ECLI:NL:RBROT:2021:7937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
10/111435-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met poging tot diefstal met gestolen creditcard

Op 12 augustus 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige woningoverval. De overval vond plaats op 2 augustus 2020 in Rotterdam, waarbij het slachtoffer, een man uit België, werd overvallen door drie mannen, terwijl hij in de woning was met een vrouw die hij via een datingapp had ontmoet. De vrouw opende de deur voor de overvallers, waarna het slachtoffer werd vastgebonden, geblinddoekt en bedreigd met een mes. De overvallers hebben 300 euro, een bankpas en een creditcard van het slachtoffer gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar voor het medeplegen van deze woningoverval en een poging tot diefstal met de gestolen creditcard. De verdachte werd vrijgesproken van afpersing in vereniging, omdat er onvoldoende bewijs was dat het slachtoffer goederen had afgegeven. De rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte in de voorbereiding en uitvoering van de overval significant was, waardoor hij als medepleger kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de overval op het slachtoffer en de ernst van de feiten, wat leidde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/111435-21
Datum uitspraak: 12 augustus 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 juli 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in haar rapport van 23 juli 2021, met uitzondering van een locatiegebod;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht.

4..Aanleiding onderzoek

Op 2 augustus 2020, tussen 14:00 uur en 15.00 uur, vond een overval plaats in de
woning aan de [adres delict] te Rotterdam. De aangever, die normaal in Brussel woont en werkt, verbleef op dat moment op dit adres. De aangever was in de woning samen met een jonge vrouw die hij via Tinder had ontmoet. Net nadat aangever had gedoucht werd hij in de woning overvallen door drie mannen. Deze mannen waren tijdens het douchen de woning binnengekomen. Uiteindelijk gingen de mannen er met 300 euro, zijn creditcard en zijn bankpas vandoor. De jonge vrouw die hij via Tinder had ontmoet was iets eerder met één van de mannen vertrokken uit de woning en was niet meer teruggekomen.

5..Vrijspraak feit 1

Onder feit 1 is aan de verdachte - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij samen met één of meer anderen door geweld en/of bedreiging met geweld aangever heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (300 euro), een bankpas, een creditcard en/of een huissleutel. Echter, uit de aangifte volgt niet dat aangever geld en/of goederen heeft afgegeven, zodat de verdachte wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs van de onder 1 ten laste gelegde afpersing in vereniging zal worden vrijgesproken.

