ECLI:NL:RBROT:2021:786

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
C/10/584985 / HA ZA 19-1006
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een Porsche en de rechtsgeldigheid van een koopovereenkomst

In deze zaak vordert eiser, [naam eiser 1], de afgifte van zijn Porsche 911 3.3. Turbo Coupe van gedaagde, [naam gedaagde]. Eiser stelt dat er een bewaarnemingsovereenkomst is gesloten tussen hem en gedaagde, waarbij gedaagde de Porsche in bewaring heeft genomen in 2009. Gedaagde heeft echter betwist dat hij de Porsche in bewaring heeft gekregen en stelt dat hij de eigenaar is geworden door een koopovereenkomst die in 2013 tot stand zou zijn gekomen. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende stukken en getuigenissen zijn gepresenteerd. De rechtbank concludeert dat er inderdaad een koopovereenkomst tot stand is gekomen, waarbij gedaagde de Porsche in 2015 heeft gekocht. Hierdoor is gedaagde de eigenaar geworden van de Porsche en is hij niet verplicht om deze aan eiser af te geven. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en eiser wordt veroordeeld in de proceskosten. In reconventie wordt de vordering van gedaagde afgewezen, omdat de voorwaarde waaronder deze was ingesteld niet is vervuld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/584985 / HA ZA 19-1006
Vonnis van 10 februari 2021
in de zaak van
[naam eiser 1],
wonende te Aruba,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.W.P. Buers Bakker te Alkmaar,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G.J.C.R. Romet te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [naam eiser 1] en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 oktober 2019, met producties 1-12 en het bijgevoegde overzicht beslagstukken 1-5;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie van 18 december 2019, met producties 1-5;
  • de brief van 29 januari 2020 van de rechtbank, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald op 9 april 2020;
  • de brief van 18 maart 2020 van de rechtbank, met daarin opgenomen de zittingsagenda;
  • de brief van 24 maart 2020 van de rechtbank, waarbij partijen zijn geïnformeerd dat de geplande zitting op 9 april 2020 geen doorgang vindt in verband met de corona-uitbraak;
  • de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging stukken in conventie en reconventie van 6 mei 2020, met producties 13-17;
  • de conclusie van dupliek van 17 juni 2020, met producties 6-10;
  • de brief van 28 augustus 2020 van de rechtbank, waarbij een mondelinge behandeling via skype is bepaald op 20 oktober 2020;
  • de akte overlegging nadere producties tevens eiswijziging in reconventie van 20 oktober 2020 van [naam gedaagde] , met producties 11-17;
  • het proces-verbaal van de op 20 oktober 2020 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiser 1] heeft in 1981 een Porsche 911 3.3. Turbo Coupe (hierna: “de Porsche”) gekocht, die hij heeft gebruikt tot zijn vertrek naar Aruba in 2009.
2.2.
In 2009 heeft [naam gedaagde] de Porsche voor [naam eiser 1] , met wie hij goed was bevriend, in bewaring genomen in zijn loods, in afwachting van de eventuele export van de Porsche naar Aruba.
2.3.
[naam gedaagde] droeg in opdracht van [naam eiser 1] , doch voor eigen rekening zorg voor het reguliere onderhoud van de Porsche, de jaarlijkse verplichte APK en maakte er regelmatig een ritje mee met zijn gehandicapte zoon. [naam eiser 1] heeft daartoe [naam gedaagde] in het bezit gesteld van een set sleutels en de kentekenpapieren.
2.4.
[naam gedaagde] heeft [naam eiser 1] diverse keren voor langere tijd op Aruba bezocht.
2.5.
[naam gedaagde] heeft op de ING-rekening van [naam eiser 1] op de hieronder genoemde data een bedrag van in totaal € 15.000,00 voldaan:
- 25 april 2015, een bedrag van € 1.000,00,
- 3 oktober 2015, een bedrag van € 2.500,00,
- 3 november 2016, een bedrag van € 11.500,00 met als omschrijving “rest betaling Porsche.
2.6.
