ECLI:NL:RBROT:2021:7874

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/616514 / KG ZA 21-264
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de nakoming van een concept-convenant

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin de man vorderingen heeft ingesteld tegen de vrouw met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De partijen zijn op 7 september 1990 gehuwd in gemeenschap van goederen en zijn op 19 februari 2014 gescheiden. Ter verdeling van de huwelijksgemeenschap is een concept-convenant opgesteld, maar de vrouw heeft dit niet ondertekend. De man vordert dat de vrouw wordt veroordeeld om mee te werken aan de ondertekening van de notariële akte tot levering van haar aandeel in de woning en de aandelen van een besloten vennootschap. De vrouw voert verweer en stelt dat zij niet gehouden is aan het concept-convenant, omdat zij dit niet heeft ondertekend en er onduidelijkheid bestaat over de overeenkomst waar zij mee heeft ingestemd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man niet kan vertrouwen op de bereidheid van de vrouw om het convenant te ondertekenen, gezien de onduidelijkheid over de overeenkomst. De vorderingen van de man worden afgewezen, maar de voorzieningenrechter laat de mogelijkheid open dat de vrouw in een bodemprocedure alsnog gebonden kan zijn aan het concept-convenant. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/616514 / KG ZA 21-264
Vonnis in kort geding van 10 mei 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. W.M. Smeets te Hellevoetsluis,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.L. Groeneveld te Brielle.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 april 2021, met producties;
  • de brief van 19 april 2021 van mr. Smeets, met aanvullende producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 20 april 2021.
1.2.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om te bezien of zij tot een regeling konden komen. De mondelinge behandeling is om die reden pro forma aangehouden tot 30 april 2021. Bij brieven van 30 april 2021 hebben mr. Smeets en mr. Groenenveld de voorzieningenrechter verzocht om vonnis te wijzen.
1.3.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn op 7 september 1990 met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen.
2.2.
Bij beschikking van 19 februari 2014 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 4 maart 2014 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Ter verdeling van de huwelijksgemeenschap is een concept-convenant opgesteld. In dit convenant is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“(…)
Eigen woning toegedeeld
1.2
Tot de huwelijkse gemeenschap van partijen behoort de onroerende zaak staande en gelegen aan de [adres] te [postcode] Rockanje, kadastraal bekend gemeente Rockanje sectie [sectie] nummer [kadasternummer] groot één are en één en twintig centiare. Partijen hebben deze onroerende zaak in eigendom verkregen door inschrijving in de kadastrale registers van de notariële akte die op 3 augustus 1998 verleden is voor notaris mr. M.J. Moerland-Jansen ter standplaats Brielle.
1.3
Partijen zijn in 2013 overeengekomen dat de in artikel 1.2 genoemde onroerende zaak aan de man zal worden toegedeeld voor de op dat moment geldende waarde. Ter beëindiging van de onzekerheid c.q. geschillen omtrent de waarde in 2013 van de in artikel 1.2 genoemde onroerende zaak zijn partijen overeengekomen uit te gaan van een waarde van € 178.000,--. Eventuele waardeveranderingen na 2013, alsook alle lusten en lasten, waaronder de in artikel 1.9 vermelde kosten, na 2013, gaan alleen de man aan. Partijen stellen dan ook vast dat het economisch eigendom van de in artikel 1.2 genoemde onroerende zaak per 2013 reeds bij de man ligt en dat op het tijdstip van de ondertekening van dit convenant alleen het juridisch eigendom nog tot stand dient te worden gebracht. Dit artikel is een vaststellingsovereenkomst.
1.4
Op de in artikel 1.2 genoemde onroerende zaak rust een schuld uit hoofde van hypothecaire geldlening, afgesloten bij de ABN AMRO Bank N.V. (…)
1.5
De restanthoofdsom van de in artikel 1.4 genoemde hypothecaire geldlening (…) bedraagt € 165.453,39 (…). Dit artikel is een vaststellingsovereenkomst.
1.6
Partijen hebben een ABN AMRO Meegroeiverzekering afgesloten (…) waarvan de waarde door partijen is bepaald op € 29.918,88 op basis van het portefeuille-overzicht van 2013 en die verpand is aan de ABN AMRO Bank N.V. Eventuele waardeveranderingen na 2013, alsook alle lusten en lasten, gaan alleen de man aan. Dit artikel is een vaststellingsovereenkomst.
1.7
De in artikel 1.2 genoemde onroerende zaak (…) en de in artikel 1.6 genoemde rechten uit de leveringsverzekering worden (…) toegedeeld aan de man, onder de opschortende voorwaarde dat de ABN AMRO Bank N.V. de vrouw ontslaat uit haar hoofdelijke verplichtingen met betrekking tot:
- de in artikel 1.4 genoemde hypotheekschuld;
- het hierna in artikel 2.7 genoemde flexibel krediet.
