ECLI:NL:RBROT:2021:7888

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
ROT 20/128 en ROT 20/6863
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedragsaanwijzing onder dwangsom wegens woonoverlast en geluidhinder vanuit woning voor buren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een gedragsaanwijzing die aan eiser is opgelegd wegens geluidsoverlast. De burgemeester van Dordrecht had op basis van artikel 2:79 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) een gedragsaanwijzing opgelegd aan eiser, die hem verbood om geluidsoverlast te veroorzaken, met een dwangsom van € 500,- per overtreding. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester terecht heeft gehandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was van ernstige en herhaaldelijke geluidsoverlast door eiser, zoals gerapporteerd door de politie en andere handhavende instanties. Eiser heeft betwist dat hij geluidsoverlast veroorzaakte en heeft aangevoerd dat de overlast afkomstig was van zijn buren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de burgemeester de gedragsaanwijzing terecht heeft opgelegd, gezien de ernst van de overlast en de dreigende escalatie van de situatie. De rechtbank heeft de beroepen van eiser ongegrond verklaard en de opgelegde dwangsommen bevestigd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 20/128 en ROT 20/6863

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2021 in de zaken tussen

[naam eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. M.R. Dill,
en

de burgemeester van Dordrecht, verweerder,

gemachtigde: mr. D.C. Alblas.
Derde belanghebbende:
[naam belanghebbende] ,
gemachtigde: mr. S. Kandemir.

Procesverloop

ROT 20/128Bij besluit 24 september 2019 (primair besluit 1) heeft verweerder eiser op grond
van artikel 2:79 van de Algemene Plaatselijke Verordening Dordrecht (APV) een gedragsaanwijzing woonoverlast opgelegd voor 12 maanden, op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 3000,-.
Bij besluit van 5 december 2019 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen bestreden besluit 1 beroep ingesteld (ROT 20/128).
Bij besluit van 8 juli 2020 heeft verweerder op grond van primair besluit 1 verbeurde dwangsommen ter hoogte van € 1.500,- ingevorderd bij eiser (bestreden besluit 2). Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Op grond van artikel 5:39 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het beroep ROT 20/128 hiertegen van rechtswege mede gericht.
ROT 20/6863
Bij besluit van 4 november 2020 heeft verweerder eiser opnieuw op grond van de APV een gedragsaanwijzing woonoverlast opgelegd, nu voor 24 maanden, op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 750,- per overtreding, met een maximum van € 3000,-.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft het verzoek van partijen ingewilligd om dit bezwaar te behandelen als een rechtstreeks beroep tegen het besluit van
4 november 2020 (hierna: bestreden besluit 3). Dit betreft het beroep ROT 20/6863.
Bij besluit van 5 maart 2021 heeft verweerder een op grond van bestreden besluit 2 verbeurde dwangsom ter hoogte van € 750,- ingevorderd bij eiser (bestreden besluit 4). Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Op grond van artikel 5:39 van de Awb is het beroep ROT 20/6863 hiertegen van rechtswege mede gericht.
Verweerder heeft in beide beroepen een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in beide beroepen heeft plaatsgevonden op 28 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is de gemachtigde verschenen, vergezeld van [persoon A] en [persoon B] . Namens de derde belanghebbenden is verschenen [naam belanghebbende] , vergezeld van [persoon C] .
Ter zitting is het onderzoek geschorst om de gemachtigde van eiser in staat te stellen schriftelijk op stukken van verweerder te reageren.
Eiser heeft schriftelijk op de toegezonden stukken gereageerd.
Nadat partijen hiervoor toestemming hebben gegeven, heeft de rechtbank het onderzoek zonder nadere zitting gesloten.

Overwegingen

1.1.
De bij bestreden besluit 1 door verweerder gehandhaafde last aan eiser houdt in dat eiser met ingang van 24 september 2019 geen geluidsoverlast of buitensporig geluid mag veroorzaken, in het bijzonder tussen 17.00 uur en 9.00 uur, waaronder begrepen maar niet beperkt tot: onnodig kloppen, slaan, bonzen, schoppen op muren, plafonds, installaties of vloeren, al dan niet met behulp van gereedschap of andere voorwerpen, en/of het boren, schuren, wekker(s) laten afgaan, stenen tegen de buren of hun woning dan wel op hun woonerf gooien of anderszins buitensporig onnodig geluid produceren dat kennelijk eenzelfde soort overlast veroorzaakt.