[naam gedaagde] heeft het kenteken van de Porsche op zijn naam gesteld.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
[naam eiser 1] vordert samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Primair:
- [naam gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot afgifte van de Porsche, inclusief alle bij deze auto behorende papieren, waaronder het originele tenaamstellingsbewijs en overschrijvingsbewijs, alsmede de latere kentekencard en tenaamstellingscode, op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag of deel daarvan dat [naam gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van
€ 129.500,00, dan wel een dwangsom door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
Subsidiair:
- [naam gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [naam eiser 1] van een bedrag van € 129.500,00, dan wel een in goede justitie vast te stellen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding, althans met rentepercentage en vanaf een dag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, tot aan de dag der algehele voldoening.
Primair en subsidiair:
- [naam gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 2.070,00, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- [naam gedaagde] te veroordelen in de kosten van het gelegde conservatoire beslag, ten bedrage van € 1.035,65, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
- [naam gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder het salaris van de advocaat en het nasalaris, ten belope van € 131,00 zonder betekening, dan wel € 199,00 in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening van de (na) kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot aan de dag van algehele betaling.
3.2.
[naam eiser 1] legt aan zijn vorderingen, naar de rechtbank begrijpt, het volgende ten grondslag. Met betrekking tot de Porsche is in 2009 tussen hem en [naam gedaagde] een overeenkomst tot bewaarneming tot stand gekomen. [naam gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit hoofde van deze overeenkomst door de Porsche in 2019 niet aan [naam eiser 1] af te geven. Indien afgifte niet langer mogelijk is, is [naam gedaagde] gehouden de daardoor ontstane schade ter hoogte van de waarde van de Porsche in 2019
(€ 129.500,00) aan [naam eiser 1] te vergoeden.
3.3.
[naam gedaagde] voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen van [naam eiser 1] , met veroordeling van [naam eiser 1] in de kosten van de procedure, inclusief de wettelijke rente over die proceskosten vanaf 14 dagen na het te wijzen vonnis en inclusief de nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
[naam eiser 2] vordert - samengevat -, na wijziging van eis en voor zover in conventie wordt geoordeeld dat tussen partijen een overeenkomst van bewaarneming tot stand is gekomen op grond waarvan hij tot afgifte jegens [naam verweerder] is gehouden en hij schadeplichtig is, veroordeling van [naam verweerder] tot betaling van de kosten die [naam eiser 2] heeft moeten maken voor de stalling en onderhoud van de Porsche, nader op te maken bij staat.
3.6.
Aan die vordering heeft [naam eiser 2] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [naam verweerder] is op grond van het bepaalde in artikel 7:601 lid 3 BW gehouden tot vergoeding van de aan de bewaring verbonden onkosten alsmede de schade die [naam eiser 2] als gevolg van de bewaring heeft geleden. Subsidiair heeft hij recht op vergoeding van de gemaakte kosten op grond van zaakwaarneming en meer subsidiair op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
3.7.
[naam verweerder] heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vordering en met veroordeling van [naam eiser 2] in de proceskosten.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

In conventie

4.1.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of [naam gedaagde] de Porsche aan [naam eiser 1] dient af te geven in het kader van een tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst van bewaarneming.
4.2.
[naam gedaagde] voert als meest verstrekkende verweer dat hij inmiddels eigenaar is van de Porsche en daarom niet tot afgifte aan [naam eiser 1] is gehouden.
4.3.