6..Waardering van het bewijs feit 2 en 3

Standpunt verdediging
De raadsman heeft - overeenkomstig de door hem aan de rechtbank overgelegde pleitnota - bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
Daartoe heeft de raadsman ten aanzien van feit 2 - kort gezegd - aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op de plaats delict was. Ook zijn de door aangever opgegeven signalementen van de daders niet onderscheidend en specifiek. Sterker nog, aangever heeft verklaard dat alle daders slank van postuur waren, maar de verdachte is dat overduidelijk niet. Aan de WhatsApp berichten afkomstig uit de telefoon van de medeverdachte kan weinig bewijswaarde worden gehecht, want deze berichten waren van de telefoon verwijderd, zijn door de politie teruggehaald maar daardoor ge“scrambled” en zijn door een verbalisant zelf geïnterpreteerd en in een door hem bepaalde volgorde in het dossier gezet. Bovendien heeft de verdachte voor elk bericht een aannemelijke verklaring gegeven die niet door de inhoud van het dossier wordt weersproken. Zo is het bericht
“dalijk worden we allemaal gepakt morgen dan ga ik me schuldig voelen”, op 2 augustus 2020 om 01.00 uur verstuurd, zodat dit bericht geen betrekking kan hebben op de gepleegde woningoverval die plaatsvond op 2 augustus 2020, maar op iets wat op 3 augustus 2020 zou gaan plaatsvinden.
Ten aanzien van feit 3 levert het enkele feit dat de verdachte samen met de medeverdachte op het station loopt geen nauwe en bewuste samenwerking op voor het voorhanden hebben van een gestolen pinpas en het proberen daarmee geld te pinnen. Die gestolen pinpas was in het bezit van de medeverdachte en zij heeft bekend dat zij daarmee geld wilde overmaken op haar OV chipkaart.
Beoordeling
Aangever heeft verklaard dat de jonge vrouw, met wie hij via Tinder een date had, de deur van de woning voor de drie overvallers moet hebben geopend, omdat hij de deur goed had afgesloten. Die jonge vrouw betreft de vriendin van de verdachte. Zij heeft tijdens haar tweede verhoor bij de politie verklaard dat zij wist dat de overval ging plaatsvinden, dat zij de deur open had gedaan en dat er vervolgens drie personen de woning binnen kwamen. Deze verklaring past bij de door haar met de verdachte op 31 juli 2020 en 2 augustus 2020 gevoerde WhatsApp gesprekken die zij van haar telefoon had verwijderd, maar die de politie heeft weten terug te halen. Zo bericht de verdachte op 31 juli 2020 om 11.00 uur zijn vriendin met:
“Koelie kan misschien niet eens komen”en:
“Brussel ook in lockdown”.
Mede gelet op de datum, moeten deze berichten betrekking hebben op aangever, aangezien ‘koelie’ een scheldwoord is voor personen afkomstig uit India en aangever van Indiase afkomst is. Ook moest aangever uit Brussel komen, omdat hij daar woont en werkzaam is.
Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat het op 2 augustus 2020 om 01.09 uur door de vriendin van de verdachte aan hem verstuurde WhatsApp bericht:
“Dalijk worden we allemaal gepakt morgen dan ga ik me schuldig voelen. Maar gaat niet gebeuren”, geen betrekking heeft op iets wat op 3 augustus 2020 zou gaan gebeuren, maar op het vooropgezette plan om aangever in de middag van 2 augustus 2020 in de woning te gaan beroven. De vriendin van de verdachte heeft dit bericht blijkbaar verstuurd voordat zij ging slapen, om welke reden wordt gesproken over ‘morgen’. Op dit bericht heeft de verdachte gereageerd met:
“tuurlijk niet. Hoe moeten we gepakt worden”.
Ook komt uit de WhatsApp berichten naar voren dat de verdachte en zijn vriendin op 2 augustus 2020 vóór de woningoverval elkaar continu op de hoogte hielden van waar zij en aangever zich bevonden en of het moment al was aangebroken om de woning binnen te komen. Zo bericht zijn vriendin:
“ik ga je zo iets zeggen over zijn geld, hij zei zoiets van: ook al werkt hij niet hij heeft geld omdat zijn ouders blablabla”. Ook geeft zij door dat ze aan het lopen zijn en
“we zijn er bijna”, waarna de verdachte bericht dat
“rond 20”zijn vriend [naam vriend] er is en
“dan gaan we moven”. Op enig moment nadat de verdachte heeft aangegeven
“we lopen nu”, meldt zijn vriendin:
“wacht even met komen nog. Er is camera”.
De verdachte heeft hierover verklaard dat zijn vriendin een zogenoemde ‘sugar daddy’ had, dat hij haar pooier is en dat zij hem daarom steeds op de hoogte hield. Omdat hij pooier is, wat verboden is, wilde hij uit het zicht van de camera’s blijven. Ook zouden delen van de WhatsApp-conversatie waar deze o.a. gaat over “gepakt worden” betrekking hebben op een conflict dat de verdachte heeft met een ex-vriend van zijn vriendin.
Deze verklaring wordt als ongeloofwaardig terzijde gesteld, omdat de verdachte deze verklaring overduidelijk heeft afgestemd op de derde verklaring van zijn vriendin, waarin zij voor de eerste keer verklaart dat aangever haar “sugar daddy” zou zijn. Bovendien vindt deze verklaring geen enkele steun in het Whatsapp verkeer tussen beiden. Integendeel, zijn vriendin heeft op 2 augustus 2020 om 14.08 uur aan hem geappt:
