ECLI:NL:RBROT:2021:7941

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
10/094031-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van mensensmokkel met een gevangenisstraf van 15 maanden

Op 2 augustus 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd veroordeeld voor het medeplegen van mensensmokkel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met straffen in soortgelijke zaken en de omstandigheden waaronder de vreemdelingen werden gesmokkeld. De zaak kwam aan het licht tijdens een uitreiscontrole op 4 april 2021, waarbij zeven vreemdelingen werden aangetroffen in een vrachtwagen. De verdachte had contact met een smokkelaar en hielp de vreemdelingen met het instappen in de vrachtwagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel, medeplegen, en dat hij de vreemdelingen behulpzaam was geweest bij hun doorreis. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen andere keuze had dan mee te werken, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de risico's voor de gesmokkelde personen, en concludeerde dat de verdachte strafbaar was. De opgelegde straf was passend gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het geheel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/094031-21
Datum uitspraak: 2 augustus 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel,
raadsvrouw mr. T. Gümüs, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juli 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde (m.u.v. het uit winstbejag behulpzaam zijn);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is onder meer aangevoerd dat de verdachte zelf deel uitmaakte van de groep die gesmokkeld werd.
4.1.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 4 april 2021 omstreeks 17:30 uur vond er bij de grensdoorlaatpost te Europoort door de Koninklijke Marechaussee een uitreiscontrole plaats van vrachtverkeer dat op uitreis was naar Engeland. Wachtmeesters van de Marechaussee zagen op voornoemde datum en tijdstip een vrachtwagen met Duits kenteken [kentekennummer 1] , met trailer met kenteken [kentekennummer 2] . Eén van de wachtmeesters van de Marechaussee (hierna: verbalisant) begreep van de chauffeur dat de trailer niet verzegeld was. Hij vroeg de chauffeur de trailer te openen. Hij zag dat de trailer vol zat met grote dozen met daarin potten en dat er achter deze dozen rollen plastic lagen. De verbalisant zag dat er voor in de trailer, op de rollen achter de dozen, wat beweging was. De verbalisant verzocht daarop de chauffeur om de zijkant van de trailer te openen. De chauffeur maakte de zijkant van de trailer open en de verbalisant zag vervolgens meerdere vreemdelingen bij elkaar liggen, bovenop de rollen plastic. Er werden zeven vreemdelingen aangetroffen. Het betroffen vier vrouwen en drie mannen. Zes vreemdelingen hadden de Vietnamese nationaliteit en één mannelijke vreemdeling had de Irakese nationaliteit.
Bij de fouillering ter insluiting van één van de vreemdelingen, genaamd [naam verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [naam verdachte]) bleek dat hij acht simkaarten in zijn bezit had en als enige niet de Vietnamese nationaliteit bezat. Hierop is deze vreemdeling als verdachte van mensensmokkel aangemerkt.
De verdachte heeft verklaard dat hij zelf ook een vreemdeling was die naar Engeland wilde. Hij heeft verklaard dat hij in Frankrijk een smokkelaar en een chauffeur heeft ontmoet en dat hij samen met deze chauffeur en – later – drie vreemdelingen in een personenauto naar de vrachtwagen in Duitsland is gereden. Toen ze daar aankwamen waren aldaar een smokkelaar en drie andere vreemdelingen aanwezig. De verdachte heeft verklaard dat zij daar in de vrachtwagen zijn gestapt, waarbij de verdachte de vreemdelingen op verzoek van de smokkelaar heeft geholpen met het inklimmen in de vrachtwagen. De verdachte heeft verklaard dat hij gedurende de rit contact had met een mensensmokkelaar met de naam ‘ [naam medeverdachte] ’. Hij heeft verklaard dat hij in de trailer foto’s van de vreemdelingen moest maken voor [naam medeverdachte] . Hij heeft verder verklaard dat hij tegen de vreemdelingen moest zeggen dat zij niet te dicht bij het zeil van de trailer moesten liggen en dat ze geen geluiden moesten maken. De verdachte heeft toegelicht dat hij dit contact onderhield, omdat hem dit door de smokkelaar was gevraagd en hij de enige vreemdeling was die dezelfde taal sprak als de mensensmokkelaar(s).
