ECLI:NL:RBROT:2021:7808

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
10/750521-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Medeplegen van computervredebreuk en oplichting d.m.v. WhatsApp-fraude, meermalen gepleegd, witwassen.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk, oplichting en witwassen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben gedurende een periode van enkele maanden WhatsApp-accounts van willekeurige personen overgenomen en zich voorgedaan als deze personen om vrienden en familieleden om geld te vragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van computervredebreuk en oplichting, waarbij zij gebruik maakten van listige kunstgrepen om slachtoffers te misleiden. De verdachte heeft in totaal 225 dagen jeugddetentie opgelegd gekregen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een werkstraf van 180 uren. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die hij heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn blanco strafblad en de persoonlijke omstandigheden, maar heeft ook de ernst van de gepleegde feiten benadrukt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een georganiseerde vorm van fraude die een grote impact heeft gehad op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/750521-20
Datum uitspraak: 23 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte]
raadsman mr. J. Gravesteijn, advocaat te ’s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 9 juli 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich meldt bij de jeugdreclassering;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Het onderzoek Quarta is gestart naar aanleiding van de aangifte van aangeefster [naam slachtoffer 1] .
Op 1 november 2020 kreeg zij een verificatiecode voor WhatsApp toegestuurd. Vervolgens kreeg zij een bericht van één van haar contacten, waarin stond dat diegene de verificatiecode per ongeluk naar aangeefster [naam slachtoffer 1] had gestuurd en waarin haar werd verzocht om die code naar het betreffende contact door te sturen. Nadat de aangeefster de verificatiecode had doorgestuurd, werd haar WhatsApp-account overgenomen en bleek zij het slachtoffer te zijn geworden van WhatsApp-fraude. Zij ontving van meerdere contactpersonen berichten dat vanaf haar WhatsApp-account en uit haar naam betaalverzoeken werden verstuurd. Zij heeft geprobeerd haar contacten te waarschuwen maar voor twee van hen was het te laat; zij hadden al geld overgemaakt. Het door hen gestorte bedrag werd direct weggesluisd.
Via telefoonnummers, rekeningnummers en IP-adressen die betrokken waren bij de Tikkie-betaalverzoeken, is de politie uitgekomen bij de verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte] . Gedurende het onderzoek is gebleken dat meerdere aangiftes kunnen worden gekoppeld aan deze verdachten.
Ter zitting hebben de verdachte en de medeverdachte beiden verklaard dat zij zich sinds eind september 2020 samen bezighielden met het plegen van WhatsApp-fraude. Soms waren zij 24 uur per dag samen, nu weer bij de één en dan weer bij de ander thuis. Wie van hen welke werkzaamheden verrichte wisselde en de winst werd steeds eerlijk gedeeld. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat het plegen van deze WhatsApp-fraude een gezamenlijke onderneming was van de verdachte en zijn medeverdachte, waarbij er steeds sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij maakten zij afwisselend gebruik van bij de WhatsApp-fraude gebruikte telefoons.
De werkwijze was als volgt. De verdachten beschikten over een telefoonnummer van een WhatsApp-gebruiker. Om toegang te krijgen tot een WhatsApp-account, dien je een verificatiecode aan te vragen en in te voeren. Je ontvangt deze verificatiecode via SMS. De verdachten vroegen een verificatiecode voor het account dat zij over wilde nemen. Deze code werd vervolgens door WhatsApp via sms verstuurd naar de gebruiker van dat telefoonnummer. Vervolgens stuurden de verdachten aan deze gebruiker een bericht met het verzoek om de verificatiecode door te sturen. Dit bericht werd verzonden namens iemand uit de contactenlijst van het beoogde slachtoffer, van wie zij al eerder het account hadden overgenomen. Op die manier lijkt het voor het beoogde slachtoffer alsof hij of zij het verzoek krijgt van een bekende. Na het ontvangen van de verificatiecode voerden de verdachten deze code in en kregen zij op deze manier toegang tot het WhatsApp-account van het slachtoffer. Daarna stuurden zij iedereen uit de contactenlijst van het slachtoffer een bericht met de vraag of zij geld konden lenen. Als daar een bevestigend antwoord op kwam, werd een Tikkie betaalverzoek voor het genoemde bedrag gestuurd. Deze betalingen kwamen terecht op bankrekeningen van geldezels. De ontvangen bedragen werden zo snel mogelijk opgenomen bij de pinautomaat. Op die manier werden de contacten van het overgenomen WhatsApp-account opgelicht en werd veel geld verdiend.
De verdachten hebben verklaard zich gedurende de ten laste gelegde periode met WhatsApp-fraude te hebben beziggehouden. Een groot aantal van de ten laste gelegde feiten hebben zij echter ontkend. De vraag die de rechtbank moet beoordelen is of de verdachte en de medeverdachte zich met de ten laste gelegde feiten hebben beziggehouden.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1 tot en met 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feiten 1 en 2 kan de verdachte zich niet herinneren dat hij deze feiten gepleegd heeft. De verdediging heeft aangegeven dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd, maar dat de zogenaamde ‘smoking gun’ over het algemeen ontbreekt. De verdachte kan niet bevestigen dat hij de feiten 1 en 2 gepleegd heeft, maar kan dit gelet op het bewijs ook niet ontkennen. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 refereert de verdediging zich daarom aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft feit 3, voor zover het de oplichting van aangever [naam slachtoffer 7] betreft, bekend.
