezen, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

team haven en handel
zaaknummer: C/10/603804 HA ZA 20-867

vonnis van 11 augustus 2021 (bij vervroeging)

in de zaak van:

[naam eiser 1] ,

wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. J.G. Galama,
tegen:

[naam gedaagde] ,

wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. A.J.G. Jukema.
Partijen worden hierna aangeduid als [naam eiser 1] en [naam gedaagde] .

Verloop van de procedure

De rechtbank wijst vonnis op de volgende processtukken:
de dagvaarding van 25 augustus 2020, met producties;
de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in
reconventie, met producties;
3. de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende vermeerdering van eis in
conventie;
4. de aanvullende producties van de zijde van [naam eiser 1] ;
5. de aantekening van de griffier dat de zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2021.

Omschrijving van het geschil

De feiten in conventie en reconventie
1. Op 27 april 2019 is te Bleiswijk overleden [naam erflater] , geboren te [geboorteplaats erflater] op [geboortedatum erflater] en laatstelijk gewoond hebbende in [woonplaats erflater] (hierna: erflater).
2. [naam eiser 1] en [naam gedaagde] zijn broers; kinderen van erflater en erfgenamen.
3. Bij e-mail van 18 augustus 2019 heeft [naam eiser 1] onder andere het volgende aan [naam gedaagde] bericht:

‘Mijn onderzoek bevind zich inmiddels in een wat meer gevorderde fase; (…) Het is mij inmiddels gebleken dat jij in de laatste 10 jaar een bedrag aan de rekening van onze vader hebt onttrokken dat 6 cijfers bedraagt, ik heb daar bancair bewijs van (…)’

4. Bij e-mail van 22 oktober 2019 heeft [naam eiser 1] het volgende aan mr. Jukema bericht:

‘(…) Daarnaast beschik ik over bankafschriften die een onttrekking in de zes cijfers beloopt tijdens het leven van mijn vader (…)’

5. Bij e-mail van 11 maart 2020 heeft mr. Galama het volgende aan mr. Jukema bericht:

‘In opgemelde zaak is cliënt alsnog bereid mee te werken aan verdeling. (…)’