Uit een whatsapp-gesprek op de telefoon van de verdachte blijkt dat de verdachte op 3 april 2021 contact heeft gehad met [naam medeverdachte] . Uit dat gesprek blijkt dat de verdachte gevraagd werd om een foto te maken van de vreemdelingen. Ook blijkt dat [naam medeverdachte] meermalen aangeeft dat de vreemdelingen niet tegen het zeil aan moeten liggen. De verdachte moet hierop toezien. Verder vraagt [naam medeverdachte] meermalen aan de verdachte om zijn locatie door te geven en om ervoor te zorgen dat de mobiele telefoons worden uitgeschakeld. Uit het gesprek blijkt voorts dat [naam medeverdachte] de verdachte aanspreekt met ‘broer’ en ‘lieve [voornaam verdachte] ’ (de voornaam van de verdachte). Tevens blijkt dat de verdachte reageert met ‘broer’, ‘lieve [bijnaam medeverdachte] ’ en dat hij op enig moment zegt: “ik sta tot je dienst”.
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte door aldus te handelen zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. Daartoe dient te worden bewezen dat de verdachte de vreemdelingen behulpzaam is geweest en/of hen ten behoeve van hun reis gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het bestanddeel “behulpzaam zijn” kan worden bewezen als de verdachte de toegang, de doorreis van de vreemdeling(en) in enigerlei opzicht bevordert of gemakkelijk maakt. Ter zake van het bestanddeel “gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen” wordt geduid op een vorm van voorafgaande medeplichtigheid.
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen dat de verdachte de vreemdelingen behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk. Door de vreemdelingen te helpen de vrachtwagen in te klimmen en door gedurende de reis (mede) ten behoeve van deze vreemdelingen contact te onderhouden met de smokkelaar(s) (o.a. de smokkelaar(s) op de hoogte te houden van de voortgang van de reis door het delen van locaties via Whatsapp), welk contact naar aard en inhoud gericht was op een goed verloop van de reis, alsmede door er voor zorg te dragen dat de vreemdelingen geen handelingen zouden verrichten, waardoor hun aanwezigheid zou kunnen worden ontdekt, heeft hij de doorreis van de vreemdelingen bevorderd.
De verdachte heeft zich, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan mensensmokkel.
Medeplegen
Uit het voorgaande is gebleken dat de verdachte contact onderhield met de smokkelaar(s) en dat hij er mede voor verantwoordelijk was dat de doorreis en de oversteek naar Engeland goed zouden verlopen. De rechtbank is gezien deze omstandigheden van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte het feit met één of meer anderen heeft gepleegd, nu de rol en bijdrage van de verdachte zodanig is geweest dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en die ander(en). Medeplegen kan daarom worden bewezen.
Verblijf
In mensensmokkelzaken waarbij het gaat om het vervoeren van personen wordt doorgaans zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)) als het (uit winstbejag) behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste gelegd. Voor wat betreft het begrip ‘
verblijf’wordt in dat geval gewezen op de ruime uitleg die de Hoge Raad in 2003 aan ‘het verblijven’ in artikel 197a Sr (oud) heeft gegeven, namelijk elk zich ophouden (zie het arrest van de Hoge Raad van 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL3537).
In 2005 is het behulpzaam zijn bij doorreis toegevoegd aan artikel 197a Sr. Sindsdien ontbreekt de noodzaak om het vervoeren van personen onder deze ruime uitleg van ‘het verblijven’ te laten vallen. Daarom zal de rechtbank in zaken waarbij het
alleengaat om het vervoeren van personen en waarin zowel het behulpzaam zijn bij doorreis (artikel 197a, eerste lid, Sr) als het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a, tweede lid, Sr) ten laste zijn gelegd, alleen nog het behulpzaam zijn bij doorreis bewezen verklaren.