(…) Dit artikel is een vaststellingsovereenkomst.
(…)
1.9
De eigenaarslasten van de echtelijke woning komen vanaf de datum van levering van de woning aan de man voor rekening van de man, aan wie de woning geleverd wordt. (…)
Verdeling, toedeling en levering
Banktegoeden/effecten/opties
2.7
Partijen komen overeen dat de man het Flexibel Krediet bij de ABN AMRO Bank N.V. (…) ter hoogte van ca. € 50.000,--, volledig zal dragen en geheel als eigen schuld zal voldoen met vrijwaring van de vrouw dienaangaande. Een en ander zoals hiervoor in artikel 1.7 van dit convenant is bepaald. Dit artikel is een vaststellingsovereenkomst. De man zal zich ervoor inspannen om de vrouw te doen ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze schuld.
Aandelen B.V. en eventueel vordering op/schuld aan de B.V.
2.8
Tot de gemeenschap van goederen behoren alle aandelen in de besloten vennootschap [bedrijf eiser] statutair gevestigd te Rockanje en kantoorhoudende te Rockanje. Partijen zijn in 2013 overeengekomen dat de aandelen aan de man zullen worden toegedeeld voor de op dat moment geldende waarde.
2.9
Partijen hebben de waarde van de aandelen van [bedrijf eiser] conform de jaarrekening 2013 vastgesteld op € 18.278,40 (…). Eventuele waardeveranderingen na 2013, alsook alle lusten en lasten na 2013, gaan alleen de man aan. partijen stellen dan ook vast dat het economisch eigendom van de in artikel 2.7 genoemde aandelen per 2013 reeds bij de man ligt en dat op het tijdstop van de ondertekening van dit convenant alleen het juridisch eigendom nog tot stand dient te worden gebracht. Dit artikel is een vaststellingsovereenkomst.
2.1
De man zal de door de vrouw verschuldigde aanmerkelijk belangclaim, ad 25% over het bedrag van (€ 278,40 : 2 =) € 139,20, derhalve € 34,80 voor zijn rekening nemen en als eigen schuld voldoen.
2.11
De man zal de schuld aan [bedrijf eiser] van € 18.000,-- voor zijn rekening nemen en geheel als eigen schuld voldoen. De man verklaart middels ondertekening van dit convenant in zijn hoedanigheid van directeur van [bedrijf eiser] dat de vrouw niet aansprakelijk is voor de vordering(en) die [bedrijf eiser] op de vrouw heeft c.q. mocht hebben. Dit artikel is een vaststellingsovereenkomst.
2.12
De man zal de schuld (in rekening-courant) aan [bedrijf eiser] , welke volgens de jaarrekening 2013 € 5.400,17 bedroeg, voor zijn rekening nemen en geheel als eigen schuld voldoen. De man verklaart middels ondertekening van dit convenant in zijn hoedanigheid van directeur van [bedrijf eiser] dat de vrouw niet aansprakelijk is voor de vordering(en) die [bedrijf eiser] op de vrouw heeft c.q. mocht hebben. Dit artikel is een vaststellingsovereenkomst.
(…)”
2.4.
Het concept-convenant is niet door de vrouw ondertekend.
2.5.
Bij e-mailbericht van 6 november 2020 heeft mr. Smeets namens de man aan de voormalige advocaat van de vrouw, mr. C. van der Starre, het volgende bericht:
“Cliënt is druk doende met de financiering, zowel waar het betreft de hypotheek als waar het betreft het doorlopend krediet als waar het betreft de boeterente, met de hulp van zijn nieuwe boekhouder en met de hulp van een hypotheektussenpersoon. Inmiddels ontving cliënt ook een rente-aanbod. Ik stuur u die voor de volledigheid mee. Probleem is dat de financiering niet verder in behandeling kan worden genomen, zolang er geen getekende overeenkomst en geen ontwerp-akte van verdeling is. Reden waarom de boekhouder van cliënt de vrijheid heeft genomen om alvast iets van een overeenkomst op te stellen, waarmee cliënt richting financierder verder kan. Dit concept gaat voor u hierbij, tezamen met actuele opgaven van de restant hypotheeksom en doorlopend krediet. Ik zal het concept zelf overigens nog moeten bekijken en met cliënt ook nog moeten bespreken, maar ik stuur het u met het oog op de voortgang ook alvast toe. Let wel: dit is een zeer beknopte overeenkomst, die louter ziet op de woning, hypotheek, doorlopend krediet en kapitaalverzekering eigen woning. Per saldo gaan die allemaal richting cliënt, met gesloten beurzen, zo was en is het idee, en zal er ook overigens met gesloten beurzen afgewikkeld worden, een en ander overeenkomstig het concept-convenant zoals dat eerder al aan partijen voorlag. De boekhouder en de hypotheektussenpersoon geven richting hypotheekverstrekker liever de voorkeur aan een beknoptere overeenkomst dan aan het concept-convenant.
