ECLI:NL:RBROT:2021:7863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
9095501
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Van Amstel Nederveen B.V. en een gedaagde die als huurder van een bedrijfsruimte in gebreke is gebleven met de betaling van de huur. De huurovereenkomst, die op 1 april 2019 is ingegaan, is ontbonden vanwege een aanzienlijke huurachterstand van € 27.406,82, berekend tot en met juni 2021. De gedaagde heeft erkend dat hij in gebreke is gebleven, maar heeft een beroep gedaan op huurkorting vanwege onvoorziene omstandigheden, zoals de coronacrisis en inbraken. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen en dat de huurachterstand toewijsbaar is. De kantonrechter heeft de vordering van Van Amstel Nederveen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toegewezen. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, boeterente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de boeterente gematigd tot nihil, gezien de omstandigheden van de gedaagde. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde, die als de overwegend in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9095501 \ CV EXPL 21-10671
uitspraak: 6 augustus 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van Amstel Nederveen B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.J. Schapendonk,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [naam bedrijf] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Van Amstel Nederveen” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • het exploot van dagvaarding van 9 maart 2021, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 6 mei 2021;
  • het tussenvonnis van 17 mei 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde specificatie van de huurachterstand berekend tot en met de maand juni 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 juni 2021. Namens Van Amstel Nederveen is de heer [persoon A] (algemeen directeur) verschenen, bijgestaan door mevrouw [persoon B] (namens de gemachtigde voornoemd). [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn moeder. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Tussen Van Amstel Nederveen als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat vanaf 1 april 2019 een huurovereenkomst voor bepaalde tijd met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de [adres] te Rotterdam (hierna: “het gehuurde”).
2.2.
Uit hoofde van de huurovereenkomst is [gedaagde] maandelijks aan Van Amstel Nederveen bij vooruitbetaling huurpenningen verschuldigd, laatstelijk bedragend € 3.638,07.
2.3.
Op de huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en van andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW (hierna: “de algemene voorwaarden”) van toepassing verklaard.
2.4.
Artikel 17.1 en 18.2 van de algemene voorwaarden luiden als volgt:

17.1In alle gevallen waarin verhuurder een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan huurder doet uitbrengen, of in geval van procedures tegen huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of tot ontruiming te dwingen, is huurder verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, zowel in als buiten rechte - met uitzondering van de ingevolge een definitieve rechterlijke beslissing door verhuurder te betalen proceskosten - aan verhuurder te voldoen. De gemaakte kosten worden tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op een bedrag dat niet lager is dan het gebruikelijke tarief dat door gerechtsdeurwaarders wordt gehanteerd
18.2
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300,00 per maand.”

3..De vordering

3.1.
Van Amstel Nederveen heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
i. de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden;
ii. [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde geheel te ontruimen en met al de zijnen en het zijne te verlaten en de sleutels ter beschikking van Van Amstel Nederveen te stellen met machtiging van Van Amstel Nederveen om, wanneer [gedaagde] daarmee binnen de gestelde termijn in gebreke mocht blijven, die ontruiming zelf te doen uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder, zo nodig met behulp van politie en/of justitie;
iii. [gedaagde] te veroordelen om aan Van Amstel Nederveen te betalen een bedrag van € 27.406,82 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand juni 2021, € 4.802,92 aan (boete)rente, € 3.754,74 aan buitengerechtelijke kosten en € 3.638,07 voor elke ingegane maand vanaf juli 2021 (nog te verhogen met eventuele indexeringen) tot de dag dat de huurovereenkomst wordt ontbonden;
iv. [gedaagde] te veroordelen om aan Van Amstel Nederveen ter zake van schadevergoeding te betalen € 3.638,07 per maand (nog te verhogen met eventuele indexeringen) vanaf de dag waarop de huurovereenkomst zal zijn ontbonden tot en met de ontruimingsdatum;
v. [gedaagde] te veroordelen om aan Van Amstel Nederveen ter zake van schadevergoeding te betalen € 3.638,07 per maand (nog te verhogen met eventuele indexeringen) na de ontruiming tot aan de dag waarop Van Amstel Nederveen erin slaagt het gehuurde onder gelijkluidende voorwaarden aan een derde te verhuren, echter ten hoogste tot en met 31 maart 2022;
vi. [gedaagde] te veroordelen om aan Van Amstel Nederveen te betalen de overeengekomen (boete)rente over de openstaande bedragen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag dat de algehele vordering zal zijn voldaan;
vii. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen het salaris voor de gemachtigde.
3.2.
Aan haar vordering heeft Van Amstel Nederveen – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
[gedaagde] is in gebreke gebleven met de regelmatige betaling van de huur. Van Amstel Nederveen kon, ook na het versturen van herinneringen en aanmaningen, geen betaling van [gedaagde] verkrijgen. Berekend tot en met de maand juni 2021 bedraagt de huurachterstand € 27.406,82. Gezien de ernst van deze tekortkoming is Van Amstel Nederveen gerechtigd de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te vorderen.
3.2.2.
Van Amstel Nederveen is op grond van artikel 18.2 van de algemene voorwaarden gerechtigd de overeengekomen (boete)rente ad 2% per maand, met een minimum van € 300,00 per maand, op [gedaagde] te verhalen. Berekend tot en met de maand juni 2021 bedraagt de (boete)rente € 4.802,92.
3.2.3.
Door de wanbetaling van [gedaagde] zag Van Amstel Nederveen zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Ingevolge artikel 17.1 van de algemene voorwaarden maakt Van Amstel Nederveen aanspraak op een bedrag van € 3.754,74 aan buitengerechtelijke incassokosten, welk bedrag is gebaseerd op 15% van de bij dagvaarding gevorderde hoofdsom vermeerderd met de vervallen boeterente.
3.2.4.
Daarnaast is [gedaagde] door zijn toerekenbare tekortkoming gehouden de door [gedaagde] geleden en nog te lijden schade te vergoeden. De schade loopt maandelijks op met € 3.638,07 tot het tijdstip dat Van Amstel Nederveen het gehuurde onder dezelfde voorwaarden weer heeft kunnen verhuren of tot uiterlijk 31 maart 2022, zijnde de eerst mogelijke beëindigingsdatum van de huurovereenkomst.

