Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 12 april 2021, met producties;
- de brief van 19 april 2021 van mr. Smeets, met aanvullende producties;
- de mondelinge behandeling gehouden op 20 april 2021.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin de man vorderingen heeft ingesteld tegen de vrouw met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De partijen zijn op 7 september 1990 gehuwd in gemeenschap van goederen en zijn op 19 februari 2014 gescheiden. Ter verdeling van de huwelijksgemeenschap is een concept-convenant opgesteld, maar de vrouw heeft dit niet ondertekend. De man vordert dat de vrouw wordt veroordeeld om mee te werken aan de ondertekening van de notariële akte tot levering van haar aandeel in de woning en de aandelen van een besloten vennootschap. De vrouw voert verweer en stelt dat zij niet gehouden is aan het concept-convenant, omdat zij dit niet heeft ondertekend en er onduidelijkheid bestaat over de overeenkomst waar zij mee heeft ingestemd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man niet kan vertrouwen op de bereidheid van de vrouw om het convenant te ondertekenen, gezien de onduidelijkheid over de overeenkomst. De vorderingen van de man worden afgewezen, maar de voorzieningenrechter laat de mogelijkheid open dat de vrouw in een bodemprocedure alsnog gebonden kan zijn aan het concept-convenant. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.