1.2.
Deze gedragsaanwijzing was volgens verweerder aangewezen omdat de politie in een bestuurlijke rapportage van 12 juli 2019 over eiser diverse zwaarwegende meldingen van woonoverlast in de periode van 10 juli 2017 tot en met 10 juli 2019 heeft gerapporteerd. Buurtbemiddeling noch een schriftelijke waarschuwing hebben geleid tot een beëindiging van deze woonoverlast. Er dreigt escalatie zodat aan de voorwaarden als omschreven in verweerders beleidsregels voor het opleggen van deze last werd voldaan. Ook na de hoorzitting in bezwaar hebben de buren nog over overlast door eiser geklaagd. In bezwaar is niet gebleken van omstandigheden om de last en de daaraan verbonden dwangsom niet te handhaven.
1.3.
Bestreden besluit 2 berust op het standpunt van verweerder dat blijkens constateringen van de politie en buitengewone opsporingsambtenaren van de gemeente Dordrecht de woonoverlast door eiser voor zijn buren en de dreigende escalatie op 4 november 2020 onverminderd voortduurden, zodat een tweede last met eenzelfde inhoud per die datum aan eiser opnieuw was aangewezen.
2.1.
Artikel 151d van de Gemeentewet zoals die bepaling luidt per 1 juli 2017, bepaalt, voor zover van belang:
1. De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
2. De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.
2.2.
Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan een last onder dwangsom opleggen.
2.3.
Artikel 2:79, eerste lid, van de APV (in werking getreden op 30 december 2017, gemeenteblad nr. 234528 2017) bepaalt dat, voor zover van belang, degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Artikel 2:79, tweede lid, van de APV bepaalt dat als de burgemeester een last onder dwangsom oplegt naar aanleiding van een schending van de zorgplicht, bedoeld in het eerste lid, hij daarbij aanwijzingen kan geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
2.4.
In de Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Dordrecht (bekendgemaakt op 24 februari 2018, hierna: de Beleidsregels) staat dat de burgemeester gebruik kan maken van zijn bevoegdheden indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
• het gaat om ernstige en herhaaldelijke woonoverlast;
• de woonoverlast is eveneens geconstateerd door een of meer van de handhavende en zorg verlenende instanties;
• buurtbemiddeling, mediation of een schriftelijke waarschuwing hebben niet geleid tot het stoppen van de woonoverlast;
• er is een ernstige vrees voor escalatie van de woonoverlast.
Verder is in de Beleidsregels neergelegd dat de omschrijving aanpak woonoverlast gemeente Dordrecht met bijbehorend stappenplan in principe leidend is.
3. De door verweerder opgelegde gedragsaanwijzingen zijn belastende besluiten. Gelet hierop rust op verweerder de last om aannemelijk te maken dat eiser vanuit zijn woning ernstige en herhaaldelijke geluidsoverlast voor omwonenden heeft veroorzaakt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een strengere bewijsmaatstaf aan te leggen. Weliswaar leiden de gedragsaanwijzingen tot een inbreuk op de door artikel 8 van het EVRM gewaarborgde persoonlijke levenssfeer van eiser, maar daar staat tegenover dat het doel dat daarmee wordt nagestreefd is dat de eveneens door artikel 8 van het EVRM gewaarborgde persoonlijke levenssfeer van de buren wordt beschermd. Bovendien is van belang dat direct bewijs van in een woning veroorzaakte geluidsoverlast naar zijn aard moeilijk is te vergaren, want de overlastveroorzaker zal zijn overlastveroorzakende activiteiten eenvoudig kunnen staken zodra kenbaar is dat er waarnemingen plaatsvinden. Het stellen van hogere eisen aan de bewijsvoering zou er dan toe leiden dat in veel gevallen waarin aannemelijk is dat er ernstige en herhaaldelijke geluidsoverlast vanuit een woning wordt veroorzaakt, niet kan worden opgetreden omdat niet aan die hogere bewijsmaatstaf kan worden voldaan. Daarmee zou de mogelijkheid om publiekrechtelijk op te treden tegen ernstige burenoverlast grotendeels illusoir worden. Wel moet verweerder een gedragsaanwijzing in een situatie als deze, waarin sprake is van ernstig verstoorde verhoudingen tussen buren, baseren op eigen waarnemingen ter plaatse van gemeentelijke toezichthouders of politieagenten en kan hij zijn besluit dus niet baseren op meldingen van de betrokken buren of geluiden die telefonisch worden waargenomen. Het verrichten van geluidsmetingen kan wel bijdragen aan de bewijsvoering, maar is geen vereiste.