[naam gedaagde] heeft in dit verband gesteld dat ten tijde van het vertrek van [naam eiser 1] naar Aruba in 2009, tussen hen is overeengekomen dat de Porsche van [naam eiser 1] in een loods van [naam gedaagde] zou worden gestald bij wijze van vriendendienst. Deze stalling zou tijdelijk van aard zijn en [naam eiser 1] wilde de Porsche eventueel later invoeren. [naam gedaagde] zou de Porsche onderhouden, zorgdragen voor de jaarlijkse APK en er regelmatig mee mogen rijden bij wijze van tegemoetkoming voor zijn werkzaamheden. Daartoe ontving hij van [naam eiser 1] een set sleutels en de bij de Porsche behorende kentekenpapieren. [naam gedaagde] heeft [naam eiser 1] diverse keren op Aruba bezocht. Tijdens een van deze bezoeken heeft [naam eiser 1] in 2013 aan [naam gedaagde] het aanbod gedaan de Porsche van hem te kopen, omdat het klimaat en het wegdek op Aruba niet geschikt waren voor een Porsche. Na enig onderhandelen en in het bijzijn van de echtgenote van [naam gedaagde] is tussen partijen een koopovereenkomst tot stand gekomen, waarbij [naam gedaagde] de Porsche voor een bedrag van € 15.000,00 van [naam eiser 1] heeft gekocht, te voldoen in 3 termijnen. [naam gedaagde] heeft de 3 termijnen, bestaande uit een bedrag van € 2.500,00, € 1.000,00 en
€ 11.500,00 (met als omschrijving “rest betaling Porsche”) aan [naam eiser 1] in 2015 respectievelijk 2016 op diens ING-rekening voldaan. Op enig moment heeft hij het overschrijvingsbewijs van [naam eiser 1] ontvangen, waarmee hij het kenteken van de Porsche op zijn naam heeft gezet.
4.4.
[naam eiser 1] heeft betwist dat [naam gedaagde] eigenaar is geworden van de Porsche. Hij voert daartoe aan dat hij, bij zijn vertrek naar Aruba in 2009, de Porsche aan [naam gedaagde] in bewaring heeft gegeven. Daarbij heeft hij de autopapieren, waaronder het overschrijvingsbewijs en 1 set sleutels aan [naam gedaagde] overhandigd, in verband met de jaarlijkse verplichte APK en het onderhouden van de Porsche. Hij heeft de Porsche nooit ter verkoop aan [naam gedaagde] aangeboden of met hem hierover onderhandeld. Het gesprek in 2013, waar [naam gedaagde] naar verwijst, heeft nooit plaatsgevonden.
Van een overeengekomen betaling van een koopprijs van € 15.000,00, al dan niet in 3 termijnen, is eveneens geen sprake. Op Aruba bankiert [naam eiser 1] met zijn Aruba-bankrekening en voor lopende zaken in Nederland houdt hij een rekening aan bij de ING-bank. Hij heeft op deze rekeningen geen betalingen van [naam gedaagde] opgemerkt en voor zover deze wel hebben plaatsgevonden, zijn deze onverschuldigd verricht. Het bedrag van
€ 15.000,00 komt ook niet overeen met de werkelijke waarde van de Porsche in 2009, die toen in goed onderhouden staat verkeerde. De autoverzekering is in 2015 door [naam gedaagde] zonder overleg met en zonder akkoord van [naam eiser 1] opgezegd. [naam eiser 1] heeft ook niet ingestemd met het overschrijven van het kenteken op naam van [naam gedaagde] .
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Kern van het geschil is of [naam gedaagde] eigenaar van de Porsche is (geworden). Als uitgangspunt geldt dat voor eigendomsoverdracht van een roerende zaak een levering is vereist (bestaande uit de goederenrechtelijke overeenkomst en leveringshandeling) krachtens geldige titel, verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken (art. 3:84 lid 1 BW).
4.6.
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat [naam eiser 1] in 2009 bevoegd was om over de auto te beschikken en tussen hen een overeenkomst van bewaarneming tot stand is gekomen. Hoewel in eerste instantie [naam gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de Porsche slechts stalde bij wijze van vriendendienst, heeft hij bij gelegenheid van de mondelinge behandeling dit standpunt laten varen. Hij heeft immers nader verklaard dat in 2009 de Porsche door [naam eiser 1] aan hem in bewaring is gegeven en hij deze is gaan houden voor [naam eiser 1] . Als tegenprestatie mocht hij samen met zijn gehandicapte zoon regelmatig met de Porsche rijden. [naam eiser 1] heeft daartoe in 2009 de autosleutels en de kentekenpapieren aan [naam gedaagde] overhandigd. [naam gedaagde] heeft vervolgens het jaarlijkse onderhoud aan de Porsche verricht en de jaarlijkse APK verzorgd.