De verdediging heeft ten aanzien van de oplichting van slachtoffers 1 en 2 van de zaak Kamer, zoals ten laste gelegd onder 3, vrijspraak bepleit. Het rechtstreekse bewijs dat de verdachte de oplichtingen vanaf zijn IP-adres met een bij hem op dat moment in gebruik zijnde device heeft gepleegd, ontbreekt. Ook blijkt nergens uit dat de verdachte betrokken is geweest bij het versturen van de berichten en de Tikkie-betaalverzoeken.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat het Tikkie-account waarmee zogenaamd door aangeefster [naam slachtoffer 1] betaalverzoeken zijn verstuurd, en naar aanleiding waarvan slachtoffers 1 en 2 geld hebben overgemaakt, gekoppeld was aan een telefoonnummer. Uit onderzoek blijkt dat dit telefoonnummer altijd in de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer] heeft gezeten. Deze telefoon is aangetroffen bij de verdachte. In de andere telefoon die hij gebruikt, een iPhone 7, is in een bepaalde map de profielfoto van aangeefster [naam slachtoffer 1] aangetroffen. Uit het onderzoek blijkt dat profielfoto’s enkel door WhatsApp op die locatie worden opgeslagen op het moment dat er met dat toestel een bericht is gestuurd naar de betreffende contactpersonen. Tot slot hebben de IP-adressen van beide verdachten rondom het overnemen van het account van aangeefster [naam slachtoffer 1] contact gemaakt met de internetbankieren-omgeving van de begunstigde bankrekeningnummers.
In de telefoon van de verdachte zijn voorts profielfoto’s van de WhatsApp-contactpersonen van aangever [naam slachtoffer 2] aangetroffen. Nadat het account van aangever [naam slachtoffer 2] was gehackt, zijn er namens hem betaalverzoeken gestuurd naar zijn contactpersonen. Op hetzelfde moment zijn de profielfoto’s van de contactpersonen opgeslagen in de telefoon van de verdachte. Dit wijst erop dat de betaalverzoeken met die telefoon zijn gestuurd. Voorts is met het IP-adres van de woning van de medeverdachte op die dag op de internetbankieren-omgeving van vier van de vijf begunstigde bankrekeningnummers ingelogd.
Uit de bewijsmiddelen, mede in het licht van wat hiervoor is overwogen over de samenwerking van de verdachte en zijn medeverdachte, leidt de rechtbank af dat de verdachte zich zowel schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van computervredebreuk, als aan het medeplegen van oplichting. De rechtbank overweegt daarbij voorts dat de manier waarop het WhatsApp-account van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] is overgenomen en de betaalverzoeken vervolgens zijn gestuurd, past bij de werkwijze waarover de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde.
4.3.
Bewijswaardering feit 4
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel de oplichting van aangeefster [naam slachtoffer 3] kan worden bewezen en heeft voor het overige vrijspraak bepleit. Er is geen direct bewijs met de andere aangevers. Er is enkel indirect bewijs, dat telkens een herhaling is van de bevindingen van de politie waardoor een vermoeden van het plegen van strafbare feiten is ontstaan. Er is onvoldoende bewijs om het plegen of medeplegen van oplichting vast te stellen.
4.3.2.
Beoordeling
Bij het plegen van de feiten 1 tot en met 3 is een telefoonnummer gebruikt dat in de Samsung-telefoon van de verdachte heeft gezeten. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bij het plegen van WhatsApp-fraude onder meer gebruik maakte van deze Samsung-telefoon. In die telefoon hebben nog twee telefoonnummers gezeten, waaronder een telefoonnummer eindigend op -118. Met dat telefoonnummer is ook een Tikkie-account aangemaakt, met een eigen device ID. Hieraan waren zeven betalingen gekoppeld, waaronder die van de vier aangevers [naam slachtoffer 3] , [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 6] . Voor het inloggen op de internetbankieren-omgeving van de begunstigde rekeningnummers worden opnieuw de IP-adressen van de woningen van beide verdachten gebruikt. De medeverdachte doet dit rond de transacties van aangeefster [naam slachtoffer 3] en de verdachte doet dat eerder die dag. Voorts zijn op de iPhone van de verdachte de betaalverzoeken aan aangeefster [naam slachtoffer 3] aangetroffen. Uit het voorgaande, in combinatie met de verklaring ter terechtzitting over de samenwerking van de verdachten bij het plegen van de WhatsApp-fraude, leidt de rechtbank af dat de verdachten ook deze oplichtingen samen hebben gepleegd.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde.
4.4.
Bewijswaardering feit 5
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vooropgesteld dat een deel van het geldbedrag niet van de verdachte is. Een bedrag van € 5.500,- is van zijn moeder ten behoeve van de kerk en een bedrag van
€ 2.030,- is van zijn zus, die haar spaargeld bewaarde in de woning van haar moeder. De verdachte had het geldbedrag van zijn zus gepakt en bij zijn eigen stapel geld gelegd, omdat de stapel geld er hierdoor groter uitzag en hij hiermee foto’s wilde maken. Ten aanzien van de rest van het geldbedrag en de Cartier bril heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4.2.
Beoordeling
Primair, onder a, wordt de verdachte verweten dat hij de werkelijke aard, herkomst of vindplaats van de aangetroffen geldbedragen en een Cartier zonnebril heeft verborgen of verhuld, of heeft verhuld wie de rechthebbende is. De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat er sprake is geweest van verhullings- of verbergingshandelingen, zoals bedoeld is in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan niet meer worden afgeleid dan dat de verschillende voorwerpen zijn aangetroffen in de woning van de verdachte. Van dit deel van de tenlastelegging zal de verdachte daarom worden vrijgesproken.
Primair, onder b, wordt de verdachte verweten dat hij de aangetroffen geldbedragen en de Cartier zonnebril heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet of gebruikt, terwijl hij wist dat dit afkomstig was uit enig misdrijf. De rechtbank zal beoordelen of hiervan sprake is.
Onder de verdachte is een Cartier zonnebril met een nieuwwaarde van € 1.205,- in beslag genomen. Ten aanzien van deze zonnebril heeft de verdachte bekend dat hij deze heeft gekocht met het geld dat hij met het plegen van WhatsApp-fraude heeft verdiend.
Daarnaast zijn er diverse geldbedragen onder de verdachte in beslag genomen. In totaal gaat het om een bedrag van € 24.440,-.
Gebleken is dat een deel van dit geld, te weten een bedrag van € 5.500,- van de moeder van de verdachte is, ten behoeve van of afkomstig van haar kerk.
Een ander deel van dit geld betreft een bedrag van € 16.910,-, welk bedrag het zusje van de verdachte bij zich had op het moment van de aanhouding. De verdachte heeft verklaard dat dit zijn geld is en dat hij dit heeft verdiend met het plegen van WhatsApp-fraude. Dit bedrag is derhalve afkomstig uit eigen misdrijf, zoals subsidiair ten laste is gelegd. Dit bedrag is echter aangetroffen op
5 januari 2021, terwijl de ten laste gelegde pleegperiode voor het subsidiair ten laste gelegde
1 november 2020 tot 5 november 2020is.
De verdachte zal daarom van het witwassen van de twee voornoemde bedragen worden vrijgesproken.
In de slaapkamer van de verdachte is (in totaal) € 2.030,- aangetroffen, waarvan hij zelf aangeeft dat dit van zijn zus is. De verdachte heeft dit geld voorhanden gehad. De rechtbank dient te beoordelen of dit geld afkomstig is uit enig misdrijf en of de verdachte dit wist.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. De verdachte heeft een groot contant geldbedrag voorhanden gehad, terwijl vaststaat dat hij niet over een inkomen beschikte en dat hij zich bezighield met WhatsApp-fraude. Nu sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, is het aan de verdachte om een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven over de legale herkomst van het geld. Een dergelijke verklaring heeft de verdachte niet gegeven.
De verdachte heeft eerst ter zitting verklaard dat het geldbedrag van zijn zus was. Zij zou dit geld in meerdere keren van haar rekening hebben gepind en thuis hebben bewaard. Ter onderbouwing heeft de verdachte een overzicht van de pinopnames van zijn zus overgelegd. Uit dit overzicht blijkt echter niet dat de zus van de verdachte vóór de datum waarop het geldbedrag van € 2.030,- in beslag is genomen (5 januari 2021) een dergelijk groot bedrag heeft gepind. De rechtbank is bovendien van oordeel dat de verklaring van de verdachte op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is, mede gelet op het tijdstip waarop deze verklaring is afgelegd en gegeven het feit dat de zus van de verdachte nooit om teruggave van het geld heeft verzocht.
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist.
De verdachte heeft zich dus schuldig gemaakt aan het witwassen van de Cartier zonnebril en aan het witwassen van een bedrag van € 2.030,-.
4.4.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 ten laste gelegde.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten aanzien van slachtoffer [naam slachtoffer 7] ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
(Zaak Kamer + zaak Echo)
hij op meer tijdstippen in de periode van 20 oktober
2020 tot en met 5 november 2020 te Rotterdam en Venlo, tezamen en in vereniging met een ander ,
,
meermalen,
opzettelijk en wederrechtelijk
in (een gedeelte van) een geautomatiseerd werk te weten een server of een
computersysteem bevattende Whatsapp-accounts, toebehorende aan [naam slachtoffer 1]
en [naam slachtoffer 2] ,
is binnengedrongen
c. met behulp van een valse sleutel,
en vervolgens gegevens die waren opgeslagen, werden verwerkt of
overgedragen door dat gedeelte van een geautomatiseerd werk waarin hij,
verdachte, of zijn mededader zich wederrechtelijk bevond, voor
zichzelf heeft overgenomen,
immers heeft verdachte of zijn mededader:
- zonder daartoe gerechtigd te zijn middels een WhatsApp-verificatiecode
ingelogd op het WhatsApp-account van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] ,
en
- vervolgens de WhatsApp gegevens, waaronder onder andere de opgeslagen
contacten van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] voor zichzelf overgenomen, en
- vervolgens vanuit het WhatsApp-account van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]
één of meerdere berichten verzonden naar één of meerdere contacten
van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] als zijnde hij, verdachte, of zijn
mededader die [naam slachtoffer 1] of [naam slachtoffer 2] ;
2.
(Zaak Kamer + zaak Echo)
hij op tijdstippen in de periode van 20 oktober
2020 tot en met 5 november 2020 te Rotterdam en Venlo,
tezamen en in vereniging met een ander ,,
telkens
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam, endoor listige kunstgrepen
[naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] hebben bewogen tot het ter beschikking
stellen van gegevens, te weten verificatiecode , hebbende verdachte of zijn
mededader toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en listiglijken in strijd met de waarheid
(telkens):
- onder een valse naam zijnde [naam slachtoffer 8] en [naam slachtoffer 9] via
WhatsApp contact gelegd met voornoemde [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] als zijnde hij,
verdachte, of zijn mededaders voornoemde [naam slachtoffer 8] of
[naam slachtoffer 9] (een WhatsApp-contact van die [naam slachtoffer 2] of [naam slachtoffer 1] ) en
- vervolgens aan die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] (via WhatsApp) medegedeeld dat er
per ongeluk een SMS-bericht met een code naar die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1]
was verzonden en gevraagd of die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] die code naar [naam slachtoffer 8]
en [naam slachtoffer 9] wilde appen, en
[naam slachtoffer 1] overgenomen,
waardoor die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] werden bewogen tot het ter beschikking
stellen van een code ;
3.
(Zaak Kamer)
hij op tijdstippen in de periode van op 1 november 2020 tot en met 5 januari 2021 te Rotterdam en ’s-Gravenhage en Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander telkens
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naamendoor listige kunstgrepen
slachtoffer 1 zaak Kamer en slachtoffer 2 zaak Kamer en [naam slachtoffer 7] heeft bewogen tot afgifte van enig goed, te weten
geldbedragen (totaal 5.110,= euro of daaromtrent), hebbende verdachte of zijn mededader toen aldaar telkens met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk enlistiglijken in strijd met de waarheid telkens
-onder een valse naam zijnde [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 10] ) via WhatsApp
contact gelegd met slachtoffer 1 zaak Kamer en slachtoffer 2 zaak
Kamer en [naam slachtoffer 7] als
zijnde hij, verdachte of zijn mededader voornoemde [naam slachtoffer 1] of [naam slachtoffer 10]
(een WhatsApp-contact van die slachtoffer 1 zaak Kamer en
slachtoffer 2 zaak Kamer en [naam slachtoffer 7] )
en
-vervolgens via WhatsApp aan die slachtoffer 1 zaak Kamer en
slachtoffer 2 zaak Kamer en [naam slachtoffer 7] , een WhatsApp-bericht verzonden dat voornoemde [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 10]
geld nodig hadden en vervolgens die slachtoffer 1 zaak Kamer
en slachtoffer 2 zaak Kamer en [naam slachtoffer 7] , haar, [naam slachtoffer 1] of hem, [naam slachtoffer 10]
wilden helpen door een of meer geldbedragen over te boeken (met
behulp van een zogeheten "Tikkie") naar bankrekening [rekeningnummer 1]
of [rekeningnummer 2] , althans een bankrekening (waarover hij, verdachte
en/of zijn mededader(s) de beschikking had(den),
waardoor die slachtoffer 1 zaak Kamer en slachtoffer 2 zaak Kamer en
[naam slachtoffer 7] werden bewogen tot
afgifte van één of meer geldbedragen;
4.
(Zaak Reader)
hij optijdstippen in de periode van 30 november 2020 tot en met
2 december 2020 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander ,
telkens
met het oogmerk om zich eneen ander wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
door listige kunstgrepen
[naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 5]
en één andere persoon heeftbewogen tot afgifte van
enig goed, te weten geldbedrag(en) hebbende verdachte en zijn mededader toen aldaar telkens met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk
en in strijd met de waarheid telkens
- onder een valse naam zijnde vooralsnog onbekende personen en [naam slachtoffer 11] via WhatsApp contact gelegd met die [naam slachtoffer 3]
en [naam slachtoffer 4] en/ [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 5] en
één andere persoon als zijnde hij, verdachte of zijn
mededader voornoemde vooralsnog onbekende personen of
[naam slachtoffer 11] ( WhatsApp-contacten van die [naam slachtoffer 3] en
[naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 5] ) en
- vervolgensvia WhatsApp aan die [naam slachtoffer 3] enJ.J. [naam slachtoffer 4]
enJ.C.A. [naam slachtoffer 6] enB.A.M. [naam slachtoffer 5] ,
enéén
andere persoonWhatsApp-berichten verzonden dat voornoemde
[naam slachtoffer 11] en vooralsnog onbekende personen geld nodig
haddenenvervolgensdie [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 5] hem/haar [naam slachtoffer 11] en vooralsnog onbekende personen, wilden helpen door één of meer
geldbedragen over te boeken met behulp van een zogeheten "Tikkie" naar
bankrekeningen [rekeningnummer 1] en/of [rekeningnummer 4] en/of
[rekeningnummer 5] ), waarover hij,
verdachte en/of zijn mededaderde beschikking hadden,
waardoor die [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 6] en
[naam slachtoffer 5] telkens werdenbewogen tot afgifte van
geldbedragen;
5.
(Zaak Algemeen dossier Quarta + zaak Kamer)
hij op 5 januari 2021 te 's-Gravenhage meerdere voorwerpen, te weten
- een Cartierzonnebril en- meerdere geldbedragen tot een totaal van
2.03,= euro voorhanden heeft gehad immers heeft hij, verdachte toen en daar
dat voorwerpen
diegeldbedragen, onder zich gehouden terwijl hij, verdachte wist dat
bovenomschreven voorwerpen geldbedrag(en) geheel - onmiddellijk of middelijk - afkomstig waren uit enigmisdrijf
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Medeplegen van computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt, meermalen gepleegd;
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte gedurende een aantal maanden schuldig gemaakt aan WhatsApp-fraude, ook wel vriend-in-nood-fraude genoemd. Zij namen WhatsApp-accounts van willekeurige personen over en benaderden via die WhatsApp-accounts vrienden en familieleden van die personen. Het oorspronkelijke, echte, account werd geblokkeerd en de verdachten deden zich voor als de persoon van wie het WhatsApp-account was. Zij meldden aan de vrienden en familieleden van die persoon dat zij dringend financiële hulp nodig hadden. Veelgebruikte excuses daarbij waren dat het om een spoedgeval ging en dat zij even niet bij hun spaargeld konden.
Als de vrienden en familieleden bereid waren om te helpen, kregen zij van de verdachten een Tikkie-betaalverzoek toegestuurd. De bedragen werden overgemaakt op bankrekeningen van zogenaamde geldezels; dit zijn doorgaans kwetsbare personen wiens bankrekeningen worden gebruikt. Als de Tikkie-betaalverzoeken waren voldaan, werd het geld zo snel mogelijk van de bankrekeningen opgenomen en kon dit niet meer worden getraceerd.
Naast de verzoeken om geld te lenen, benaderden de verdachte en de medeverdachte de vrienden en familieleden ook om nieuwe WhatsApp-accounts over te kunnen nemen. Zij lieten in dat geval een WhatsApp-verificatiecode versturen aan de betreffende persoon (bedoeld voor het inloggen op het WhatsApp-account van die persoon), en lieten vervolgens via WhatsApp weten dat zij per ongeluk een code naar die persoon hadden laten sturen, met het verzoek om die code aan hen (verdachten) door te geven. Als de verdachten de verificatiecode doorkregen, namen zij het WhatsApp-account van die persoon over. Daarmee hadden zij toegang tot een nieuwe groep potentiële slachtoffers die zij als ‘vriend in nood’ om financiële hulp konden vragen.
De verdachte en zijn medeverdachte gingen georganiseerd en professioneel te werk. De rechtbank acht in deze zaak de oplichting van tien slachtoffers en tweemaal computervredebreuk bewezen. De rechtbank gaat ervan uit dat dit slechts het topje van de ijsberg is geweest en dat er door de verdachte en zijn medeverdachte meer slachtoffers zijn gemaakt. Op basis van de verklaring ter zitting van de verdachte zelf, waaruit volgt dat hij 20% van het bedrag ontving dat op basis van een Tikkie betaalverzoek werd overgemaakt en dat hij in totaal € 20.000,- zou hebben verdiend met de door hem gepleegde WhatsApp-fraude, hebben hij en zijn medeverdachte hun slachtoffers in ieder geval voor een totaalbedrag van € 100.000,- benadeeld. Uitgaande van de gemiddelde bedragen die de slachtoffers in de ten laste gelegde feiten hebben overgemaakt, gaat het daarmee bij de oplichting alleen al om meer dan honderd slachtoffers.
Met zijn handelen heeft de verdachte niet alleen geld van zijn slachtoffers afhandig gemaakt. Hij heeft ook het vertrouwen dat zijn slachtoffers in hun medemens hadden weggenomen. Hij heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij hadden in hun vrienden of familieleden. Hiermee heeft hij het onderlinge vertrouwen ondermijnd. De verdachte en zijn medeverdachte hebben hier geen moment bij stil gestaan. Zij waanden zich veilig achter hun computers en dachten alleen maar aan het geld dat zij, kennelijk op kinderlijk eenvoudige wijze, over de ruggen van hun slachtoffers verdienden. Zij zagen de fraude die zij pleegden als een spelletje; de f-game. Het doel van dit spel was om zoveel mogelijk geld te ‘trekken’. Geen moment hebben zij stil gestaan bij hun slachtoffers; mensen die een vriend in nood dachten te helpen.
Daar komt nog bij dat de verdachte van een groot aantal mensen het WhatsApp-account heeft overgenomen of dat heeft geprobeerd. Ook op hen heeft het handelen van de verdachte een grote impact gehad. Deze slachtoffers hebben in onzekerheid verkeerd over wat er aan de hand was en wie er toegang had tot hun gegevens en verkeren dit mogelijk nog steeds. Voor hen is niet duidelijk of er privégegevens, zoals gesprekken en foto’s door de verdachten zijn gezien of opgeslagen. Daarmee hebben de verdachte ook een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van deze slachtoffers.
Naast de WhatsApp-fraude heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 2.030,- en een Cartier bril.
Dit alles neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk en een forse straf is dan ook op zijn plaats.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 april 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn er geen meldingen geweest die erop duiden dat de verdachte zich onttrekt aan de voorwaarden. De jeugdreclassering heeft regelmatig contact met de verdachte en zijn moeder. De verdachte en de jeugdreclassering denken dat het nuttig is de begeleidingsmaatregel voort te zetten. Enige controle bij de verdachte thuis, op school en op zijn stage biedt net dat steuntje in de rug dat de verdachte nodig heeft. In de thuissituatie doen zich geen problemen voor. De sfeer thuis is goed en de verdachte gaat wekelijks met zijn moeder naar de kerk. De verdachte heeft geen sport of andere actieve vrijetijdsbesteding.
De Raad adviseert een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een deels voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, waarbij aan Jeugdbescherming West opdracht wordt gegeven tot het houden van toezicht.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.3.3.
Overige persoonlijke omstandigheden
De verdachte is net 18 jaar. Ten tijde van de gepleegde feiten was hij nog minderjarig.
Hij heeft kort vóór de zitting zijn opleiding Verkoop/Retail bij het ROC positief afgerond en start in september met een nieuwe opleiding.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies
Gelet op de ernst van de feiten vindt de rechtbank dat in beginsel slechts een onvoorwaardelijke jeugddetentie volstaat.
De verdachte heeft al 45 dagen in voorarrest gezeten en is sinds 18 februari 2021 geschorst. De rechtbank heeft zichzelf de vraag gesteld of de verdachte nog terug moet naar de gevangenis. Gelet op de ernst en de omvang van de door hem gepleegde feiten valt daar veel voor te zeggen. De rechtbank heeft echter uiteindelijk toch voor een andere strafmodaliteit gekozen. De belangrijkste redenen hiervoor zijn dat de verdachte nog jong is, dat hij naar school gaat, tot op heden een blanco strafblad had en dat het opleggen van een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie de kans dat hij weer de fout in gaat waarschijnlijk niet zal verkleinen.
De verdachte hoeft dus niet meer terug naar de gevangenis. Wel vindt de rechtbank dat hij een forse taakstraf verdient, te weten een werkstraf voor de duur van 180 uur. Daarnaast zal de rechtbank, naast de tijd die hij al in voorarrest heeft gezeten, aan de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van zes maanden. Aan die voorwaardelijke jeugddetentie zal een proeftijd van twee jaar worden verbonden. In die twee jaar zal de verdachte mee moeten werken aan begeleiding door de jeugdreclassering. Hopelijk zal dit alles de verdachte in de toekomst op het rechte pad houden. Mocht de verdachte toch andere keuzes maken, dan hangt hem nog een jeugddetentie van zes maanden boven het hoofd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen bedrag van in totaal
€ 18.940,- en de zonnebril van het merk Cartier verbeurd te verklaren en de in beslag genomen devices te onttrekken aan het verkeer. Het overige geld, te weten € 2.500 en
€ 3.000, dat aan de moeder toebehoorde, is reeds aan haar teruggegeven.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen bedrag van € 2.030,- (nummers 1 en 2 op de beslaglijst), het in beslag genomen bedrag van € 16.910,- (nummer 3 op de beslaglijst) en de in beslag genomen zonnebril van het merk Cartier (nummer 11 op de beslaglijst) zullen worden verbeurd verklaard.
Deze voorwerpen behoren aan de verdachte toe. De voorwerpen zijn geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen.
De in beslag genomen devices (nummers 6 tot en met 10 op de beslaglijst) zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De bewezen feiten zijn met behulp van voornoemde voorwerp begaan.
De voorwerpen behoren toe aan de verdachte, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten waarvan de verdachte werd verdacht aangetroffen en deze kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Op de bedragen die reeds aan de moeder van de verdachte zijn teruggegeven (nummers 4 en 5 op de beslaglijst) hoeft niet meer te worden beslist.

9..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben slachtoffer 2 in de zaak Kamer (wiens gegevens bij de officier van justitie bekend zijn), [naam slachtoffer 7] en [naam slachtoffer 3] zich in het geding gevoegd, ter zake van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
De benadeelde partij slachtoffer 2 in de zaak Kamer vordert een bedrag van € 750,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 7] vordert een bedrag van € 918,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 1.102,45 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen voor toewijzing vatbaar.
9.2.
Standpunt verdediging
Gelet op het standpunt van de verdediging ten aanzien van de oplichting van slachtoffer 2 zaak Kamer, dat vrijspraak zou moeten volgen, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, dan wel dient deze vordering te worden afgewezen. Ten aanzien van de vorderingen van [naam slachtoffer 7] en [naam slachtoffer 3] heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door de onder 3 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vorderingen genoegzaam zijn onderbouwd, zullen deze worden toegewezen.
