In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de gedeeltelijke gezagsuitoefening over een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland heeft verzocht om gedeeltelijke gezagsuitoefening voor de aanmelding van [naam kind] bij een onderwijsinstelling. Dit verzoek is gedaan omdat de moeder van [naam kind] weigert haar handtekening te zetten onder het inschrijfformulier, wat noodzakelijk is voor de aanmelding bij de school. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij [naam kind], de pleegvader en een vertegenwoordigster van de GI zijn gehoord. De moeder was niet verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder, maar dat [naam kind] bij pleegouders verblijft. De ondertoezichtstelling van [naam kind] is verlengd tot 4 oktober 2021. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de relatie tussen [naam kind] en de moeder ernstig verstoord is en dat [naam kind] inmiddels geslaagd is voor haar eindexamen. Het is van belang dat zij kan starten met haar vervolgopleiding, waarvoor een inschrijving noodzakelijk is.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling dat de GI gedeeltelijk wordt belast met het gezag over [naam kind] met betrekking tot de aanmelding bij een onderwijsinstelling. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. L. Amperse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.