ECLI:NL:RBROT:2021:7825

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
8289572 \ CV EXPL 20-3068
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake gebreken aan vloeren en deskundigenonderzoek

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 30 juli 2021, wordt een geschil behandeld tussen eiseres, vertegenwoordigd door mevrouw [naam gemachtigde] namens DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., en gedaagde, vertegenwoordigd door mr. drs. P.A. Visser. De zaak betreft een overeenkomst voor het leveren en leggen van vloeren, waarbij eiseres stelt dat de vloeren gebreken vertonen en gedaagde aansprakelijk is voor schadevergoeding. De kantonrechter heeft kennisgenomen van eerdere processtukken en heeft op 4 mei 2021 een mondelinge behandeling gehouden. Tijdens deze zitting is een document genaamd 'Tijdlijn 2017' overgelegd door eiseres.

De kantonrechter oordeelt dat eiseres en gedaagde een overeenkomst hebben gesloten voor het leggen van een Kronovloer en een Quick Step vloer. Er is onduidelijkheid over de gebreken aan de vloeren en de aansprakelijkheid van gedaagde. Eiseres vordert vervangende schadevergoeding op basis van artikel 6:87 BW, maar de kantonrechter stelt vast dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gebreken aan de Quick Step vloer. De vordering ter zake deze vloer wordt afgewezen.