4..Het verweer

[gedaagde] heeft de hoogte van de huurachterstand berekend tot en met de maand juni 2021 erkend. Hij heeft naar voren gebracht dat de huurachterstand door een aantal tegenslagen is ontstaan, zoals een inbraak in zowel het gehuurde als zijn eigen woning. Van Amstel Nederveen heeft geweigerd hem een huurkorting te verlenen. [gedaagde] meent recht te hebben op huurkorting gezien de onvoorziene omstandigheden in verband met de coronacrisis en overmacht door de inbraken. [gedaagde] heeft om een betalingsregeling verzocht, maar tot een definitieve regeling is het niet gekomen.

5..De beoordeling

Huurachterstand

5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Van Amstel Nederveen gesteld dat de huurachterstand berekend tot en met de maand juni 2021 € 27.406,82 bedraagt. [gedaagde] heeft de hoogte van voornoemde huurachterstand erkend, zodat het gevorderde bedrag aan huurachterstand berekend tot en met de maand juni 2021 van € 27.406,82 in beginsel toewijsbaar is. [gedaagde] heeft zich echter beroepen op een huurkorting vanwege onvoorziene omstandigheden door het uitbreken van het coronavirus en overmacht door twee gepleegde inbraken. De beperkingen in verband met de coronacrisis kunnen weliswaar aangemerkt worden als een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW, welke omstandigheid van dien aard is dat de verhuurder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst mag verwachten, echter, [gedaagde] heeft nagelaten om de mogelijke gevolgen die de coronacrisis voor hem heeft (gehad) met stukken te onderbouwen. Van enige omzetderving door de coronacrisis is aldus niet gebleken. [gedaagde] heeft zijn beroep op overmacht vanwege twee inbraken ook niet met stukken onderbouwd. De moeilijke financiële situatie waarin [gedaagde] verkeert, hoe moeilijk ook voor [gedaagde] , kan Van Amstel Nederveen op basis van hetgeen hij in deze procedure naar voren heeft gebracht dan ook niet worden tegengeworpen en ontslaat [gedaagde] niet van zijn betalingsverplichting jegens Van Amstel Nederveen. [gedaagde] zal dan ook veroordeeld worden tot betaling van een bedrag van € 27.406,82 aan huurachterstand, berekend tot en met de maand juni 2021.
Ontbinding en ontruiming
5.2.
Ten aanzien van de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen jegens Van Amstel Nederveen. Gelet op de hoogte van de toegewezen huurachterstand van ruim zeven maanden is in ieder geval geen sprake van een tekortkoming van geringe betekenis. De kantonrechter is van oordeel dat evenmin sprake is van een tekortkoming van bijzondere aard. Bovendien acht de kantonrechter, de door [gedaagde] naar voren gebrachte omstandigheden mede in acht nemend, ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd, gelet op het belang van Van Amstel Nederveen bij een huurder die (tijdig) aan zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde wordt dan ook toegewezen.
5.3.
De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. De gevorderde machtiging om de ontruiming te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen. Immers, op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de deurwaarder, zonder rechterlijke tussenkomst, bevoegd de hulp van de sterke arm van politie in te roepen.
5.4.
De gevorderde toekomstige huurtermijnen vanaf juli 2021 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst worden als onweersproken eveneens toegewezen.
Schadevergoeding vanaf de dag van ontbinding
5.5.
Indien een huurovereenkomst geheel of gedeeltelijk wordt ontbonden, dan is ingevolge artikel 6:277 lid 1 BW de partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht haar wederpartij de schade te vergoeden die deze lijdt, doordat geen wederzijdse nakoming doch ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt. Dit betekent dat [gedaagde] vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot in beginsel 31 maart 2022 aan Van Amstel Nederveen een schadevergoeding wegens het niet naar behoren nakomen van de huurovereenkomst moet betalen. Die schade is vanaf de dag van ontbinding tot en met de dag van ontruiming gelijk aan de huurprijs over die periode van € 3.638,07 per maand. De gevorderde schade tot de ontruimingsdatum zal dan ook in zoverre worden toegewezen. Vanaf de dag van ontruiming is de schade in beginsel gelijk aan de door [gedaagde] aan Van Amstel Nederveen verschuldigde huur tot en met de datum waarop de huurovereenkomst zou zijn geëindigd als geen ontbinding had plaatsgevonden (31 maart 2022), althans zoveel eerder als het Van Amstel Nederveen voor die datum lukt een andere huurder onder gelijkluidende voorwaarden te vinden. Of dit gebeurt en zo ja wanneer, is op dit moment niet duidelijk. Begroting van de schade is aldus thans niet mogelijk. [gedaagde] wordt derhalve wat de gevorderde schadevergoeding vanaf de ontruimingsdatum ambtshalve veroordeeld tot schadevergoeding op te maken bij staat.
Boeterente
5.6.
Van Amstel Nederveen heeft over de maanden waarover zij de huur van [gedaagde] niet (tijdig) heeft ontvangen, een boeterente gevorderd ter hoogte van € 4.802,92 berekend tot en met de maand juni 2021. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] voornoemd bedrag in beginsel verschuldigd is geworden.
5.7.
Echter, ingevolge artikel 6:94 BW kan de rechter een boete, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, matigen. Hiermee dient terughoudend omgegaan te worden. Matiging is alleen aan de orde als toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal niet alleen moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (HR 27 april 2007, LJN AZ6638, NJ 2007/262 (Intrahof/Bart Smit).
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval onverkorte toepassing van het boetebeding zou leiden tot een onaanvaardbaar en buitensporig resultaat. Dit boetebeding is bedoeld als prikkel voor de huurder om de huur op tijd te betalen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij in verband met de coronacrisis en twee inbraken tijdelijk niet (volledig) aan zijn betalingsverplichting kon voldoen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] reeds voor de coronacrisis of voornoemde inbraken een huurachterstand heeft laten ontstaan. Gelet op deze omstandigheden zal de vervallen boeterente daarom worden gematigd tot nihil.
5.9.
De gevorderde boeterente over de periode na de ontbinding van de huurovereenkomst wordt afgewezen, omdat het boetebeding in beginsel het lot van de hoofdverbintenis volgt, tenzij dit in strijd is met het doel van de boete. Zoals reeds hiervoor is overwogen, is het boetebeding bedoeld als prikkel voor de huurder om de huur tijdig te voldoen. Na ontbinding is [gedaagde] een schadevergoeding ter hoogte van de huursom tot en met uiterlijk 31 maart 2022 verschuldigd aan Van Amstel Nederveen. Indien [gedaagde] in gebreke blijft met betaling daarvan, kan Van Amstel Nederveen dit vonnis door een deurwaarder ten uitvoer laten leggen. Een prikkel in de vorm van een boetebeding acht de kantonrechter om die reden niet nodig.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.10.
Van Amstel Nederveen maakt voorts aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ad € 3.754,74. In artikel 17.1 van de algemene voorwaarden is opgenomen dat Van Amstel Nederveen gerechtigd is om buitengerechtelijke incassokosten in rekening te brengen, die worden vastgesteld op een bedrag dat niet lager is dan het gebruikelijke tarief dat door gerechtsdeurwaarders wordt gehanteerd. De kantonrechter is van oordeel dat Van Amstel Nederveen voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat zij kosten heeft moeten maken ter verkrijging van haar vordering buiten rechte anders dan ter voorbereiding van de dagvaarding en instructie van de zaak. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten bepaalde tarief, welk tarief door gerechtsdeurwaarders wordt gehanteerd. Door Van Amstel Nederveen is niet onderbouwd dat en waarom in dit geval een hoger bedrag dan in het Besluit genoemde bedrag redelijk is. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief berekend over de toewijsbare hoofdsom ten tijde van de dagvaarding. Dit betekent dat een bedrag ter hoogte van € 993,31 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
Betalingsregeling
5.11.
De kantonrechter verwijst [gedaagde] voor het treffen van een betalingsregeling naar de gemachtigde van Van Amstel Nederveen.
Proceskosten
5.12.
[gedaagde] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Van Amstel Nederveen tegen kwijting te betalen € 28.400,13 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand juni 2021, vervallen contractuele (boete-)rente over de periode juni 2020 tot en met juni 2021 en vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten;
ontbindt de onder 2.1 genoemde huurovereenkomst en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Van Amstel Nederveen te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Van Amstel Nederveen uit hoofde van huur/schadevergoeding te betalen een bedrag van € 3.638,07 per maand (nog te verhogen met eventuele indexeringen) met ingang van de maand juli 2021 tot en met de dag van ontruiming;
veroordeelt [gedaagde] , over de periode nadat de ontruiming heeft plaatsgevonden tot aan het moment dat Van Amstel Nederveen het gehuurde onder gelijkluidende voorwaarden aan een ander heeft verhuurd, echter ten laatste tot en met 31 maart 2022, tot betaling aan Van Amstel Nederveen van een schadevergoeding, op te maken bij staat;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Van Amstel Nederveen vastgesteld op € 1.105,47 aan verschotten en € 996,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
49039