“hahaha dan klap ik hem ook op zijn kk bek”en op 4 augustus 2020 om 16.57 uur:
“Ze zoeken getuigen lol. Echt niemand zag ons. Kunnen ze zien op camera. En op Tinder. Dat gaan ze niet meer serieus nemen. We hebben niks gepakt beetje cash dan. Wow wat erg”. Deze berichten passen niet bij een “sugar daddy” die uit zichzelf geld en/of cadeaus geeft in ruil voor een wederdienst, maar wel bij een Tinder-date die een makkelijke prooi lijkt te zijn geweest voor een beroving.
Aangezien alle WhatsApp berichten telkens naadloos passen bij zowel de verklaring van aangever als bij de (tweede) verklaring van de vriendin van de verdachte, kunnen deze WhatsApp berichten niet anders worden geïnterpreteerd dan dat zij betrekking hebben op de woningoverval en niet op de ‘sugar daddy’ verklaring van de verdachte. Bovendien zijn de berichten kort en heeft de verdachte, hoewel hij er een andere uitleg aan geeft, de inhoud daarvan bevestigd. Er is dan ook geen reden om te twijfelen aan de inhoud van de berichten zoals deze in het dossier staan. Daarom dragen deze berichten wel degelijk bij aan het bewijs.
Op camerabeelden is gezien dat de verdachte op 4 augustus 2020, omstreeks 13:10 uur, samen met zijn vriendin op station Holland Spoor in Den Haag naar verschillende automaten loopt. Aangever heeft verklaard dat er volgens de gegevens van zijn creditcard-maatschappij die dag rond 13:10 uur meermalen is geprobeerd te pinnen met zijn gestolen creditcard. De verklaring van de verdachte dat aangever die creditcard aan zijn vriendin heeft gegeven om spullen te kopen, wordt eveneens als ongeloofwaardig terzijde gesteld. Ook wordt de verklaring van de verdediging over het opladen van de OV chipkaart niet ondersteund door gegevens van de creditcardmaatschappij.
Gelet op deze omstandigheden, kan het niet anders dan dat de verdachte samen met zijn vriendin meerdere malen heeft geprobeerd met de gestolen creditcard geld op te nemen.
Medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals op de uitkijk staan), rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte of diens aanwezigheid op belangrijke momenten.
Uit het dossier en de bewijsmiddelen blijkt dat verdachtes rol in de voorbereiding, taakverdeling, uitvoering en afhandeling van de woningoverval dermate significant is geweest, dat reeds daardoor sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Of de verdachte in de woning aanwezig is geweest, kan niet worden vastgesteld. Echter, zonder de bijdrage van de verdachte zou de woningoverval niet hebben plaatsgevonden. Daarom is hij, met andere woorden, in ieder geval te beschouwen als de auctor intellectualis en kan het medeplegen bewezen worden verklaard.
Voorwaardelijk getuigenverzoek
Gelet op het voorgaande, wijst de rechtbank het voorwaardelijk verzoek af om ene [naam getuige 1] en [naam getuige 2] te horen als getuigen die volgens de verdediging zouden kunnen bevestigen dat de verdachte vaker optreedt als pooier voor meisjes met sugar daddy’s. Zelfs indien de verklaring van de verdachte hierover juist is, hetgeen de rechtbank zoals hiervoor overwogen ongeloofwaardig acht, betekent dit immers niet dat de overval niet kan hebben plaatsgevonden.
Conclusie
De onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2
hij op 2 augustus 2020 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen, 300 euro, een bankpas van de ING, een Indiase American
Express card en een huissleutel, toebehorende, aan
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- voornoemde [naam slachtoffer 1] op het bed te duwen, zijn handen met tie-wraps vast te
binden, te blinddoeken en
- voornoemde [naam slachtoffer 1] een keukenmes, te tonen en
- tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat zij, verdachte, en zijn mededaders, zijn geld
en de pincode van zijn telefoon wilden hebben en dat zij hem pijn zouden
doen als hij de verkeerde pincode zou geven en/of zich zou verzetten en- te vragen om de inloggegevens van de Indiase bankrekening van die [naam slachtoffer 1] en een mes op de keel van die [naam slachtoffer 1] te zetten en daarbij te zeggen dat zij,
verdachte en/of zijn mededaders, hem pijn zouden doen als hij onjuiste gegevens
zou geven en- voornoemde [naam slachtoffer 1] in de badkamer op te sluiten en hem te verbieden de politie
te bellen omdat zij, verdachte en zijn mededaders, die [naam slachtoffer 1] anders zouden
opzoeken en pijn zouden komen doen;
3
hij op 4 augustus 2020 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen
misdrijf om een of meerdere geldbedragen, toebehor
ende aan [naam slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en dat/die weg te nemen goed/goederen onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel
- een gestolen creditcard heeft ingevoerd in een of
meerdere pin- en/of OV-chipkaartautomaten op het station Den Haag HS en(vervolgens) (telkens) een pincode heeft ingetoetst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