4.7.
De vraag of tussen partijen vervolgens een goederenrechtelijke (koop)overeenkomst tot stand is gekomen wordt door de rechtbank bevestigend beantwoord. Daartoe dient het volgende. Naar vaste rechtspraak geldt dat het antwoord op de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, ook afhankelijk is van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden. Aanbod en aanvaarding hoeven derhalve niet uitdrukkelijk plaats te vinden; zij kunnen in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen.
4.8.
In dit verband geldt dat tussen partijen als onweersproken vaststaat dat [naam gedaagde] aan [naam eiser 1] in 2015 en 2016 een drietal betalingen heeft verricht, waarvan door hem betalingsbewijzen zijn overgelegd met verwijzing naar de koop van de Porsche. [naam eiser 1] heeft ten tijde van de mondelinge behandeling immers nader verklaard dat hij de betalingen, in tegenstelling tot hetgeen hij eerder ten processe heeft aangevoerd, wel degelijk heeft opgemerkt. Hij heeft verder verklaard dat het geen zin zou hebben om contact met [naam gedaagde] op te nemen omdat het “alleen maar gedoe zou opleveren”. De rechtbank overweegt dat indien juist zou zijn dat van een verkoop van de Porsche geen sprake was, het voor de hand had gelegen als [naam eiser 1] direct met [naam gedaagde] contact zou hebben opgenomen om naar de reden van de betalingen te vragen of de ontvangen betalingen terug te storten. Door zich aldus te gedragen is, naar het oordeel van de rechtbank, tussen partijen in 2015 een koopovereenkomst met betrekking tot de Porsche tot stand gekomen, waaraan uitvoering is gegeven. Onder verwijzing naar hetgeen is overwogen in r.o. 4.5 is hiermee feitelijk sprake van een geldige titel (de koopovereenkomst) en levering van de auto door de persoon die daartoe bevoegd is ( [naam eiser 1] ). Het antwoord op de vraag wanneer en met welk doel het overschrijvingsbewijs door [naam eiser 1] aan [naam gedaagde] is overhandigd, is daarbij niet van belang omdat de eigendom van een auto niet overgaat door wijziging van de tenaamstelling van het kentekenbewijs.
4.9.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat aan alle uit artikel 3:84 lid 1 BW voortvloeiende vereisten voor de overdracht van de Porsche is voldaan, zodat [naam gedaagde] in 2015 eigenaar van de Porsche is geworden. Dat heeft tot gevolg dat [naam gedaagde] niet (meer) is gehouden om deze aan [naam eiser 1] af te geven of de waarde van de Porsche aan hem te vergoeden, zodat de vorderingen van [naam eiser 1] zullen worden afgewezen.
4.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [naam eiser 1] worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van [naam gedaagde] worden begroot op:
- betaald griffierecht € 1.599,00
- salaris advocaat
€ 5.121,00(3 punten à € 1.707,00)
Totaal € 6.720,00
In voorwaardelijke reconventie
4.11.
De vordering in voorwaardelijke reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat in conventie in rechte is vast komen te staan dat tussen partijen een bewaarnemingsovereenkomst is gesloten op grond waarvan de Porsche aan [naam verweerder] dient te worden afgegeven.
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat [naam eiser 2] niet tot afgifte is gehouden nu hij eigenaar van de Porsche is geworden. De voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld, doet zich derhalve niet voor. Aan een beoordeling van deze vordering wordt daarom niet toegekomen. De rechtbank ziet hierin aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [naam eiser 1] af.
5.2.
veroordeelt [naam eiser 1] in de proceskosten, aan de zijde van [naam gedaagde] tot op heden begroot op € 6.720,00, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na de dag van het vonnis,
5.3.
veroordeelt [naam eiser 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00, dan wel, indien deze door [naam eiser 1] niet binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis zijn voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, op een bedrag van € 199,00,
5.3.
verklaart onderdeel 5.2 en 5.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr B.J.R van Tongeren en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. C. Bouwman op 10 februari 2021.
3217/ 2294