6. Bij e-mail van 12 mei 2020 heeft mr. Jukema aan mr. Galama een (eerste) concept van een onderhandse akte van verdeling en onderhandse boedelbeschrijving gestuurd.
Bij e-mail van 27 juni 2020 heeft mr. Jukema aan mr. Galama een (aangepast) concept van een onderhandse akte van verdeling gestuurd. Daarin is onder andere het volgende opgenomen:
‘Artikel 7 KWIJTING
Zodra de deelgenoten uitvoering hebben gegeven aan de inhoud van deze onderhandse verdelingsakte worden zij geacht jegens elkaar volledige kwijting en décharge te hebben verleend.
De deelgenoten verklaren dat door uitvoering van deze onderhandse verdelingsakte zij
de nalatenschap tot hun volkomen genoegen hebben verdeeld.’
7. Mr. Galama heeft per e-mail van 7 juli 2020 als volgt gereageerd:
‘(…) Hierbij ontvangt u het rekeningnummer van cliënt: (…) Cliënt heeft voor het overige geen commentaar op de stukken en de inhoud van uw e-mail. Gaarne ontvang ik zo spoedig mogelijk de door uw cliënt beloofde stukken ter ondertekening.’
Bij e-mail van 13 juli 2020 heeft mr. Galama voorts nog het volgende aan mr. Jukema bericht:
‘(…) In overleg met cliënt, die inmiddels in toenemende mate ongeduld vertoont, deel ik het volgende mede.
Cliënt zou gaarne zien dat uw cliënt een ondertekende akte met de boedelbeschrijving aangehecht in viervoud toezendt, zodat cliënt deze direct kan retourneren. (…)’
8. [naam eiser 1] heeft op 11 augustus 2020 conservatoire beslagen gelegd ten laste van [naam gedaagde] .
De vordering in conventie
9. [naam eiser 1] vordert in conventie, na eisvermeerdering:
1. Voor recht te verklaren dat [naam gedaagde] paulianeus heeft gehandeld jegens [naam eiser 1] door gelden,
geldswaarden en goederen te vervreemden, en vorderingen niet te vermelden;
2) Dat [naam gedaagde] wordt veroordeeld, primair:
1. tot betaling aan [naam eiser 1] van € 76.046,45 (de onttrekking van de rekening);
2. tot betaling aan [naam eiser 1] van wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, althans met ingang van de dag zoals in goede
justitie te bepalen;
3. tot het geven aan [naam eiser 1] van volledige opening van zaken betreffende de in de
dagvaarding gemelde levensverzekering, de uitvaartverzekering, de uitkeringen daaronder begrepen, de spaarrekening van Heineken en de inboedel door overlegging van de ter zake relevante documenten en verifieerbare bescheiden met heldere schriftelijke toelichting, zulks binnen 4 weken na het in deze te betekenen vonnis;
4. als onder 2.3 gevorderd ter zake van andere waardebestanddelen waarvan duidelijk
is geworden dat [naam gedaagde] deze bewust buiten de boedelbeschrijving heeft gehouden,
en daarover tekst en uitleg te geven door overlegging van de ter zake relevante
documenten en verifieerbare bescheiden met heldere schriftelijke toelichting, zulks
binnen 4 weken na het in deze te betekenen vonnis;
5. tot afgifte van die zaken bedoeld onder 2.3 en 2.4 aan [naam eiser 1] binnen 1 week nadat
[naam gedaagde] die openheid heeft gegeven;
6. te bepalen dat [naam gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 500,- per dag voor elke dag
dat hij in gebreke blijft aan de veroordeling onder 2.3, 2.4 en 2.5 te voldoen;
7. tot betaling van een vergoeding, nader te bepalen bij staat, voor de zaken die door
[naam gedaagde] werden vervreemd of vernietigd, en
8. tot betaling van hetgeen [naam gedaagde] ontving van de levensverzekeringsuitkering,
uitvaartverzekeringsuitkering, de laatste voor zover deze niet is aangewend voor de
uitvaart van de erflater;
9. tot medewerking aan de verdeling, zoals door [naam gedaagde] voorgesteld in de akte van
verdeling van 15 juli 2020, waaronder het geven van een instructie aan de
Rabobank en Heineken tot uitdeling aan partijen en opheffing van het respectieve
saldo, zoals genoemd in artikel 3.1. van de akte van verdeling, althans, tot betaling
aan [naam eiser 1] van een bedrag van € 6.498,81, alsmede de helft van de opbrengst der
juwelen, het laatste na overlegging van de ter zake relevante documenten en
verifieerbare bescheiden, zulks binnen 4 weken na het in deze te betekenen vonnis;
10. tot betaling aan [naam eiser 1] de kosten van beslag van € 1.876,02;
11. tot betaling aan [naam eiser 1] van de proceskosten.
3) Dat [naam gedaagde] wordt veroordeeld, subsidiair:
Als onder primair, met dien verstande dat [naam gedaagde] aan [naam eiser 1] afdraagt de helft van de onder