Kan thans op korte termijn tot definitieve opstelling en ondertekening van deze (deel)overeenkomst worden overgegaan en van het concept-convenant zoals eerder besproken? Dan kan cliënt de financiering verder in orde maken en kan de voorgenomen verdeling thans op de meest korte termijn ook gerealiseerd worden.(…)”
2.6.
Bij e-mailbericht van 12 november 2020 heeft mr. Van der Starre aan mr. Smeets het volgende bericht:
“Naar aanleiding van onderstaande e-mail ontvang ik van u nog graag een afschrift van de schriftelijke opgave van het opgebouwde spaarbedrag van de aan de hypotheek gekoppelde spaarpolis ad € 51.983,86, zoals genoemd in de overeenkomst.
Eerdere onderhandelingen liepen spaak op de blijvende aansprakelijkheid van cliënt voor het flexibel krediet. Begrijp ik het nu goed dat uw cliënt het krediet thans zal meefinancieren, in die zin dat het krediet vanuit de nieuw af te sluiten hypothecaire geldlening zal worden afgelost, waardoor de aansprakelijkheid van cliënte teniet gaat? Graag uw schriftelijke bevestiging.(…)”
2.7.
Op 13 november 2020 bericht mr. Smeets voor zover van belang het volgende aan mr. Van der Starre:
“(…) Op pagina 4 van de eerder meegezonden Opgave restant hoofdsom en boeterente van de ABN AMRO staat het opgebouwde spaarbedrag uit hoofde van de verzekering genoemd. In de bijlage stuur ik u voor uw gemak deze pagina nogmaals toe met gele arcering. Er worden van het spaarbedrag geen periode afschriften ontvangen, dit is de actuele bij de verzekeraar opgevraagd stand per 1/9/2020.
(…)
Bij deze. U leest dit overigens ook in de “schot voor de boeg overeenkomst’ terug. (…)”
2.8.
Op 13 november 2020 antwoord mr. Van der Starre op voorgaand bericht het volgende:
“Op basis van de verstrekte informatie kan cliënte thans akkoord gaan met de verdere afwikkeling van deze zaak. Zij is bereid tot ondertekening van de overeenkomst over te gaan. Ik zie uw nadere berichtgeving in verband met de afwikkeling van deze zaak dan ook graag tegemoet.”

3..Het geschil

3.1.
De man vordert om bij vonnis:
1. de vrouw te veroordelen om in persoon dan wel bij volmacht met geldende legitimatie te verschijnen op de door notaris mr. E. Hitzemann, of zijn plaatsvervanger, vast te stellen plaats, datum en tijd om mee te werken aan de ondertekening van:
- de notariële akte tot levering aan de man van haar aandeel in het woonhuis met schuur, erf, tuin en verder toebehoren, een en ander overeenkomstig de als productie 8 aan de dagvaarding gehechte ontwerp-akte en het als productie 9 aan de dagvaarding gehechte Mutatieformulier Verzekeringspolis van de ABN AMRO Bank N.V., althans de vrouw te veroordelen alle voor deze levering benodigde akte(n) en stukken te ondertekenen waarvoor zij voor de levering van haar aandeel in de woning haar medewerking dient te geven;
- de notariële akte tot levering aan de man van haar aandeel in de tot de ontbonden gemeenschap behorende aandelen in het kapitaal van [bedrijf eiser] , te weten 180 gewone aandelen, elk aandeel nominaal groot één euro, genummerd 1 tot en met 180, een en ander overeenkomstig de als productie 10 aan de dagvaarding gehechte ontwerp-akte, althans de vrouw te veroordelen alle voor deze levering van haar aandeel in de aandelen haar medewerking dient te geven.
2. te bepalen dat, indien de vrouw niet voldoet aan de veroordeling onder 1., dit vonnis in de plaats treedt van alle voor de leveringen benodigde akte(n) en stukken aan de opstelling en ondertekening waarvan de vrouw voor de levering van haar aandeel in de woning en van haar aandeel in de aandelen haar medewerking dient te geven;
3. de vrouw te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
3.2.
De vrouw voert verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn vorderingen, dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Artikel 254 Rv bepaalt dat de voorzieningenrechter in spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd is om deze te geven. Van een spoedeisende zaak in vorenbedoelde zin is sprake als van de eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht. Met de stelling van de man dat de notariële akte met betrekking tot de woning uiterlijk op 18 mei 2021 bij de notaris moet zijn gepasseerd omdat anders de hypotheekofferte verloopt is het spoedeisend belang in onderhavige zaak gegeven.
