Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 t/m 8 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich meldt bij Reclassering Nederland;
- met opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
4..Waardering van het bewijs
Op 1 november 2020 kreeg zij een verificatiecode voor WhatsApp toegestuurd. Vervolgens kreeg zij een bericht van één van haar contacten, waarin stond dat diegene de verificatiecode per ongeluk naar aangeefster [naam slachtoffer 1] had gestuurd en waarin haar werd verzocht om die code naar het betreffende contact door te sturen. Nadat de aangeefster de verificatiecode had doorgestuurd, werd haar WhatsApp-account overgenomen en bleek zij het slachtoffer te zijn geworden van WhatsApp-fraude. Zij ontving van meerdere contactpersonen berichten dat vanaf haar WhatsApp-account en uit haar naam betaalverzoeken werden verstuurd. Zij heeft geprobeerd haar contacten te waarschuwen maar voor twee van hen was het te laat; zij hadden al geld overgemaakt. Het door hen gestorte bedrag werd direct weggesluisd.
Via telefoonnummers, rekeningnummers en IP-adressen die betrokken waren bij de Tikkie-betaalverzoeken, is de politie uitgekomen bij de verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Gedurende het onderzoek is gebleken dat meerdere aangiftes kunnen worden gekoppeld aan deze verdachten.
€ 400,- en € 600,- die zijn aangetroffen op zijn slaapkamer van hem kunnen zijn, maar dat hij het niet zeker weet. De rechtbank stelt, gelet op de verklaring van de verdachte en de plek waar een deel van het geld is aangetroffen (de slaapkamer van de verdachte), vast dat de verdachte al deze bedragen voorhanden heeft gehad.
middellijkafkomstig waren van enig misdrijf.
,=euro , (zijnde
5..Strafbaarheid feiten
van het plegen van witwassen een gewoonte maken
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straffen
10 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
17 jaar en dus minderjarig was, en ten tijde van een deel van de gepleegde delicten 18 jaar was, en dus meerderjarig. De rechtbank ziet aanleiding om ook ten aanzien van de delicten die door de verdachte zijn gepleegd toen hij al 18 jaar was op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte woont nog thuis en gaat naar school. Het dossier bevat aanwijzingen dat de verdachte zich al geruime tijd vóór het bereiken van de 18-jarige leeftijd bezighield met het plegen van soortgelijke strafbare feiten. De reclassering adviseert expliciet het jeugdstrafrecht toe te passen en ziet mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
8..In beslag genomen voorwerpen
9..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
10..Toepasselijke wettelijke voorschriften
11..Bijlagen
12..Beslissing
voor de duur van 282 (tweehonderdtweeëntachtig) dagen;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
werkstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
€ 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij slachtoffer 2 in de zaak Kamer te betalen
€ 750,-(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] te betalen
€ 1.102,45(hoofdsom,
zegge: duizendhonderdtwee euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;