7..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 2:
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

8..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

9..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich, samen met zijn mededaders, schuldig gemaakt aan het plegen van een gewelddadige woningoverval. De verdachte en zijn mededaders hebben via een datingapp bewust het uit België afkomstige slachtoffer uitgekozen. De vriendin van de verdachte heeft het slachtoffer verleid om naar de woning te gaan. Op het moment dat het slachtoffer ging douchen, heeft zij de deur van de woning voor haar mededaders open gedaan. Nadat het slachtoffer uit de douche kwam, werd hij door drie mannen, die bivakmutsen droegen, vastgebonden, geblinddoekt en met een keukenmes bedreigd waarna hij van 300 euro, een bankpas en een creditcard werd beroofd. Ook werd het slachtoffer verbaal bedreigd dat hem pijn zou worden gedaan als hij de onjuiste (pin)gegevens zou geven. Ten slotte werd het slachtoffer opgesloten in de badkamer.
Ook heeft de verdachte zich twee dagen na de woningoverval, samen met zijn vriendin, schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal door met de gestolen creditcard en bijbehorende pincode van het slachtoffer één of meerdere geldbedragen te pinnen op station Holland Spoor te Den Haag.
De verdachte heeft door zijn handelen geen enkel respect getoond voor de persoonlijke integriteit van een ander, diens gezondheid, veiligheid en eigendommen. Het moet voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest om in de door hem gehuurde woning, in een voor hem onbekende stad, met geweld door drie mannen te worden overvallen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke woningovervallen hiervan nog langdurig de nadelige gevolgen kunnen ondervinden in hun dagelijks leven.
Ook buiten de kring van het directe slachtoffer, veroorzaakt een feit als het onderhavige gevoelens van onveiligheid en boosheid. De verdachte is aan dit alles volledig voorbij gegaan en heeft uitsluitend oog gehad voor eigen financieel gewin. Dit rekent de rechtbank de verdachte zeer aan.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van de rapporten die Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt, gedateerd 23 en 27 juli 2021. De reclassering adviseert in het geval van een bewezen verklaring een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Anders dan de reclassering en de officier van justitie, ziet de rechtbank geen noodzaak voor begeleiding van de verdachte door de reclassering en zij maakt de inhoud van deze rapporten dan ook niet tot de hare.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gezien de ernst van de bewezen feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht om in het geval van een bewezen verklaring een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hooguit 24 maanden op te leggen, omdat de verdachte een first offender is.
De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding, aangezien het in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunt voor een woningoverval - waarbij sprake is van licht geweld/bedreiging - een gevangenisstraf is voor de duur van drie jaren. De rechtbank is niet gebleken van strafmatigende omstandigheden. Integendeel, strafverzwarend voor de verdachte is niet alleen dat er sprake is van medeplegen, maar ook het feit dat de verdachte een sterk sturende en leidende rol bij de (voorbereiding van de) woningoverval heeft gehad. Daarom zal de rechtbank een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