4.2.
De man legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de vrouw gehouden is tot nakoming van het concept-convenant. De vrouw wilde eerder niet tekenen omdat zij voorafgaand aan de ondertekening meer zekerheid wilde omtrent de mogelijkheid van de man om na de ondertekening van het convenant haar te doen ontslaan uit haar hoofdelijke verplichtingen met betrekking tot de huwelijkse schulden. Nu de man aan deze voorwaarden kan voldoen is de vrouw gehouden zich aan de gemaakte afspraken te houden. Bovendien heeft de voormalig advocaat van de vrouw bij e-mailbericht van 13 november 2020 te kennen gegeven dat de vrouw akkoord gaat met de verdere afwikkeling van de zaak en dat zij bereid is tot ondertekening van de overeenkomst over te gaan. De vrouw is gebonden aan deze toezegging.
4.3.
De vrouw heeft hier tegen aangevoerd dat er in het e-mailbericht van 13 november 2020 wordt gesproken over ‘de overeenkomst’ maar dat niet duidelijk is welke overeenkomst daar precies mee wordt bedoeld. Door de boekhouder van de man is immers nog een overeenkomst opgesteld ten behoeve van de aanvraag van de hypotheek. De voormalige advocaat van de vrouw heeft die overeenkomst en/of het concept-convenant zonder nadere toelichting aan de vrouw toegestuurd. Onder druk van haar dochters en de man en de angst om tot in lengte van dagen schulden te moeten aflossen heeft de vrouw tijdens een telefoongesprek met de secretaresse van haar voormalig advocaat te kennen gegeven dat zij de stukken mocht doorsturen. De voormalige advocaat heeft dit – ten onrechte – opgevat als een onvoorwaardelijke instemming van de vrouw. De vrouw heeft niets ondertekend en is daarom niet gehouden haar medewerking te verlenen aan het passeren van de aktes tot levering van haar aandeel in de woning en de vennootschap van de man, aldus de vrouw.
4.4.
In kort geding dient te worden beoordeeld of het in zodanige hoge mate te verwachten is dat een vordering ook in de bodemprocedure zal worden toegewezen dat het verantwoord is daar bij wijze van voorziening bij voorraad op vooruit te lopen. Dit betekent dat de vorderingen van de man alleen kunnen worden toegewezen indien er zonder meer van uitgegaan kan worden dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat de vrouw gelet op het bericht van haar advocaat van 13 november 2020 – dat zij bereid is tot ondertekening van de overeenkomst over te gaan – gehouden is haar medewerking te verlenen aan het passeren van de aktes tot levering van haar aandeel in de woning en van haar aandeel in de tot de ontbonden vennootschap van de man behorende aandelen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
4.5.
De voormalige advocaat van de vrouw heeft in het e-mailbericht van 13 november 2020 het volgende bericht aan de advocaat van de man:
“Op basis van de verstrekte informatie kan cliënte thans akkoord gaan met de verdere afwikkeling van deze zaak. Zij is bereid tot ondertekening van de overeenkomst over te gaan. Ik zie uw nadere berichtgeving in verband met de afwikkeling van deze zaak dan ook graag tegemoet.”
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de man in beginsel heeft mogen vertrouwen op het bericht van de voormalige advocaat van de vrouw en ervan uit mocht gaan dat de vrouw bereid is tot ondertekening van de overeenkomst over te gaan. Daar staat echter tegenover dat, gelet op de eerdere correspondentie tussen de advocaten van partijen, niet duidelijk is waar de vrouw exact mee heeft ingestemd en op welke overeenkomst precies wordt gedoeld. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat sprake was van twee concept overeenkomsten, waarvan één het concept-convenant betrof. Het andere concept betreft een in de woorden van mr. Smeets ‘schot voor de boeg overeenkomst’. Uit het bericht van de voormalige advocaat van de vrouw blijkt niet welke overeenkomst het betreft. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat het, gelet op deze onduidelijkheid, te ver om op grond van voornoemde toezegging van de voormalige advocaat van de vrouw in kort geding gebondenheid van de vrouw aan het concept-convenant vast te stellen. Dat de vrouw tegen haar dochter zou hebben gezegd dat zij het convenant wel zou tekenen maakt dat niet anders. De uiting aan de dochter betreft immers geen wilsuiting van de vrouw ten aanzien van de man.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen moeten worden afgewezen. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat dit onverlet laat dat de uitkomst van een bodemprocedure alsnog kan zijn dat de vrouw gebonden is aan het concept-convenant. De voorzieningenrechter geeft partijen daarom in overweging te trachten er alsnog gezamenlijk uit te komen.
4.7.
In de omstandigheid dat partijen met elkaar gehuwd zijn geweest, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2021.
2180/676