4.1.
Eiser is het met de bij bestreden besluit 1 gehandhaafde last niet eens. Eiser heeft er in dat verband op gewezen dat hij graag klust en dat hij dat doet op normale tijden. Er is een verstoorde verhouding met de buren van nummer 4 en van nummer 8, maar dat komt omdat zij burengerucht veroorzaken. De buren van nummer 4 werken tot laat in de nacht en maken veel lawaai als ze thuis komen. De buren van nummer 8 hebben een inwonende meerderjarige zoon die in de nachtelijke uren harde muziek draait. Eiser betwist dat hij geluidsoverlast veroorzaakt. Eiser stelt zich op het standpunt dat het geluid dat de politie constateerde, niet uit zijn woning maar uit de woning van de buren daarnaast kwam.
Eiser wijst erop dat hij al 35 jaar in de woning woont en nooit problemen had met zijn buren, totdat de buren op nummer 8 er kwamen wonen. Nadat eiser had geklaagd over de wietkwekerij van deze buurman ongeveer drie jaar geleden, klagen deze buren te pas en te onpas bij de politie over geluidsoverlast door eiser.
4.2.
In de bestuurlijke rapportage van de politie van 12 juli 2019 zijn de volgende door de politie waargenomen feiten vermeld:
  • 8 september 2018, 08:05 uur. Er werd door een buurman gemeld dat de heer [naam eiser] al heel de nacht tegen de muren aan het bonken was. Politieambtenaren hebben staan luisteren in de woning van de melder en die van de andere buren. Ze hoorden een luid geluid komende uit de woning van de heer [naam eiser] . Het was duidelijk te horen dat met iets van staal of ijzer op iets van staal of ijzer bonkten.
  • 2 december 2018, 09:00 uur. Er werd door een buurman gemeld dat hij al de hele nacht overlast ondervindt van de heer [naam eiser] . De ene keer was hij aan het timmeren en dan weer aan het boren. Politieambtenaren hebben in de woning van de melder en de andere buren staan luisteren en hebben overlast geconstateerd. De overlast bestond uit boorgeluiden. In de woning van de heer [naam eiser] zagen de politieambtenaren diverse planken met boorgaten, twee wekkers die tegen de muur waren gespijkerd en een zaagmachine met houten balken. De heer [naam eiser] is aangehouden voor het veroorzaken van geluidsoverlast.
  • 9 december 2018, 08:40 uur. Er werd door een buurman gemeld dat de heer [naam eiser] vanaf 06:00 uur aan het boren en timmeren was en dat hij hier overlast van ondervindt. Politieambtenaren hebben staan luisteren in de woning van de melder en hoorden dat de heer [naam eiser] overlast veroorzaakte. De heer [naam eiser] heeft een bekeuring gekregen voor het veroorzaken van geluidsoverlast.
De strafbeschikking die is opgelegd naar aanleiding van de constatering op
8 september 2018 is door het Openbaar Ministerie (OM) ingetrokken wegens gebrek aan bewijs. Voor de constatering van 2 december 2018 is eiser door de strafrechter veroordeeld en die veroordeling is in hoger beroep in stand gebleven.
4.3.
