ECLI:NL:RBROT:2021:7852

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/618857 / JE RK 21-1376
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak met betrekking tot omgangsregeling en gezag over minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een jeugdzorgkwestie betreffende de omgangsregeling en het gezag over de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. W.D. van Doorn, heeft verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te vervallen te verklaren. De GI had op 12 mei 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven met betrekking tot de verzorging en opvoeding van de kinderen, waarbij de hoofdverblijfplaats van [naam kind 2] bij de vader was bepaald. De vader, vertegenwoordigd door mr. J.A. van Gemeren, heeft de bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing verzocht en een dwangsom van € 100,- per dag geëist voor het niet naleven van de aanwijzing door de moeder.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de feiten zijn als volgt: de ouders hebben gezamenlijk gezag over de kinderen, maar de hoofdverblijfplaats is bij de vader vastgesteld. De moeder heeft zich niet gehouden aan de eerder vastgestelde zorgregeling, waardoor de ontwikkeling van [naam kind 2] in het geding is gekomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet openstaat voor hulpverlening en dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is om de bedreigingen in de ontwikkeling van de kinderen weg te nemen. De verzoeken van de moeder zijn afgewezen en de schriftelijke aanwijzing is bekrachtigd. Tevens is er een dwangsom opgelegd aan de moeder voor het niet naleven van de aanwijzing. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/618857 / JE RK 21-1376 en C/10/619255 / JE RK 21-1447
Datum uitspraak: 7 juli 2021

Beschikking schriftelijke aanwijzing

in de zaken van

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. W.D. van Doorn, kantoorhoudende te Amsterdam.
en

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2009 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2016 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. J.A. van Gemeren, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de moeder gedateerd 18 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 21 mei 2021;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI gedateerd 2 mei 2021 (ter zitting gecorrigeerd naar 28 mei 2021), ingekomen bij de griffie op 28 mei 2021.
Op 7 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. W.D. van Doorn,
- de vader, bijgestaan door mr. J.A. van Gemeren,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 1].
[naam kind 1] is in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hier geen gebruik van gemaakt.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 25 maart 2020 is de hoofdverblijfplaats van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de vader bepaald.
Bij beschikking van 3 november 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 24 november 2021.
Bij beschikking van 20 april 2021 is een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen voorlopige bij de moeder zullen zijn als volgt:
één weekend per twee weken van zaterdag 09.00 uur tot zondag 19.00 uur en elke woensdag na school tot 19.00 uur, waartoe zij door de man bij de vrouw worden gebracht en door de vrouw bij de man worden teruggebracht.De behandeling ten aanzien van de definitieve zorgregeling is pro forma aangehouden tot
1 augustus 2021.
De GI heeft op 12 mei 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [naam kind 1] en [naam kind 2]. Hierin is het volgende opgenomen:
  • U dient [naam kind 2] terug te brengen naar zijn vader, daar de hoofdverblijfplaats van [naam kind 2] op 25 maart 2020 bij vader is bepaald door de rechter, en wel uiterlijk op woensdag 19 mei om 19.00 uur conform de uitspraak in de beschikking van 20 april 2021;
  • U werkt mee aan de, door de rechter opgelegde, omgang tussen u en uw kinderen, [naam kind 2] en [naam kind 1]. U heeft een weekend per twee weken, van zaterdag 09:00 uur tot zondag 19:00 uur en elke woensdag na school tot 19:00 uur omgang met [naam kind 2] en [naam kind 1], waarbij de minderjarigen door hun vader bij u worden gebracht en u de kinderen op de afgesproken tijd bij vader dient terug te brengen;
  • U dient afspraken met en aanwijzingen door de jeugdbeschermer(s) na te komen alsmede de afspraken met de door JBRR aangevraagde en ingezette hulpverleners en inzicht te geven in uw thuis- en opvoedsituatie.

Het verzoek van de moeder

Ingeschreven onder het zaaknummer: C/10/618857
De moeder heeft primair verzocht de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel vervallen te verklaren, althans een omgang te bepalen, waarbij de kinderen wekelijks van maandag tot en met vrijdag bij de moeder en in het weekend bij de vader zullen verblijven, dan wel een omgangsregeling die de kinderrechter in het belang van de kinderen voorkomt, zo nodig voorlopig in afwachting van de nog door de kinderrechter vast te stellen zorgregeling.
Voorwaardelijk heeft de moeder verzocht voor zover de GI bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing verzoekt het verzoek af te wijzen, althans bij toewijzing van het verzoek de daarbij verzochte dwangsom af te wijzen, aangezien de moeder in dat geval voornemens is mee te zullen werken en voldoening van de dwangsom voor haar financieel niet haalbaar is.

Het verzoek van de GI

Ingeschreven onder het zaaknummer: C/10/619255
De GI heeft bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing verzocht. Tevens is verzocht een dwangsom op te leggen van € 100,- voor iedere dag dat de moeder [naam kind 2] niet naar de vader terugbrengt.

