Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
2..Het geschil
3..De beoordeling
Vordering C
4..De beslissing
18 augustus 2021voor uitlating door de curator als omschreven in 4.1;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 juli 2021 een vonnis gewezen in een faillissementsprocedure waarbij de curator van de besloten vennootschap HEINTZ/VREEZEN BOUW B.V. (HV Bouw) vorderingen heeft ingesteld tegen een gedaagde die niet is verschenen. De curator vorderde onder andere dat de rechtbank zou verklaren dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schulden van HV Bouw op grond van artikel 2:248 BW, en dat er een bestuursverbod zou worden opgelegd voor de duur van vijf jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de curator geen uittreksel uit het Handelsregister heeft overgelegd van andere rechtspersonen waarvan de gedaagde mogelijk bestuurder of commissaris is. Dit gebrek aan informatie heeft de rechtbank doen besluiten om de curator op te dragen om deze informatie alsnog te verstrekken voordat er een beslissing kan worden genomen over de vorderingen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden en bepaald dat de curator uiterlijk op 18 augustus 2021 moet terugkomen met de gevraagde informatie. Het vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.