primair onder 1, 2, 5 en 8 genoemde en vastgestelde zaken en bedragen.
4) Voorwaardelijk, voor zover is vastgesteld dat een schenkingshandeling door de erflater aan [naam gedaagde] is bewezen, deze schenking te vernietigen.
10. [naam eiser 1] stelt daartoe – samengevat – het volgende.
Partijen hebben van april 2019 tot juli 2020 overleg gevoerd over de afwikkeling van de nalatenschap. [naam gedaagde] heeft een boedelbeschrijving en een voorstel tot verdeling gemaakt, die [naam eiser 1] na enige aarzeling en bij gebrek aan nadere informatie heeft aanvaard. [naam gedaagde] heeft evenwel geen openheid gegeven over de omvang van de nalatenschap. Hij heeft van november 2018 tot medio 2019 aanzienlijke bedragen onttrokken van erflater en de nalatenschap, waardoor [naam eiser 1] is benadeeld. Er is sprake van verzwijging als bedoeld in artikel 3:194 lid 2 BW, zodat [naam gedaagde] aan [naam eiser 1] het volledige bedrag van de onttrekking dient te betalen.
Het verweer in conventie
11. [naam gedaagde] heeft – samengevat – als verweer het volgende aangevoerd.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de afwikkeling van de nalatenschap. Dat blijkt expliciet uit de correspondentie tussen de advocaten van partijen en [naam eiser 1] heeft in de dagvaarding ook bevestigd dat hij de boedelbeschrijving en het voorstel tot verdeling heeft aanvaard. Onjuist is dat [naam eiser 1] gebrek aan nadere informatie had; hij beschikte al in augustus 2019 over de bankafschriften waaruit volgens hem blijkt dat sprake is van onttrekkingen.
Partijen zijn bovendien in artikel 7 van de onderhandse akte van verdeling volledige kwijting overeengekomen.
Uit de verklaringen en gedragingen van [naam eiser 1] mocht [naam gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen hebben dat [naam eiser 1] afstand had gedaan van zijn eventuele rechten die tot een andere uitkomst van de afwikkeling van de nalatenschap zou leiden dan in de onderhandse akte van verdeling is opgenomen. Als geen sprake zou zijn van afstand van rechten, geldt dat [naam eiser 1] zijn rechten heeft verwerkt.
De vordering in reconventie
12. [naam eiser 2] vordert in reconventie, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat de nalatenschap van erflater tussen [naam eiser 2] en [naam verweerder] dient te worden afgewikkeld overeenkomstig de inhoud van de onderhandse akte van verdeling en de daaraan verbonden onderhandse boedelbeschrijving d.d. 24 juni 2020 (zie productie 6 en 24 bij de dagvaarding)
althans
de nalatenschap tussen [naam eiser 2] en [naam verweerder] te verdelen overeenkomstig de inhoud van de onderhandse akte van verdeling en de daaraan verbonden onderhandse boedelbeschrijving d.d. 24 juni 2020 (zie productie 6 en 24 bij de dagvaarding);
- de door [naam verweerder] ten laste van [naam eiser 2] gelegde conservatoire beslagen aangaande:
 het aandeel van [naam eiser 2] in de onroerende zaak aan de [adres]
, kadastraal bekend gemeente Bergschenhoek, sectie [sectie] , nummer [nummer] en
 alle voor zodanig beslag vatbare vorderingen, gelden, geldswaarden en/of
roerende zaken, die geen registergoederen zijn, die de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V., gevestigd te Amsterdam ten behoeve van de derde
beslagene onder zich heeft en/of uit een reeds nu bestaande rechtsverhouding
rechtstreeks zal verkrijgen van de beslagene ( [naam eiser 2] ), waaronder, doch niet
uitsluitend rekeningen met de rekeningnummers: [bankrekeningnummer 1] en/of
[bankrekeningnummer 2] , dan wel uit een reeds bestaande rechtsverhouding
onder haar berusting heeft en/of zal verkrijgen voor, respectievelijk schuldig zijn of
worden aan de beslagene,
op te heffen, met bepaling dat op [naam verweerder] de verplichting rust om binnen 48 uur na dagtekening van het door uw Rechtbank te wijzen vonnis, dan wel binnen een zodanige termijn als uw Rechtbank in goede justitie oordeelt, aan de derde beslagene alsmede aan het Kadaster daarvan mededeling te doen bij deurwaardersexploot, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1000,- per dag, een dagdeel aan te merken als een dag, indien [naam verweerder] niet aan deze verplichting voldoet;
- [naam verweerder] te veroordelen in de kosten van de procedure.
Het verweer in reconventie
13. [naam verweerder] heeft verweer gevoerd. Daarop wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