Met deze in de bestuurlijke rapportage vermelde, door de politie waargenomen feiten, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat eiser geluidsoverlast heeft veroorzaakt op de genoemde data. Het feit dat het OM de strafbeschikking die is opgelegd naar aanleiding van de constatering op 8 september 2018 heeft ingetrokken, doet daar niet aan af nu er in het strafrecht een andere, strengere bewijsstandaard geldt. Daarentegen betekent de onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling voor de op 2 december 2018 door eiser veroorzaakte geluidoverlast dat de aan die overtreding ten grondslag liggende feiten ook in het bestuursrecht vast staan. Bovendien laten die feiten, namelijk onder meer twee tegen de muur gespijkerde wekkers, er geen twijfel over bestaan dat het eisers intentie is om geluidsoverlast te veroorzaken. Daarmee is die geluidsoverlast per definitie ernstig.
De enkele betwisting van eiser dat hij geluidsoverlast heeft veroorzaakt, leidt niet tot twijfel aan de constateringen die aan bestreden besluit 1 ten grondslag zijn gelegd.
4.4.
De beroepsgronden tegen bestreden besluit 1 slagen niet.
5.1.
Aan bestreden besluit 2 heeft verweerder het volgende ten grondslag gelegd:
“13-04-2020 om 11 :38 uur, geluidshinder
Politieambtenaren werden gestuurd naar de [adres eiser] wegens
geluidsoverlast. U vertelde dat u geen geluidsoverlast had veroorzaakt. De
politieambtenaren hebben geen geluidsoverlast waargenomen en hebben u een
waarschuwing gegeven. Omdat de politieambtenaren verwachtten dat u opnieuw voor overlast zou gaan zorgen, zijn politieambtenaren naar de buren op nummer 4 gegaan. Zij hebben enige tijd staan luisteren en hebben daadwerkelijk geluidsoverlast komende van
u, waargenomen. De overlast bestond uit het vermoedelijk op de muur timmeren met een hamer. Aan de frequentie en de momenten van de geluidsoverlast, was duidelijk te
merken dat dit geen klusgeluiden waren. Als er bij nummer 4 een deur van bijvoorbeeld een wc werd dichtgedaan, op een normale manier, dan sloeg u weer op de muur met vermoedelijk een hamer. Dit herhaalde zich constant. Politieambtenaren zijn vervolgens terug gegaan naar u en hebben een proces-verbaal aangezegd wegens geluidsoverlast. Opnieuw zei u van niets te weten en voelde zich vooral gediscrimineerd door de politieambtenaren. Dit zou zo zijn omdat u geen buitenlander bent en geen dubbele paspoort heeft. U kon geen begrip tonen voor het feit dat politieambtenaren geen dag aan uw keukentafel komen zitten om te luisteren of u geluidsoverlast veroorzaakt. Als de politie dat
zou doen dan kon men horen dat de geluidoverlast afkomstig is van de buren van nummer 4 en 8 en niet van u.
8 mei 2020, om 08:15, geluidshinder
Buitengewone opsporingsambtenaren van de gemeente Dordrecht waren in de woning aan de [adres 1] . Omstreeks 08:15 begon u met het produceren van geluiden, middels gereedschap, ter hoogte van de trap naar de eerste verdieping. Deze geluiden deden de BOA's denken aan het met een hamer slaan op een spijker. Dit werd herhaaldelijk gedaan.
9 mei 2020, om 07:45 geluidshinder
Omstreeks 07:45 begon u met het produceren van geluiden, middels gereedschap, ter hoogte van de trap naar de eerste verdieping. Deze geluiden deden de BOA's denken aan het met een hamer slaan op een spijker. Dit werd herhaaldelijk gedaan. U bent tot omstreeks 07:53 bezig geweest met het produceren van geluiden.”
5.2.
Eiser betwist de door verweerder gestelde waarnemingen. Hij voert aan dat hij op 13 april 2020 de tuin heeft geveegd en met de bezem mogelijk de muur heeft geraakt en de bezem heeft uitgeklopt. Op 8 en 9 mei 2020 heeft eiser de kamer gestofzuigd en heeft daarbij mogelijk de plinten geraakt.
5.3.