10..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 1] , ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.000,00 aan materiële schade, een vergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade en een vergoeding van € 500,00 aan affectieschade.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van de materiële schade kan een bedrag van € 300,00 worden toegewezen, aangezien de daders dat bedrag hebben weggenomen.
Ten aanzien van de immateriële schade is, gelet op bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen, een bedrag van € 1.000,00 redelijk.
Voor het meer of anders gevorderde dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Tevens heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt verdediging
Primair is bepleit de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren wegens een onevenredige belasting van het strafproces, dan wel de vordering af te wijzen. Subsidiair is aangevoerd dat de kosten voor de gekochte laptop ad € 1.200,00 door de creditcardmaatschappij kunnen worden vergoed. Met de officier van justitie is de verdediging van oordeel dat een bedrag van € 300,00 aan materiële schade kan worden toegewezen en dat de benadeelde partij voor de resterende € 300,00 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Als affectieschade wordt een bedrag van € 500,00 gevorderd wegens pijn in de schouder, maar dat bedrag moet verdisconteerd worden geacht in het bedrag van € 5.000,00 aan gevorderde immateriële schade. De verdediging vindt toewijzing van een bedrag van
€ 1.000,00 aan immateriële schade redelijk.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks
materiële schadeis toegebracht en de gevorderde schadevergoeding voor een bedrag van € 300,00 door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering tot dit bedrag worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de laptop ad
€ 1.200,00 en het resterende cashgeld ad € 300,00, is niet met toereikende bewijsstukken onderbouwd, waardoor nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, ook rechtstreeks
immateriële schadeis toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige, dus ook voor de gevorderde affectieschade, niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 augustus 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.300,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.300,00 (zegge: dertienhonderd euro), bestaande uit
€ 300,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 1.300,00 (zegge: dertienhonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.300,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
23 (drieëntwintig) dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. W.H.S. Duinkerke en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 augustus 2021.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 2 augustus 2020 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 300 euro, althans enig geldbedrag,
een bankpas van de ING, een Indiase American Express card en/of een huissleutel,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [naam slachtoffer 1] of aan een derde, te
weten aan [naam slachtoffer 2] toebehoorde, door
- voornoemde [naam slachtoffer 1] op het bed te duwen, zijn handen met tie-wraps vast te
binden, te blinddoeken en/of een voorwerp in zijn mond te stoppen en/of
- voornoemde [naam slachtoffer 1] een keukenmes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
te tonen en/of
- tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat zij, verdachte, en/of zijn mededaders, zijn geld
en/of pincode wilden hebben en/of dat zij hem pijn zouden doen als hij de
verkeerde pincode zou geven en/ of zich zou verzetten en/of
- te vragen om de inloggegevens van de Indiase bankrekening van die [naam slachtoffer 1] en/ of
een mes op de keel van die [naam slachtoffer 1] te zetten en/of daarbij te zeggen dat zij,
verdachte en/of zijn mededaders, hem pijn zouden doen als hij onjuiste gegevens
zou geven en/of
- voornoemde [naam slachtoffer 1] in de badkamer op te sluiten en hem te verbieden de politie
te bellen omdat zij, verdachte en/of zijn mededaders, die [naam slachtoffer 1] anders zouden
opzoeken en pijn zouden komen doen;
( art 312 lid 2 ahf/ sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 2 augustus 2020 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
300 euro, althans enig geldbedrag, een bankpas van de ING, een Indiase American
Express card en/of een huissleutel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [naam slachtoffer 1] op het bed te duwen, zijn handen met tie-wraps vast te
binden, te blinddoeken en/ of een voorwerp in zijn mond te stoppen en/of
- voornoemde [naam slachtoffer 1] een keukenmes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
te tonen en/of
- tegen die [naam slachtoffer 1] te zeggen dat zij, verdachte, en/of zijn mededaders, zijn geld
en/of de pincode van zijn telefoon wilden hebben en/of dat zij hem pijn zouden
doen als hij de verkeerde pincode zou geven en/ of zich zou verzetten en/of
- te vragen om de inloggegevens van de Indiase bankrekening van die [naam slachtoffer 1] en/of
een mes op de keel van die [naam slachtoffer 1] te zetten en/of daarbij te zeggen dat zij,
verdachte en/ of zijn mededaders, hem pijn zouden doen als hij onjuiste gegevens
zou geven en/of
- voornoemde [naam slachtoffer 1] in de badkamer op te sluiten en hem te verbieden de politie
te bellen omdat zij, verdachte en/of zijn mededaders, die [naam slachtoffer 1] anders zouden
opzoeken en pijn zouden komen doen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 4 augustus 2020 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/ die weg te nemen goed/ goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel
- een of meer gestolen creditcards en/ of charge cards heeft ingevoerd in een of
meerdere pin- en/of OV-chipkaartautomaten op het station Den Haag HS en/of
(vervolgens) (telkens) een pincode heeft ingetoetst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht