Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het exploot van dagvaarding van 14 februari 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van repliek in conventie en de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende een conclusie van repliek in reconventie, met productie;
- de conclusie van dupliek in reconventie;
- de brief van [persoon B] van 27 oktober 2020 met producties ten behoeve van de mondelinge behandeling;
- de op 30 oktober 2020 overgelegde productie van [persoon A] ten behoeve van de mondelinge behandeling;
- de brief van [persoon B] van 6 november 2020 met een aanvullende productie ten behoeve van de mondelinge behandeling;
- de akte van [persoon A] van 20 januari 2021 houdende overlegging producties met toelichting;
- de akte van [persoon B] van 3 maart 2021 houdende reactie op producties [persoon A] van 20 januari 2021, met productie;
- de antwoordakte van [persoon A] van 3 maart 2021 tevens akte houdende reactie op overlegging hypotheekofferte van de man en overlegging producties 7, 8 en 9;
- de brief van 1 april 2021 van [persoon B] , met producties;
- de akte overlegging nadere bijlagen van [persoon A] van 19 mei 2021, met producties.
2..De feiten
3. Het geschil
- [persoon B] te veroordelen ervoor zorg te dragen dat [persoon A] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de totale geldlening bij Van Lanschot Bankiers wordt gevrijwaard en dat zij wordt gevrijwaard ten aanzien van de verstrekking van zekerheidsstelling voor de geldlening van haar twee Loss of License polissen. Bij weigering van [persoon B] om hieraan mee te werken, dan moet [persoon B] worden veroordeeld om mee te werken aan de verkoop van het bedrijfspand en woning aan de [adres] te Gorinchem;
- [persoon B] te veroordelen om de door haar gedane investeringen in de woning en het bedrijf van [persoon B] aan haar terug te betalen ten bedrage van € 410.927,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding;
- [persoon B] te veroordelen om de lening van € 50.000,- aan haar terug te betalen met betaling van de wettelijke rente vanaf 1 november 2011 ad € 16.667,- en te vermeerderen met de nog te vervallen rentebedragen vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
- met veroordeling van [persoon B] in de kosten van deze procedure.
4..De beoordeling
in conventie
- In het jaar 2007 is totaal minder contant opgenomen van de bankrekening dan is voldaan op de onderhavige posten. Hieruit concludeer ik dat een deel van de betalingen in 2007 ad € 1.444,87 niet kan zijn voldaan uit opnames van deze bank;
- Afgezien van het jaar 2007 blijkt dat alle gestelde betalingen kunnen hebben plaatsgevonden uit de opnames van de bankrekening in Monaco (…);
- Er was sprake van meerdere contante opnames op één dag waarbij de totaalbedragen van de opnames hoger liggen in een periode waarin grote posten zijn voldaan;
- Bij een aantal posten (zoals de aanschaf van twee auto’s in respectievelijk juni 2013 en januari 2014) sluit zowel het moment als het bedrag van de opname aan bij de betaling van de betreffende post. Bij andere posten (zoals twee andere auto’s) is dit verband aanwezig, maar minder sterk en gaat het om totaaltellingen van meerdere opnames.
onbetwistbaar verbandte leggen tussen de opnames en de betaling van de onderhavige posten”. Ook schrijft mr. [naam fiscaal jurist] alleen dat “
alle gestelde betalingenkunnenhebben plaatsgevonden uit opnames van de bankrekening in Monaco”. Dit is echter onvoldoende om als vaststaand aan te nemen dat de contante opnames ook daadwerkelijk gebruikt zijn voor de door [persoon A] gestelde investeringen. Mr. [naam fiscaal jurist] schrijft immers ook “
niet volledig uit te sluiten dat de opname voor andere doeleinden is gebruikt en de betaling wellicht vanuit andere bronnen heeft plaatsgevonden”. De mogelijkheid blijft dus bestaan dat de investeringen op een andere wijze (uit het bouwdepot of uit de onderneming) betaald zijn, zoals door [persoon B] is gesteld. Het rapport van mr. [naam fiscaal jurist] is derhalve onvoldoende om als vaststaand aan te nemen dat [persoon A] een bedrag van € 410.927,- heeft geïnvesteerd in de bedrijfsruimte en de woning.
Vanaf 2012 is de rente in de boekhouding administratief verwerkt als zijnde betaald uit privé cq onderling in privé verrekend” onvoldoende onderbouwd dat de rente privé verrekend is, want de boekhouder schrijft in deze mail ook “
wat daar de exacte onderlinge afspraak bij was weet ik niet en kan ik ook niet zo reproduceren”. [persoon B] had derhalve nader moeten onderbouwen hoe die privé verrekening heeft plaatsgevonden, maar heeft dat niet gedaan zodat de privé verrekening niet is komen vast te staan. Dit betekent dat [persoon B] zal worden veroordeeld om naast de geldlening ook de rente aan [persoon A] te betalen. De hoogte hiervan heeft [persoon B] niet bestreden, zodat een rente van € 16.667,- tot de dag van dagvaarding toewijsbaar is en eveneens toewijsbaar is de opengevallen rentebedragen na de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening.