Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
Duur en opzegging
3..De vordering en het verweer
4..De beoordeling
minimaaltwaalf maanden, ingaande op 1 november 2019. Hieruit volgt duidelijk dat de overeenkomst gedurende dat jaar niet kan worden opgezegd. Uit het feit dat in de overeenkomst staat dat de huurperiode
minimaaltwaalf maanden bedraagt, volgt immers dat een huurperiode van korter dan twaalf maanden niet mogelijk is. [gedaagde] heeft ook niet aangegeven welke uitleg volgens haar anders aan deze minimale duur zou moeten worden gegeven. Zij heeft met name gewezen op het feit dat in de overeenkomst een opzegtermijn van twee maanden is opgenomen. Daaruit volgt echter nog niet dat de overeenkomst ook gedurende het eerste jaar kan worden opgezegd. Het opnemen van een opzegtermijn geeft [gedaagde] immers niet het recht de overeenkomst te allen tijde op te zeggen. Het feit dat [eiseres] niet tegen [gedaagde] gezegd heeft dat tussentijdse opzegging onmogelijk is, maakt het vorenstaande niet anders. Van [gedaagde] mocht immers verwacht worden dat zij de bepalingen in de huurovereenkomst zou lezen. De overeenkomst mocht dus niet gedurende het eerste jaar worden opgezegd.