De beoordeling in conventie en reconventie

14. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, worden deze hierna gezamenlijk besproken.
15. Voor zover de conclusie van antwoord in reconventie een verkapte conclusie van repliek in conventie was, wordt dat gedeelte buiten beschouwing gelaten.
16. Partijen en later hun advocaten hebben vanaf augustus 2019 uitgebreid gecommuniceerd over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Bij e-mail van 11 maart 2020 heeft mr. Galama aan mr. Jukema bericht dat [naam eiser 1] alsnog bereid was mee te werken aan verdeling. Vervolgens zijn er verschillende e-mailberichten gewisseld, waarbij in ieder geval op 12 mei en 27 juni 2020 concepten van de onderhandse akte van verdeling en de boedelbeschrijving door mr. Jukema aan mr. Galama zijn gestuurd. Naar aanleiding van het laatste concept heeft mr. Galama bij e-mail van 7 juli 2020 bericht dat [naam eiser 1] geen commentaar had op de stukken en de inhoud van de e-mail van mr. Jukema. Voorts heeft mr. Galama aangegeven de stukken zo spoedig mogelijk te willen ontvangen ter ondertekening. Bij e-mail van 13 juli 2020 heeft mr. Galama nogmaals verzocht om ontvangst van de stukken, in viervoud, ‘zodat cliënt deze direct kan retourneren’.
Uit deze e-mailberichten blijkt dat [naam eiser 1] uitdrukkelijk en zonder voorbehoud instemde met de afwikkeling van de nalatenschap zoals opgenomen in de onderhandse akte van verdeling en boedelbeschrijving.
17. Het beroep van [naam eiser 1] op artikel 3:194 lid 2 BW wordt verworpen. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat [naam gedaagde] heeft verzwegen dat hij grote bedragen heeft onttrokken van de rekening van erflater en dat [naam gedaagde] daarom op grond van artikel 3:194 lid 2 BW het volledige bedrag van de onttrekking aan [naam eiser 1] moet betalen. Echter, [naam eiser 1] heeft reeds in augustus 2019 aan [naam gedaagde] en in oktober 2019 aan mr. Jukema kenbaar gemaakt dat hij meende dat er grote bedragen waren onttrokken en dat hij beschikte over de bankafschriften. Hij heeft desondanks vanaf maart 2020 gecorrespondeerd over de verdeling en in juli 2020 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud daarmee ingestemd. Met het bereikte akkoord over de verdeling heeft [naam eiser 1] eventuele (andere) rechten prijs gegeven, mede gelet op de overeengekomen kwijting. Bovendien geldt dat artikel 3:194 BW slechts ziet op verzwijgen, zoek maken of verborgen houden vanaf de datum van overlijden en niet – zoals kennelijk door [naam eiser 1] bepleit – op handelingen bij leven.
18. [naam eiser 1] heeft zich ter zitting nog op het standpunt gesteld dat mr. Galama de betreffende
e-mailberichten zonder zijn medeweten aan mr. Jukema heeft gestuurd en dat hij nooit akkoord is gegaan met de akte van verdeling. Allereerst geldt dat dat niet volgt uit de bewoordingen van de e-mailberichten van mr. Galama, nu hij daarin blijk geeft van contact met [naam eiser 1] . Immers, in zijn e-mail van 7 juli 2020 zegt hij
‘Cliënt heeft voor het overige geen commentaar’en in zijn
e-mail van 13 juli 2020
‘In overleg met cliënt, die inmiddels in toenemende mate ongeduld vertoont, deel ik het volgende mede.’
Voorts geldt dat als er al sprake van zou zijn dat [naam eiser 1] niet op de hoogte was of niet akkoord is gegaan, dit niet aan [naam gedaagde] kan worden tegengeworpen. De uitlatingen van een advocaat mogen worden aangemerkt als gedaan door zijn cliënt.
19. Gelet op al het voorgaande wordt vastgesteld dat partijen op of omstreeks 7 juli 2020 overeenstemming hebben bereikt over de afwikkeling van de nalatenschap zoals is verwoord in de onderhandse akte van verdeling zoals op 27 juni 2020 aan mr. Galama is gestuurd. Onderdeel van de gemaakte afspraken was ook dat partijen elkaar volledige kwijting en décharge verlenen, zodat van vorderingen buiten de verdeling om geen sprake kan zijn.
De vorderingen van [naam eiser 1] zullen dan ook worden afgewezen.
20. Dit leidt tot de conclusie dat de in reconventie gevorderde verklaring voor recht op het punt van de verdeling zal worden toegewezen.
21. De in reconventie gevorderde opheffing van de door [naam eiser 1] ten laste van [naam gedaagde] gelegde beslagen zal gelet op al het voorgaande eveneens worden toegewezen.
22. De proceskosten zullen gelet op de familierelatie tussen partijen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Beslissing

De rechtbank:

In conventie:
wijst de vorderingen af;
In reconventie:
verklaart voor recht dat de nalatenschap van erflater tussen [naam eiser 2] en [naam verweerder] dient te worden afgewikkeld overeenkomstig de inhoud van de onderhandse akte van verdeling en de boedelbeschrijving zoals op 27 juni 2020 door mr. Jukema aan mr. Galama is gestuurd (producties 6 en 24 bij de dagvaarding);
heft op de door [naam verweerder] ten laste van [naam eiser 2] gelegde conservatoire beslagen aangaande:
- het aandeel van [naam eiser 2] in de onroerende zaak aan de [adres]
, kadastraal bekend gemeente Bergschenhoek, sectie [sectie], nummer [nummer] en
- alle voor zodanig beslag vatbare vorderingen, gelden, geldswaarden en/of
roerende zaken, die geen registergoederen zijn, die de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V., gevestigd te Amsterdam ten behoeve van de derde
beslagene onder zich heeft en/of uit een reeds nu bestaande rechtsverhouding
rechtstreeks zal verkrijgen van de beslagene ( [naam eiser 2] ), waaronder, doch niet
uitsluitend rekeningen met de rekeningnummers: [bankrekeningnummer 1] en/of
[bankrekeningnummer 2] , dan wel uit een reeds bestaande rechtsverhouding
onder haar berusting heeft en/of zal verkrijgen voor, respectievelijk schuldig zijn of
worden aan de beslagene,
en bepaalt dat op [naam verweerder] de verplichting rust om binnen 48 uur na vandaag aan de derde beslagene alsmede aan het Kadaster daarvan mededeling te doen bij deurwaardersexploot, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag, een dagdeel aan te merken als een dag, indien [naam verweerder] niet aan deze verplichting voldoet met een maximum van € 25.000,--;
In conventie en reconventie voorts:
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
773