De rechtbank zal de verdachte om die reden (partieel) vrijspreken van het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden, met uitsluiting van het uit winstbejag behulpzaam zijn.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij,
in de periode van 3 april 2021 tot en met 4 april 2021 te Europoort,
gemeente Rotterdam, en te Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
anderen, te weten zes personen, met de Vietnamese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door
Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, en het Verenigd
Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New
York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de
zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York
tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
door
- bovengenoemde personen te helpen instappen in de laadruimte van een
vrachtwagen, en
- bovengenoemde personen te (laten) vervoeren door Nederland richting Europoort
om vervolgens de boot naar het Verenigd Koninkrijk te nemen, en
- contact onderhouden met en instructies gekregen van één of
meer mededader(s) betreffende het vervoer van bovengenoemde
personen,
en (aldus) de doorreis en het transport en toegang door/naar Nederland en Verenigd Koninkrijk heeft gefaciliteerd en
gecoördineerd, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

De verdediging heeft een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld en op psychische overmacht. De verdachte had volgens de verdediging geen andere keus dan de smokkelaars te helpen, omdat hij zelf ook in de kwetsbare positie van vreemdeling verkeerde en hij zelf ook de oversteek naar Engeland wilde maken. De verdachte was bang dat als hij weigerde mee te helpen, hij zelf niet meer mee mocht of dat hem iets werd aangedaan, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het procesdossier bevat geen enkel aanknopingspunt voor de stelling van de verdediging dat de verdachte geen andere keus had dan de smokkelaar(s) te helpen, dat hij in een kwetsbare positie verkeerde, dat hij bang was en/of onder druk was gezet (althans zich onder druk gezet voelde). Integendeel, uit de vertaling van het whatsapp-gesprek met [naam medeverdachte] blijkt dat de verdachte meermaals met ‘broer’ of ‘lieve [voornaam verdachte] ’ werd aangesproken en dat hij zelf reageerde zelf met ‘broer, ik sta tot je dienst’ en ‘lieve [bijnaam medeverdachte] ’.
Bij deze stand van zaken kan een beroep op afwezigheid van alle schuld of psychische overmacht niet slagen. Dit verweer wordt dan ook verworpen. Er is overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smokkel van zes personen, waaronder bovendien één minderjarige. De gesmokkelden zaten tussen de lading in een trailer verstopt die op weg was naar het Verenigd Koninkrijk. De verdachte heeft de vreemdelingen in de trailer geholpen. Tevens heeft hij contact onderhouden tijdens de reis met de andere smokkelaar(s).
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit. Hoewel niet is gebleken dat de verdachte de organisator was van de mensensmokkel, heeft hij door zijn handelen wel degelijk bijgedragen aan het in stand houden van dit illegale circuit. Hij is voorbijgegaan aan het ontwrichtende karakter van mensensmokkel en de risico’s die de vreemdelingen liepen tijdens het vervoer. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
De verdachte heeft daarnaast geen verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn daad. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, het aantal vreemdelingen dat is gesmokkeld en het strafverzwarende element van medeplegen. Ook heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte meegewogen dat de vreemdelingen niet zijn aangetroffen in omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de vreemdelingen fysiek hebben moeten lijden, hoewel het per definitie onveilig is om tussen de lading van een rijdende vrachtwagen te zitten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op 47 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. F. van Buchem en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. den Dekker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij,
in of omstreeks de periode van 3 april 2021 tot en met 4 april 2021 te Europoort,
gemeente Rotterdam, althans in Nederland, en te Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten zes, althans één of meer personen, met de
Vietnamese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of het Verenigd
Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de
zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en/of
genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of het Verenigd
Koninkrijk, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de
zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
door
- bovengenoemde personen naar een vrachtwagen te begeleiden, en/of
- bovengenoemde personen te helpen instappen in de laadruimte van een
vrachtwagen, en/of
- bovengenoemde personen te (laten) vervoeren door Nederland richting Europoort
om vervolgens de boot naar het Verenigd Koninkrijk te nemen, en/of
- contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan / gekregen van één of
meer mededader(s) betreffende het vervoer en/of verblijf van bovengenoemde
personen,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf
in Nederland en/of Verenigd Koninkrijk georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of
gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te
vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was,