Wat betreft de Krono vloer, stelt eiseres dat deze gebreken vertoont, maar gedaagde betwist dit en wijst op het ontbreken van bewijs van productfouten. De kantonrechter besluit dat er een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden om de gebreken en de oorzaak daarvan vast te stellen. De deskundige, Van Beek Expertise, zal worden benoemd om de gebreken te onderzoeken en de kosten van het herstel te bepalen. De kosten van de deskundige worden voorlopig ten laste van eiseres gebracht, aangezien zij de bewijslast heeft. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8289572 \ CV EXPL 20-3068
uitspraak: 30 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 17 januari 2020,
gemachtigde: mevrouw [naam gemachtigde] namens DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. drs. P.A. Visser te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ respectievelijk ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het tussenvonnis van 17 juli 2020 van de kantonrechter van deze rechtbank, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte van 24 februari 2021 van de zijde van [eiseres] ;
  • het tussenvonnis van 22 maart 2021 van de kantonrechter van deze rechtbank, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 23 april 2021 van de zijde van [eiseres] , met productie 21.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 mei 2021. Namens [eiseres] is mevrouw [naam gemachtigde] verschenen namens haar gemachtigde. Namens gedaagde is de heer [persoon A] , in zijn hoedanigheid van medeaandeelhouder en bestuurder, verschenen, bijgestaan door zijn genoemde gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is van de zijde van [eiseres] een document genaamd ‘Tijdlijn 2017’ overgelegd.
1.4.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Vast staat dat [eiseres] en [gedaagde] een overeenkomst hebben gesloten voor het leveren en leggen van een Kronovloer op de begane grond en van een Quick Step vloer op de eerste verdieping (hierna: de vloeren). Bij het aangaan van de overeenkomst hebben partijen niet gesproken over het al dan niet doorleggen van de vloeren onder de (stalen) deurposten. Op 4 maart 2017 zijn de vloeren in opdracht van [gedaagde] door [bedrijf B] gelegd. De vloeren zijn niet onder de deurposten doorgelegd, maar met platte deklijsten afgewerkt.
2.2.
Tussen partijen is in geschil of de vloeren gebreken bevatten en of [gedaagde] uit hoofde van de overeenkomst gehouden is tot betaling van een schadevergoeding van in totaal € 5.432,40 aan [eiseres] ter zake die gebreken.
2.3.
Uit artikel 7:759 lid 1 BW volgt dat als het werk na oplevering gebreken vertoont waarvoor de aannemer aansprakelijk is, de opdrachtgever, tenzij zulks in verband met de omstandigheden niet van hem kan worden gevergd, aan de aannemer de gelegenheid moet geven gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen, onverminderd de aansprakelijkheid van de aannemer voor schade ten gevolge van de gebrekkige oplevering. [eiseres] vordert thans geen herstel van de gebreken, maar ingevolge artikel 6:87 BW vervangende schadevergoeding.
2.4.
Vooropgesteld wordt dat in april 2017 door [bedrijf B] (herstel)werkzaamheden zijn verricht. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de vloeren deze tweede keer op verzoek van [eiseres] onder de deurposten doorgelegd zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] daarmee erkend dat zij aan [bedrijf B] gevraagd heeft andere werkzaamheden te verrichten dan op grond van de overeenkomst oorspronkelijk zijn uitgevoerd. Het leggen van de vloeren door [bedrijf B] onder de deurposten door moet daarom worden aangemerkt als een overeenkomst die [eiseres] is aangegaan met [bedrijf B] en niet met [gedaagde] .
2.5.
De beoordeling van de gebreken worden hierna per vloer afzonderlijk behandeld.
de Quick Step vloer (eerste verdieping)
2.6.
[eiseres] heeft gesteld dat de Quick Step vloer na de eerste keer leggen in maart 2017 gebreken bevatte, zodat (herstel)werkzaamheden noodzakelijk waren. Gelet op de betwisting van [gedaagde] dat hier sprake van was, had het op de weg van [eiseres] gelegen haar stelling nader te onderbouwen. Bij gebreke daarvan wordt aan bewijslevering op dit punt niet toegekomen en is naar het oordeel van de kantonrechter niet vast komen te staan dat de Quick Step vloer na de eerste keer leggen beschadigd was zodat (herstel)werkzaamheden nodig waren. De vordering onder a ter zake de Quick Step vloer wordt afgewezen.
de Krono vloer (begane grond)
2.7.
Door [eiseres] is voorts gesteld dat de Krono vloer na de eerste keer leggen gebreken bevatte waarvoor (herstel)werkzaamheden uitgevoerd dienden te worden. Ondanks die (herstel)werkzaamheden zitten in de Kronovloer thans op veel plekken scheuren op de naad/klikverbinding en moet de vloer als verloren worden beschouwd. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst zij onder meer naar het door Parket Expertise Bureau uitgebrachte expertiserapport zoals genoemd in 2.16 van het tussenvonnis van 17 juli 2020. Door [gedaagde] is aangevoerd dat het expertiserapport een partijverklaring betreft en op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. In het expertiserapport staat niet vermeld dat [bedrijf B] de vloer in opdracht van [eiseres] in april 2017 opnieuw heeft gelegd. Volgens [gedaagde] zijn de door [bedrijf B] in opdracht van [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden ter zake het leggen van de vloer in maart 2017 daarom thans niet meer te beoordelen. Daar komt bij dat de vloer na de tweede keer leggen is vastgekit aan de deurposten, waardoor het laminaat strak ligt en niet meer kan werken. Voorts heeft [gedaagde] aangevoerd dat Parket Expertise Bureau de vloer niet heeft laten onderzoeken op eventuele productfouten, zodat thans onduidelijk is of een gebrek aan de vloer kleeft. Vooropgesteld wordt dat [gedaagde] niet betrokken is geweest bij het door Parket Expertise Bureau uitgevoerde deskundigenonderzoek. Er kan daarom niet vanuit worden gegaan dat de visie van [gedaagde] voldoende betrokken is bij de beoordeling door de deskundige. Daar komt bij dat, nu de vloer kennelijk niet op productfouten is onderzocht, door de kantonrechter thans niet kan worden vastgesteld of de door [eiseres] gestelde gebreken te wijten zijn aan eventuele productfouten van de vloer of door iets anders zijn veroorzaakt, zoals bijvoorbeeld de wijze van leggen (onder de deurposten door) of het vastkitten van de vloer aan de deurposten.
2.8.
Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat een deskundigenbericht gelast dient te worden om te onderzoeken of sprake is van gebreken door eventuele productfouten, dan wel door (een) andere oorza(a)k(en). Voorshands is de kantonrechter van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat Van Beek Expertise te Zeeland (Noord-Brabant) benoemd dient te worden als deskundige.
2.9.
Aan de nog te benoemen deskundige zouden in elk geval de volgende vragen dienen te worden voorgelegd:
Bevat de Krono vloer gebreken en zo ja, wat is de aard en omvang van die gebreken?
Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt, zijn die gebreken ontstaan door productfouten van de Krono vloer of door (een) andere oorza(a)k(en)?
Indien de gebreken zijn ontstaan door (een) andere oorza(a)k(en), kunt u dan toelichten ten gevolge waarvan de gebreken zijn ontstaan?
Is herstel van de gebreken mogelijk, en zo ja, op welke wijze?
Welke kosten zijn aan herstel verbonden?
Zijn er overigens punten die voor de beoordeling van de onderhavige zaak van belang zouden kunnen zijn?
2.10.
Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over aan de deskundige voor te leggen (andere) vragen.
2.11.
De kantonrechter is voornemens de kosten van de deskundige ten laste van [eiseres] te brengen, aangezien zij de partij is die de bewijslast heeft van de door haar gestelde tekortkoming.
2.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 8 september 2021 te 14.30 uurvoor het nemen van een akte door beide partijen, teneinde zich uit te laten als onder 2.10 hiervoor vermeld;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
[46009]