ECLI:NL:RBROT:2021:7889

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/613952 / KG ZA 21-144
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over medewerking aan verkoop woning en verdeling nalatenschap tussen broer en zus

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een broer en zus die erfgenamen zijn van hun overleden ouders. De moeder overleed op 14 mei 2012 en de vader op 25 mei 2020, zonder testament, waardoor de kinderen ieder voor de helft erfgenaam zijn. De woning van de ouders, gelegen in Rotterdam, is nog niet verdeeld, terwijl een deel van de nalatenschap al is verdeeld. De zus, eiseres, heeft meerdere pogingen ondernomen om met haar broer, gedaagde, tot afspraken te komen over de verkoop van de woning, maar zonder succes. In februari 2021 heeft de advocaat van eiseres gedaagde gesommeerd om mee te werken aan de verkoop van de woning, maar gedaagde heeft hier niet op gereageerd.

Eiseres vordert in dit kort geding onder andere dat gedaagde wordt veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning en de afgifte van bepaalde goederen die emotionele waarde voor haar hebben. Gedaagde voert verweer en stelt dat hij het aandeel van eiseres in de woning wil overnemen, maar kan dit niet concreet maken. De voorzieningenrechter oordeelt dat de woning moet worden verkocht, omdat gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat hij in staat is om de financiering rond te krijgen. De rechter wijst de vorderingen van eiseres toe, met uitzondering van de vordering tot afgifte van de trouwringen, omdat hiervoor geen spoedeisend belang is aangetoond. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/613952 / KG ZA 21-144
Vonnis in kort geding van 1 april 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. L.A. Jansen te Oud-Beijerland,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 maart 2021, met producties;
  • de mondelinge behandeling via Skype gehouden op 18 maart 2021.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn broer en zus en erfgenaam van de nalatenschap van hun ouders. De moeder van partijen is overleden op 14 mei 2012. Op 25 mei 2020 is de vader van partijen overleden.
2.2.
De ouders van partijen hebben geen testament op laten stellen, waardoor partijen ieder voor de helft erfgenaam zijn van de nalatenschap. Partijen hebben de nalatenschap op 1 en op 2 juli 2020 zuiver aanvaard.
2.3.
Tot de nalatenschap behoort de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) Rotterdam (hierna: de woning).
2.4.
Een deel van de nalatenschap, waaronder de banktegoeden, is reeds tussen partijen verdeeld. De woning en de inboedel zijn nog niet verdeeld.
2.5.
Bij leven van de ouders van partijen was [gedaagde] reeds woonachtig in de woning. [gedaagde] betaalde geen huurpenningen. Na het overlijden van vader is [gedaagde] in de woning blijven wonen.
2.6.
Ter verdere afwikkeling van de nalatenschap heeft [eiseres] meerdere keren getracht om in overleg te treden met [gedaagde] . Partijen hebben geen nadere afspraken kunnen maken.
2.7.
Bij brief van 8 februari 2021 heeft mr. Jansen [gedaagde] namens [eiseres] gesommeerd om binnen één week aan te geven aan welke makelaar hij bereid is om met betrekking tot de verkoop van de woning een verkoopopdracht te geven. [gedaagde] is tevens gesommeerd om de trouwringen van de ouders van partijen, een glazen waxinelichthouder, een glazenblokje met 3D-afbeelding van de kinderen van [eiseres] , alle foto’s waar [eiseres] , haar kinderen of haar echtgenoot op staan en de poststukken gericht aan de “erven van wijlen uw vader”, aan [eiseres] af te geven. [gedaagde] heeft niet aan deze sommatie voldaan.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om binnen één week na betekening van dit vonnis zijn volledige medewerking te verlenen aan het te koop zetten, althans het verstrekken van de verkoopopdracht, van de woning bij Kettner Makelaardij en aan de verkoop van de woning voor een door die makelaar in redelijkheid te bepalen prijs, bij gebreke waarvan dit vonnis in de plaats treedt van de door [gedaagde] te geven verkoopopdracht;
[gedaagde] te veroordelen om binnen één week na betekening van dit vonnis zijn volledige medewerking te verlenen aan het toelaten van bezichtigingen van potentiële kopers, het tot stand brengen van een behoorlijke presentatie van de woning aan het publiek, het verrichten van dagelijks onderhoud aan de woning en het presentabel houden van de woning en hem te veroordelen om alle maatregelen die de makelaar of diens plaatsvervanger in het kader van de verkoop van de woning nuttig acht te gehengen en te gedogen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per keer dat [gedaagde] hiermee in strijd handelt;
[gedaagde] te veroordelen om binnen één week na betekening van dit vonnis de volgende goederen af te geven aan [eiseres] op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft:
de trouwringen van beide ouders;
een door [eiseres] en haar echtgenoot gegeven huwelijksbedankje aan haar ouders (een glazen waxinelichthouder met namen en trouwdatum erop);
glazen blokje met 3D-afbeelding van de kinderen van [eiseres] ;
alle foto’s waar [eiseres] , haar kinderen en haar echtgenoot, alleen of samen of met haar ouders op staan;
alle poststukken gericht aan de “erven van wijlen uw vader” die [gedaagde] heeft ontvangen en mocht ontvangen in de toekomst.
4. Alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente over de volledige proceskosten, indien de kosten van deze procedure niet binnen 14 dagen na dit vonnis zijn voldaan.
3.2.
[gedaagde] voert verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Ten aanzien van het onder 1 gevorderde

4.1.
Niet in geschil is dat de woning aan partijen gezamenlijk toebehoort. Derhalve is sprake van een (beperkte) gemeenschap van goederen. In zaken als onderhavige geldt tot uitgangspunt dat partijen niet gehouden zijn om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Gewezen wordt op artikel 3:178 BW, op grond waarvan ieder der deelgenoten in beginsel te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed kan vorderen. De woning (en de daaraan verbonden hypothecaire verplichtingen) moet in beginsel aan een van partijen worden overgedragen of verkocht aan een derde. Dit kan tijdelijk anders zijn indien de door een onmiddellijke verdeling getroffen belangen van een van partijen aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die met de verdeling worden gediend of indien partijen de bevoegdheid om verdeling te vorderen voor een bepaalde periode hebben uitgesloten.
4.2.
Met de stelling van [eiseres] dat zij niet langer in onverdeeldheid wenst te blijven, is voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang. Of de vorderingen op materiële gronden ook toewijsbaar zijn, wordt hierna beoordeeld.
4.3.
[eiseres] stelt dat de woning moet worden verkocht aan een derde omdat [gedaagde] financieel niet in staat is om het aandeel van [eiseres] in de woning over te nemen. Zolang [gedaagde] weigert mee te werken aan de verkoop van de woning kan de nalatenschap niet worden afgewikkeld. De erfbelasting moet binnenkort worden betaald en zolang de woning niet is verkocht dient [eiseres] dit uit eigen financiële middelen te voldoen. Daarnaast pleegt [gedaagde] geen onderhoud aan de woning waardoor deze steeds minder waard wordt. Onder die omstandigheden kan van [eiseres] niet worden verwacht dat zij een bodemprocedure afwacht. [gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat hij het aandeel van [eiseres] in de woning wenst over te nemen, maar dat hem hiertoe onvoldoende tijd wordt gegund door [eiseres] .
4.4.
De voorzieningenrechter is met [eiseres] van oordeel dat van haar niet kan worden gevergd dat de nalatenschap voor wat betreft de woning voorlopig onverdeeld blijft. Overwogen wordt daartoe als volgt. [gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat hij de woning niet wenst te verkopen aan een derde, maar dat hij het aandeel van [eiseres] in de woning wil overnemen. Deze wens van [gedaagde] is echter weinig concreet. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij eerst de erfbelasting in termijnen wil voldoen en daarna pas wil onderzoeken of de reeds bestaande hypotheek kan worden verhoogd. Vooralsnog heeft [gedaagde] hiertoe nog geen advies gevraagd aan een hypotheekadviseur of andere concrete stappen ondernomen, omdat hij nog geen vast contract heeft. Dat [gedaagde] in staat is om binnen afzienbare tijd de financiering rond te krijgen en de woning aan hem te laten toedelen en aan [eiseres] haar erfdeel uit te keren is dan ook niet onderbouwd en daardoor onvoldoende aannemelijk. De woning moet daarom worden verkocht. Weliswaar zijn de gevolgen hiervan voor [gedaagde] groot – dit betekent immers dat hij de woning, waar hij al sinds 1988 woont, zal moeten verlaten – maar dit betekent niet dat hij van [eiseres] kan vergen dat zij nog langer wacht met het zetten van stappen om haar aandeel in de nalatenschap te gelde te maken. Een veroordeling tot medewerking aan de verkoop van de woning is daarom op zijn plaats. Dit betekent dat het gevorderde wordt toegewezen.