De door verweerder aan het invorderingsbesluit ten grondslag gelegde constateringen zijn gedaan door ter zake kundige medewerkers van de politie en van verweerder en zijn neergelegd in op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. In het proces-verbaal dat door de politie is opgesteld staat:
“Op maandag 13 april 2020, om 12.15 uur, kwamen wij ter plaatse aan de [adres 1] in Dordrecht. Wij, verbalisanten, gingen binnen bij de [adres 1] . Ondertussen waren andere politiecollega’s ter plaatse aan de [adres eiser] . Wij spraken de bewoners van de [adres 1] die ons vertelden dat ze al een hele tijd overlast ondervinden van de buurman van [adres eiser] . Op maandag 13 april 2020, om 12.26 uur, zagen wij, verbalisanten dat de andere politiecollega's met het dienstvoertuig de straat uit reden. De bewoner van de [adres eiser] was op dat moment waarschijnlijk niet op de hoogte van het feit dat wij in de woning van de buren aanwezig waren. Vervolgens instrueerden wij de bewoners om gewoon hun gang te gaan Hierna constateerde wij dat de bewoners normale woongeluiden maakten, deze bestonden uit het open- en dichtdoen van deuren, het open- en dichtdoen van een oven., het
openen en sluiten van lades en het neerzetten van een pan op het gasfornuis. Ook zetten zij de waterkoker aan. Op maandag 12 april 2020, om 12 33 uur, zagen wij, verbalisanten dat de bewoonster van de [adres 1] een kopje op het aanrecht zette. Wij hoorden kort hierna een tikkend geluid, afkomstig van de [adres eiser] Dit klonk alsof er met een hamer op een plankje werd getikt. Wij, verbalisanten, hoorden dat er op elk leefgeluid van de bewoners [adres 1] een reactie kwam in de vorm van een tikkend geluid afkomstig van de [adres eiser] Wij hoorden dat, hoe harder het leefgeluid was, hoe harder het reactiegeluid was. Wij hoorden dat als er één deur geopend en gesloten werd, er één tik vanaf de [adres eiser] hoorbaar was. Wij hoorden dat als dit meerdere leefgeluiden waren, hetzelfde aantal als reactiegeluid terugkwam. Dit was vaak één luide tik. Verbalisant, opende en sloot de deur van het toilet, die zich bevindt in de hal Ik hoorde na het sluiten
van de deur direct één tik Dit deed ik nogmaals en ik hoorde weer één tik afkomstig van de [adres eiser] , vermoedelijk vanaf de begane grond. Wij zagen dat de bewoners van de [adres 1] hierdoor zichtbaar geëmotioneerd waren Wij zagen dat zij zich niet comfortabel voelden en niet normaal konden bewegen in hun eigen woning Wij zagen dat de bewoonster van de [adres 1] de schuifdeur van een kast in de hal opende en sloot. Wij hoorden dat hierna vier a vijf luide tikken hoorbaar waren, komende vanaf de [adres eiser] Wij vermoeden dat dit geluid vanaf de begane grond afkomstig was, maar konden dit niet met zekerheid zeggen. Het was ons door de frequentie en het feit dat de tikkende geluiden de leefgeluiden opvolgden duidelijk, dat dit geen geluiden waren die men produceert tijdens het klussen. Als men aan het klussen zou zijn, zouden de geluiden langduriger en frequenter zijn. Vervolgens werd besloten om de bewoner van de [adres eiser] , zijnde de heer [naam eiser] , een proces-verbaal aan te zeggen voor het veroorzaken van geluidsoverlast.”
5.4.
Met dit proces-verbaal is aannemelijk gemaakt dat eiser op 13 april 2020 de last heeft overtreden door geluidoverlast te veroorzaken. Met zijn stelling dat hij de tuin aan het vegen was en met de bezem mogelijk de muur heeft geraakt en de bezem heft uitgeklopt, is eiser er niet in geslaagd om twijfel te zaaien bij de zeer gedetailleerde beschrijving van de geconstateerde geluidsoverlast.
5.5.
Met de processen-verbaal die betrekking hebben op de constateringen op 8 en 9 mei 2020 is eveneens aannemelijk gemaakt dat eiser op die data de last heeft overtreden door geluidoverlast te veroorzaken. Met zijn stelling dat hij op die momenten aan het stofzuigen was en mogelijk de plint heeft geraakt, is eiser er niet in geslaagd om twijfel te zaaien bij de in die processen-verbaal neergelegde constateringen. Niet in geschil is dat de woningen zeer gehorig zijn, zodat de BOA’s het zeker gehoord zouden hebben als eiser zijn stofzuiger op die momenten zou hebben gebruikt.