De standpunten

De GI heeft het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn veel zorgen over de situatie van de kinderen. De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de vader bepaald en recentelijk is een zorgregeling met de moeder vastgesteld. Tot op heden is de moeder de regeling niet nagekomen en heeft zij de schriftelijke aanwijzing niet opgevolgd. [naam kind 2] verblijft al enige tijd bij de moeder zonder dat hij contact heeft met de vader en [naam kind 1]. Er is geen zicht op zijn ontwikkeling. Hij gaat niet naar school en er is geen zicht op zijn dagbesteding. De moeder staat niet open voor hulpverlening en de GI heeft in de afgelopen periode geen contact met haar kunnen krijgen. Het is van belang dat [naam kind 2] wordt teruggeplaatst bij de vader. Er zijn geen zorgen over de opvoedingssituatie bij de vader en de vader werkt mee aan de hulpverlening.
Door en namens de moeder is het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing gehandhaafd en als volgt toegelicht. Op het moment dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader is bepaald zat de moeder in een lastige situatie. Zij had geen eigen woning en verbleef op verschillende logeeradressen. Uit noodoplossing is daarom de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald. Inmiddels beschikt de moeder over een eigen woning. De moeder heeft [naam kind 2] uit veiligheidsoverwegingen niet teruggebracht naar de vader. Er heeft mishandeling vanuit de vader plaatsgevonden waar [naam kind 2] getuig van is geweest. Daarnaast is het voor de hechting tussen de kinderen en de moeder van belang dat zij een langere aaneengesloten periode bij de moeder zullen verblijven. De vastgestelde omgangsregeling is hiervoor te weinig. Het is voor de ontwikkeling van de kinderen beter dat zij doordeweeks bij moeder verblijven en in het weekend naar de vader gaan of de helft van de week bij de moeder en de andere helft van de week bij de vader verblijven. De moeder wil graag het beste voor de kinderen en haar verantwoordelijkheid voor de opvoeding kunnen dragen.
Door en namens de vader is verzocht de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen en het verzoek van de moeder af te wijzen. Er is sprake van een zorgelijke situatie en de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is niet voor niets een tweede onderzoek gestart. De vader heeft [naam kind 2] al voor langere tijd niet gezien, terwijl de hoofdverblijfplaats van [naam kind 2] bij de vader is bepaald. De hoofdverblijfplaats is niet bij hem bepaald omdat de moeder destijds geen eigen woning had, maar omdat de moeder kampt met persoonlijke problematiek. De moeder is niet in staat om een stabiele opvoedingssituatie voor de kinderen te bieden. De moeder brengt [naam kind 2] niet naar school omdat zij bang is dat de vader hem komt ophalen. De moeder leeft in haar eigen wereld en houdt zich niet aan afspraken. Verder is er geen sprake van hechtingsproblematiek. De kinderen en de moeder zagen elkaar voorheen regelmatig. Daarnaast zal de vader de moeder het contact met haar kinderen ook niet onthouden.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de GI ter uitvoering van haar taak een schriftelijke aanwijzing geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Ingevolge het derde lid van voornoemd artikel kan de GI de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
Op verzoek van een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder kan de kinderrechter gelet op artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting kan naar het oordeel van de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing worden bekrachtigd. Bij beschikking van 20 april 2021 is in afwachting van advies van de Raad over een eventueel noodzakelijke wijziging van het gezag over de kinderen, een voorlopige zorgregeling vastgelegd. Bepaald is dat de kinderen om het weekend en elke woensdag na school bij de moeder zullen verblijven. Gebleken is dat de moeder zich niet aan deze rechterlijke uitspraak heeft gehouden. [naam kind 2] verblijft al voor langere tijd bij de moeder, ondanks dat de hoofdverblijfplaats bij de vader is bepaald. Daarnaast gaat [naam kind 2] niet naar school waar hij staat ingeschreven en is er geen contact tussen [naam kind 2] en de vader en [naam kind 2] en [naam kind 1]. De moeder staat niet open voor hulpverlening en is onbereikbaar voor de GI en andere instanties. Hierdoor ontbreekt het zicht op de ontwikkeling van [naam kind 2] en wordt als gevolg van het gedrag van de moeder de uitvoering van de ondertoezichtstelling belemmerd.
Het doel van de schriftelijke aanwijzing is dat de moeder [naam kind 2] terugbrengt naar de vader zodat kan worden voldaan aan de zorgregeling zoals die bij beschikking van 20 april 2021 door de rechter voorlopig is vastgesteld. De moeder stemt niet in met, dan wel heeft onvoldoende medewerking verleend aan de uitvoering van het plan van aanpak. De moeder is van mening dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, daar zij thans beschikt over een eigen woning, en dat het voor de hechting van de kinderen van belang is dat zij voor een aaneensluitende periode bij de moeder verblijven. De kinderrechter constateert dat de Raad het onderzoek nog niet heeft afgerond en dat derhalve niet voorbij kan worden gegaan aan de rechterlijke uitspraak van 20 april 2021. De kinderrechter acht de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2] weg te nemen. Tevens is de kinderrechter van oordeel dat de verzochte dwangsom bij niet nakoming van de aanwijzing kan worden toegewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de moeder;
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 12 mei 2021;
legt op aan de moeder een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat zij de schriftelijke aanwijzing niet nakomt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021 door
mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 14 juli 2021.