4.5.
Om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen andere woonruimte te zoeken wordt de termijn waarbinnen [gedaagde] zijn medewerking dient te verlenen aan de verkoop van de woning in redelijkheid bepaald op zes weken na betekening van dit vonnis. Aangezien [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de door [eiseres] voorgestelde makelaar zal de voorzieningenrechter die makelaar in het dictum opnemen.
Ten aanzien van het onder 2 gevorderde
4.6.
De verkoop van de woning brengt met zich dat [gedaagde] zijn medewerking dient te verlenen aan bezichtigingen van de woning, het tot stand brengen van een behoorlijke presentatie van de woning aan het publiek, het verrichten van dagelijks onderhoud aan de woning en het presentabel houden van de woning en dat hij alle maatregelen die de makelaar in het kader van de verkoop van de woning nuttig acht dient te gehengen en te gedogen. Het gevorderde wordt daarom toegewezen.
4.7.
Oplegging van een dwangsom ten aanzien van de vordering acht de voorzieningenrechter passend en geboden. Hierbij wordt opgemerkt dat [gedaagde] , indien hij zijn medewerking verleent, geen last zal hebben van de dwangsomveroordeling. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd op het in het dictum te vermelden bedrag.
Ten aanzien van het onder 3 gevorderde
4.8.
[eiseres] heeft gesteld dat zij de onder 3 genoemde goederen wenst te hebben omdat deze voor haar emotionele waarde vertegenwoordigen. [gedaagde] heeft ten aanzien van het onder 3a gevorderde – de afgifte van de trouwringen – te kennen gegeven deze niet te willen afgeven. Ten aanzien van de overige goederen en de poststukken heeft [gedaagde] ter zitting toegezegd mee te werken aan afgifte indien [eiseres] deze komt ophalen in de woning.
4.9.
Overwogen wordt als volgt. De vordering heeft betrekking op de verdere afwikkeling van de nalatenschap. Daarvoor is in de onderhavige kort geding procedure gegeven haar beperkte karakter in beginsel geen plaats. Door [eiseres] is bovendien niet onderbouwd dat zij een spoedeisend belang heeft bij het gevorderde, waardoor de vordering onder 3a moet worden afgewezen. Het gevorderde onder 3b tot en met e is niet door [gedaagde] betwist waardoor dit deel van de vordering wel voor toewijzing in aanmerking komt.
4.10.
Een dwangsom is bedoeld als prikkel tot nakoming. Nu [gedaagde] te kennen heeft gegeven vrijwillig aan het gevorderde onder 3b tot en met e te voldoen indien [eiseres] de goederen komt ophalen, ziet de voorzieningenrechter voor het opleggen van een dwangsom geen aanleiding.
Ten aanzien van het onder 4 gevorderde
4.11.
Gelet op de familierelatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zes weken na betekening van dit vonnis zijn volledige medewerking te verlenen aan het te koop zetten, althans verstrekken van de verkoopopdracht, van de woning gelegen aan de [adres] te ( [postcode] ) Rotterdam bij Kettner Makelaardij, gevestigd aan de Kralingse Plaslaan 9 te (3062 DA) Rotterdam, om de woning voor een door die makelaar in redelijkheid te bepalen prijs te verkopen, bij gebreke waarvan dit vonnis in de plaats treedt van de door [gedaagde] te geven verkoopopdracht,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zes weken na betekening van dit vonnis zijn volledige medewerking te verlenen aan bezichtigingen van potentiële kopers, het tot stand brengen van een behoorlijke presentatie van de woning aan het publiek, het verrichten van dagelijks onderhoud aan de woning en het presentabel houden van de woning en alle maatregelen die de makelaar of dienst plaatsvervanger in het kader van de verkoop van de woning nuttig acht te gehengen en te gedogen, zulks op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, een gedeelte van een dag voor een volle gerekend, met een maximum van € 20.000,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen één week na betekening van dit vonnis de volgende goederen aan [eiseres] af te geven:
  • de glazen waxinelichthouder met namen en trouwdatum van [eiseres] en haar echtgenoot erop;
  • het glazen blokje met 3D-afbeelding van de kinderen van [eiseres] ;
  • alle foto’s waar [eiseres] , haar kinderen en haar echtgenoot, alleen of samen of met de ouders van partijen op staan;
  • alle poststukken gericht aan de “erven van wijlen uw vader” die [gedaagde] heeft ontvangen en ontvangt in de toekomst,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2021.
2180/1980