5.6.
De beroepsgronden tegen bestreden besluit 2 slagen niet.
6.1.
Aan bestreden besluit 3 heeft verweerder de constateringen die aan de bestreden besluiten 1 en 2 ten grondslag liggen ten grondslag gelegd. Daarnaast heeft verweerder een constatering op 3 november 2020 aan bestreden besluit 3 ten grondslag gelegd. In het proces-verbaal van bevindingen dat van die constatering is overgelegd heeft de BOA op ambtseed vermeld:
“Bij de woning aan de [adres 2] in Dordrecht troffen wij een man, hierna te noemen dhr. [naam belanghebbende] . Wij stelden ons voor en vroegen of hij de hoofdbewoner was. Hij vertelde dat hij hier woonachtig is. Wij vertelden dat wij op verzoek van de wijkagent een controle gingen uitvoeren om overlast dat afkomstig is van [adres eiser] waar te nemen. Wij vroegen aan dhr. [naam belanghebbende] of er vandaag geluidoverlast is ervaren. Dhr. [naam belanghebbende] vertelde dat de overlast dinsdagavond 3 november omstreeks 23:00 uur
’s avonds tot ‘s ochtends 07:00 uur was begonnen. Wij vroegen of wij mochten binnen treden om te luisteren naar de geluiden. Met toestemming van dhr [naam belanghebbende] mochten wij binnentreden. Op zolder hoorden wij geluiden. De geluiden waren afkomstig uit de woning op tweede etage van de overlastgever, dhr [naam eiser] . In het geluid zaten hoge en luide tonen. Dhr. [naam belanghebbende] vertelde dat dit nog ‘zacht’ is. Normaal gesproken zou er harder geluid te horen zijn. De te horen geluiden deed ons denken aan een muziekdoosje.”
6.2.
Volgens eiser was er evenmin aanleiding bij bestreden besluit 2 de last te verlengen. Eiser heeft er in dat verband op gewezen dat hij zijn klusactiviteiten naar elders heeft verplaatst omdat daar klachten over waren. Er is geen objectief bewijs voor geluidshinder uit zijn woning in de vorm van metingen waaruit overschrijding van geluidsnormen is gebleken. De geconstateerde klopgeluiden werden veroorzaakt door het uitkloppen van een bezem toen eiser zijn tuin aan het vegen was. Verder maken de waterleidingen klopgeluiden bij normaal gebruik van wasmachine, vaatwasser of douche. Dit is door de gehorigheid van de woningen hoorbaar in de aangrenzende woningen. De geluidoverlast die door zijn buren wordt ervaren, komt dus voort uit normaal gebruik van de woning door eiser. Diezelfde geluidoverlast ervaart eiser van zijn buren. Ook eiser heeft hiervan melding gemaakt bij de politie, maar deze weigert hiermee iets te doen. Er is volgens eiser dan ook sprake van willekeur en schending van het gelijkheidsbeginsel.
6.3.
Wat eiser heeft aangevoerd tegen de constateringen die aan de bestreden besluiten 1 en 2 ten grondslag liggen, is hiervoor reeds besproken en slaagt niet. Eiser heeft geen specifieke beroepsgrond gericht tegen de constatering op 3 november 2020, omstreeks
8:15 uur. Met die constatering is aannemelijk gemaakt dat eiser op die datum en dat tijdstip geluidsoverlast veroorzaakte. De enkele betwisting geeft geen grond voor twijfel aan het geconstateerde. Van een kloppend geluid was geen sprake.
6.4.
Voor de stelling van eiser dat hij vooringenomen of ongelijk wordt behandeld door de politie of handhavingsmedewerkers van verweerder, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij geen telefoon heeft en daarom alleen op het politiebureau kan komen klagen over door de buren veroorzaakte geluidsoverlast, die dan al voorbij is. Daarmee heeft eiser voor zichzelf een situatie gecreëerd waarin verweerder of de politie niet kunnen komen controleren op de momenten dat eiser geluidsoverlast ervaart. Dat betekent niet dat verweerder of de politie vooringenomen is. Overigens heeft de wijkagent op 7 februari 2019 op eisers verzoek onderzoek naar geluidoverlast van zijn buren verricht. Hierbij heeft de wijkagent geen geluidoverlast door de bewoners van huisnummers 4 en/of 8 voor eiser kunnen vaststellen.