Nu de verdachte een deel van de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partijen slachtoffer 2 in de zaak Kamer en [naam slachtoffer 3] betaalt is de verdachte in zoverre jegens de deze benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag ten aanzien van slachtoffer 2 in de zaak Kamer vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 november 2020, vanaf 30 november 2020 ten aanzien van [naam slachtoffer 3] en vanaf 5 januari 2021 ten aanzien van [naam slachtoffer 7] .
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij slachtoffer 2 in de zaak Kamer een schadevergoeding betalen van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 7] een schadevergoeding betalen van € 918,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] een schadevergoeding betalen van € 1.102,45,vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138ab, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 225 (tweehonderdvijfentwintig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, gevestigd te Den Haag, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, gevestigd te Den Haag, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 tot en met 5: nummers 1, 2, 3 en 11 op de beslaglijst;
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de devices genoemd op de beslaglijst onder nummers 6 tot en met 10;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 7] , te betalen een bedrag van
€ 918,- (zegge: negenhonderdachttien euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij slachtoffer 2 in de zaak Kamer (wiens gegevens bekend zijn bij de officier van justitie), te betalen een bedrag van
€ 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 1.102,45 (zegge: duizendhonderdtwee euro en vijfenveertig eurocent),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partijen zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 7] te betalen
€ 918,-(hoofdsom,
zegge: negenhonderdachttien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij slachtoffer 2 in de zaak Kamer te betalen
€ 750,-(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] te betalen
€ 1.102,45(hoofdsom,
zegge: duizendhonderdtwee euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Amperse, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.J. Loorbach en J.S. van den Berge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juli 2021.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(Zaak Kamer + zaak Echo)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 oktober
2020 tot en met 5 november 2020 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of Venlo,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
meermalen, althans éénmaal
opzettelijk en wederrechtelijk
in (een gedeelte van) een geautomatiseerd werk te weten een server en/of een
computersysteem bevattende (een) Whatsapp-account(s), toebehorende aan [naam slachtoffer 1]
en/of [naam slachtoffer 2] ,
is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging, en/of
b. door een technische ingreep, en/of
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel, en/of
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid,
en/of vervolgens gegevens die waren opgeslagen, werden verwerkt of
overgedragen door dat (gedeelte van een) geautomatiseerd(e) werk waarin hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) zich wederrechtelijk bevond(en), voor
zichzelf of een ander heeft/hebben overgenomen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- zonder daartoe gerechtigd te zijn (middels een WhatsApp-verificatiecode)
ingelogd op het WhatsApp-account van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ,
althans zich onbevoegd toegang verschaft tot het WhatsApp-account van die
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- ( vervolgens) de WhatsApp gegevens, waaronder (onder andere) de opgeslagen
contacten van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] voor zichzelf en/of voor een
ander overgenomen, en/of
- ( vervolgens) vanuit het WhatsApp-account van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2]
één of meerdere berichten verzonden naar één of meerdere contacten
van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] als zijnde hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ;
2.
(Zaak Kamer + zaak Echo)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 oktober
2020 tot en met 5 november 2020 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of Venlo,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
(telkens)
met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels
[naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] heeft/hebben bewogen tot het ter beschikking
stellen van gegevens, te weten (inlog/verificatie-)code(s) en/of op zijn/haar
WhatsApp-account opgeslagen gegevens, hebbende verdachte en/of zijn
mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
(telkens):
- ( onder een valse naam zijnde [naam slachtoffer 8] en/of [naam slachtoffer 9] ) via
WhatsApp contact gelegd met voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] als zijnde hij,
verdachte, en/of één van zijn mededader(s) voornoemde [naam slachtoffer 8] en/of
[naam slachtoffer 9] (een WhatsApp-contact van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] ) en/of
- ( vervolgens) aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] (via WhatsApp) medegedeeld dat er
per ongeluk (een) SMS-bericht(en) met een code naar die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1]
was verzonden en/of gevraagd of die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] die code naar [naam slachtoffer 8]
en/of [naam slachtoffer 9] wilde app'en, en/of
vervolgens) het WhatsApp-account van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] overgenomen,
waardoor die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] werd(en) bewogen tot het ter beschikking
stellen van (een) code(s) en/of op zijn/haar WhatsApp-account opgeslagen
gegevens;
3.
(Zaak Kamer)
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van op 1 november 2020 tot en
met 5 januari 2021 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of Amersfoort, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels
slachtoffer 1 zaak Kamer en/of slachtoffer 2 zaak Kamer en/of [naam slachtoffer 7] en/of
één of meer andere perso(o)n(en) heeft/hebben bewogen tot afgifte van enig
goed, te weten één of meer geldbedrag(en) (totaal 5.110,= euro of
daaromtrent), in elk geval enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedriegelijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- ( onder een valse naam zijnde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 10] ) via WhatsApp
contact heeft/hebben gelegd met slachtoffer 1 zaak Kamer en/of slachtoffer
2 zaak Kamer en/of [naam slachtoffer 7] en/of één of meer andere perso(o)n(en) als
zijnde hij, verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 10]
(een WhatsApp-contact van die slachtoffer 1 zaak Kamer en/of
slachtoffer 2 zaak Kamer en/of [naam slachtoffer 7] en/of één of meer andere perso(o)n(en))
en/of
- ( vervolgens) (via WhatsApp) aan die slachtoffer 1 zaak Kamer en/of
slachtoffer 2 zaak Kamer en/of [naam slachtoffer 7] , althans één of meer andere
perso(o)n(en) een WhatsApp-bericht verzonden dat voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 10]
geld nodig had(den) en/of (vervolgens) die slachtoffer 1 zaak Kamer
en/of slachtoffer 2 zaak Kamer en/of [naam slachtoffer 7] , haar, [naam slachtoffer 1] en/of hem, [naam slachtoffer 10]
wilde(n) helpen door één of meer geldbedrag(en) over te boeken (met
behulp van een zogeheten "Tikkie") naar bankrekening [rekeningnummer 1]
en/of [rekeningnummer 3] , althans een bankrekening (waarover hij, verdachte
en/of zijn mededader(s) de beschikking had(den),
waardoor die slachtoffer 1 zaak Kamer en/of slachtoffer 2 zaak Kamer en/of
[naam slachtoffer 7] en/of één of meer andere perso(o)n(en)(telkens) werd(en) bewogen tot
afgifte van één of meer geldbedrag(en);
4.
(Zaak Reader)
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 30 november 2020 tot en met
2 december 2020 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)
met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels
[naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 5]
en/of één of meer andere perso(o)n(en) heeft/hebben bewogen tot afgifte van
enig goed, te weten één of meer geldbedrag(en) (totaal 2.802,45 euro of
daaromtrent), in elk geval enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk
en/of bedriegelijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- ( onder een valse naam zijnde één of meer vooralsnog onbekende personen en/of
[naam slachtoffer 11] ) via WhatsApp contact heeft/hebben gelegd met die [naam slachtoffer 3]
en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 5] en/of
één of meer andere perso(o)n(en)als zijnde hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) voornoemde één of meer vooralsnog onbekende personen en/of
[naam slachtoffer 11] (een WhatsApp-contact(en) van die [naam slachtoffer 3] en/of
[naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 5] ) en/of
- ( vervolgens) (via WhatsApp) aan die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4]
en/of [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 5] , althans één of meer
andere perso(o)n(en) (een) WhatsApp-bericht(en) verzonden dat voornoemde
[naam slachtoffer 11] en/of één of meer vooralsnog onbekende personen geld nodig
had(den) en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of
[naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 5] hem/haar [naam slachtoffer 11] en/of één of
meer vooralsnog onbekende personen, wilde(n) helpen door één of meer
geldbedrag(en) over te boeken (met behulp van een zogeheten "Tikkie") naar
bankrekening(en) [rekeningnummer 1] en/of [rekeningnummer 4] en/of
[rekeningnummer 5] ), althans één of meerdere bankrekening(en) (waarover hij,
verdachte en/of zijn mededader(s) de beschikking had(den),
waardoor die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 6] en/of
[naam slachtoffer 5] (telkens) werd(en) bewogen tot afgifte van één of meer
geldbedrag(en);
5.
(Zaak Algemeen dossier Quarta + zaak Kamer)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november
2020 tot en met 5 januari 2021 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)
(a)
Van een of meerdere voorwerpen, te weten
- een (Cartier) (zonne)bril en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 24.400,= euro of
daaromtrent, althans (telkens) één of meerdere geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of
heeft verhuld dan wel verbogen heeft gehouden of heeft verhuld wie de
rechthebbende op dit voorwerp/deze voorwerpen is en/
dan wel
(b)
een of meerdere voorwerpen, te weten
- een (Cartier) (zonne)bril en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 24.400,= euro of
daaromtrent, althans (telkens) één of meerdere geldbedrag(en),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet
en/of
van een of meerdere voorwerpen, te weten
- een (Cartier) (zonne)bril en/of
- één of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 24.400,= euro of
daaromtrent, althans (telkens) één of meerdere geldbedrag(en),
gebruik heeft gemaakt,
immers hebben/heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar
(telkens)
die/dat voorwerpen en/of geldbedrag(en), die/dat (telkens) ontvangen waren/was
door zogenaamde Tikkie betalingen/overboekingen van derden, althans die/dat
geldbedrag(en)/voorwerp(en), onder zich genomen en/of gehouden en/of
uitgegeven voor privé-doeleinden en/of gestort op één of meerdere privé
bankrekening(en) en/of verborgen in (een) bankkluis/bankkluizen,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat
bovenomschreven voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) (telkens) geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middelijk - afkomstig waren/was uit enig(e)
misdrijf/misdrijven
en/of
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks 1 november 2020 tot en met 5 november 2020, te Rotterdam,
althans in Nederland,
een voorwerp, te weten één of meerdere geldbedragen, (totaal ongeveer 24.400,=
euro) en/of een (Cartier) (zonne)bril, heeft verworven en/of voorhanden heeft
gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was
uit enig eigen misdrijf.