6.5.
De beroepsgronden tegen bestreden besluit 3 slagen niet.
7.1.
Aan bestreden besluit 4 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser de last op 18 november 2020 heeft overtreden. In het bestreden besluit is daarover vermeld:
“Op 18 november 2020 om 7:01 uur ontving de politie een melding van overlast/ geluidshinder. Volgens melder zou de geluidsoverlast gaande zijn vanaf 06:00 uur. Een politieambtenaar is gedurende 15 minuten in de woning geweest tussen 07:30 uur en 07:45 uur. Bij de melder, zijnde een buurman, werd in de woning geluisterd. De politieambtenaar is op zolder gaan luisteren, waar een slaapkamer is van melder. Op de zolder was de muziek goed te horen en kon als overlast aangemerkt worden. Zoon van melder, welke slaapt op de zolder, kan regelmatig niet slapen door de geluidsoverlast. Tussen 07:35 uur en 07:45 uur is er daadwerkelijk muziek gehoord en werd geluidoverlast geconstateerd, afkomstig uit perceel [adres eiser] . De overlast bestond uit het draaien van muziek, wat tijdens het beluisteren harder werd gezet. Hierop werd aangebeld bij de woning, [adres eiser] , maar hier werd de voordeur niet geopend. Na het aankloppen werd er geconstateerd dat de muziek harder gezet werd. Hierop werd door de politieambtenaren nog een aantal keer aangebeld waarop de voordeur uiteindelijk geopend werd. Nadat politieambtenaren aan de heer [naam eiser] de reden van hun komst hadden medegedeeld, schoot de heer [naam eiser] direct uit zijn slof en gaf aan dat hij helemaal geen overlast veroorzaakte, maar aan het stofzuigen was. De heer [naam eiser] heeft zelf een radio gepakt en deze op straat gegooid. Aangezien de politieambtenaren niet het idee hadden dat dit de apparatuur was die overlast veroorzaakte, hebben de politieambtenaren de woning van de heer [naam eiser] betreden en zijn diverse goederen in beslag genomen: namelijk vier radio’s, twee wekkerradio’s, twee alarmen, een hoop bekabeling en twee tapijtrollen.”
7.2.
Eiser erkent dat hij op 18 november 2020 radio heeft geluisterd op zolder, maar betwist dat het harde muziek zou betreffen die geluidsoverlast zou hebben veroorzaakt. Verder verzoekt hij om matiging van de dwangsom.
7.3.
De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om te betwijfelen dat op
18 november 2020 in een slaapkamer van de woning naast die van eiser harde muziek afkomstig uit de woning van eiser was te horen. Het draaien van harde muziek valt onder de reikwijdte van de bij bestreden besluit 3 opgelegde last zodat eiser zich ook daarvan diende te onthouden. Verweerder stelt zich daarom terecht op het standpunt dat eiser die last heeft overtreden. De installaties die de politie bij het onderzoek van de woning van eiser op diezelfde dag stelt te hebben geconstateerd (namelijk alarminstallaties door eiser bevestigd op de eerste en tweede verdieping tegen de muren van de woning van nummer 8 als ook rollen vloerbedekking aan touwen in het trapgat die tegen de muren konden worden bewogen) zijn voor de verbeurte van de dwangsom niet relevant, omdat het produceren van geluid met deze installaties niet aan de verbeurte ten grondslag is gelegd.
7.4.
Op grond van vaste rechtspraak moet bij een besluit tot invordering van een verbeurde dwangsom aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht worden toegekend. Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat moet uitgaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Steun voor dit uitgangspunt kan worden gevonden in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 115). Hierin is vermeld dat een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien.
In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder geheel of gedeeltelijk van invordering van de verbeurde dwangsom behoorde af te zien. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door betaling van de verbeurde dwangsommen in ernstige financiële problemen komt.
7.5.
De beroepsgronden tegen bestreden besluit 4 slagen niet.
8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Lammerse, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 30 juli 2021.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.