ECLI:NL:RBROT:2021:7772

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/591677 / HA ZA 20-189
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
  • mr. A.F.L. Geerdes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een middellijk bestuurder voor onrechtmatige daad in het kader van een koopovereenkomst

In deze zaak vorderde Neptune Shipyards B.V. schadevergoeding van [gedaagde], die als middellijk bestuurder van [naam bedrijf 1] wordt beschouwd. De vordering was gebaseerd op onrechtmatige daad, omdat [gedaagde] volgens Neptune de vennootschap had bewogen om een koopovereenkomst aan te gaan zonder dat er voldoende zekerheid voor betaling was. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet kon worden verweten dat hij bij het aangaan van de overeenkomst wist of redelijkerwijs moest begrijpen dat [naam bedrijf 1] niet aan haar verplichtingen kon voldoen. De rechtbank stelde vast dat [gedaagde] de GIJS had laten verschepen naar een derde partij zonder betaling te bedingen, wat resulteerde in het onttrekken van een goed aan het vermogen van de failliete vennootschap. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] onrechtmatig had gehandeld jegens Neptune en dat hij gehouden was tot schadevergoeding. De schade werd niet direct begroot, maar de rechtbank verwees de zaak naar de schadestaatprocedure. De proceskosten werden toegewezen aan Neptune, en de rechtbank verklaarde de veroordeling tot schadevergoeding uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/591677 / HA ZA 20-189
Vonnis van 28 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEPTUNE SHIPYARDS B.V.,
gevestigd te Hardinxveld-Giessendam,
eiseres,
advocaat mr. H.W. ten Katen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. Kooiman te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Neptune en [gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 januari 2020, met producties 1 tot en met 27;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 25;
  • de conclusie van repliek, met producties 28 tot en met 33;
  • de conclusie van dupliek;
  • het B16-formulier van 15 maart 2021 van Neptune, met productie 34;
  • de akte van 25 maart 2021 van Neptune met beslagstukken;
  • de brief van 31 maart 2021 van Neptune, met producties 35 tot en met 39;
  • de brief van 14 april 2021 van [gedaagde] .
1.2.
Op 25 maart 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij de griffier aantekening heeft gehouden van het verhandelde. Daarbij hebben de raadslieden spreekaantekeningen overgelegd. Op 15 april 2021 heeft een voortzetting van de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Ook daarvan heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Neptune is een maritieme dienstverlener, gespecialiseerd in de bouw van schepen voor de offshore- en baggerindustrie.
2.2.
[gedaagde] is middellijk bestuurder van [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ). De hierna genoemde handelingen van [naam bedrijf 1] zijn alle door [gedaagde] als (middellijk) bestuurder verricht.
2.3.
Omstreeks april 2016 zijn Neptune en [naam bedrijf 1] overeengekomen dat Neptune aan [naam bedrijf 1] een zuiger Euro Dredger 450, genaamd ‘de GIJS’ (hierna: de GIJS) die zij zelf had gebouwd zou verkopen en leveren voor een bedrag van € 1.350.000,- (hierna: de koopovereenkomst).
2.4.
[naam bedrijf 1] had het plan om de GIJS door te verkopen en leveren aan (een onderneming van) [naam persoon] (hierna: [naam persoon] ) uit de Malediven.
2.5.
Neptune en [naam bedrijf 1] zijn voorts overeengekomen dat [naam bedrijf 1] voor Neptune spudpalen, bestaande uit een viertal onder- en een viertal bovenpalen, zou produceren. De spudpalen zouden worden verkocht en geleverd aan Neptune.
2.6.
In een (niet-ondertekende) opdrachtbevestiging van Neptune van 1 april 2016 is het volgende vermeld:
“(…)
- De aankoop van een Euro dredger 450; Cutter suction dredger 450, bekend onder bouwnummer [nummer] door [naam bedrijf 2] van Neptune Shipyards voor de prijs van € 1.350.000,00, "as is where is", zoals geïnspecteerd dd 31-3-2016 door beide partijen.
- De partijen zijn de volgende betaling overeengekomen:
50% bij opdracht (heden)
50% voor oplevering (medio april)
- Overige voorwaarden conform VNSI. (…)”
2.7.
In een (slechts door [naam bedrijf 1] ondertekende) opdrachtbevestiging van [naam bedrijf 1] van 17 mei 2016 staat onder meer het volgende:
“(…)
Via deze brief bevestigen wij de opdracht voor de levering van de csd 450 zoals op uw werf
gebouwd.
Voor een totaalprijs van euro 1.350.000,- exclusief b.t.w.
Daar het project enige vertraging heeft opgelopen, is de afname gepland op eind juni 2016.
De betalingstermijnen zullen zijn:
1e betaling euro 500.000,- exclusief b.t.w. 27 juni 2016,
2e betaling euro 500.000,- exclusief b.t.w. 27 juli 2016,
3e betaling euro 350.000,- exclusief b.t.w. 27 augustus 2016. (…)”
2.8.
In een brief van [naam bedrijf 1] aan Neptune van 20 oktober 2016 staat onder meer het volgende:
“(…) Om de financiële afwikkeling goed voor elkaar te krijgen is er de afgelopen weken aan diverse fronten gewerkt.
  • De eerste aanbetaling vanuit Maldives wordt in week 42/43 door de bankiers gerealiseerd door middel van een L/C.
  • De tweede aanbetaling volgt wanneer de csd op transport gaan naar Maldives, dit wordt door middel van een officieel document gerealiseerd.
  • De derde betaling wordt de csd in een lease constructie gebracht, de lease wordt gedaan door een nederlandse partij, voor een periode van 2 jaar. Voor deze lease constructie, heb ik nodig een overdracht bewijs van Neptune, dit overdracht bewijs heb ik vandaag nodig. (…)”
2.9.
In een brief van [naam bedrijf 1] aan Neptune van 30 oktober 2016 staat onder meer het volgende:
“(…) De werkzaamheden voor een L/C en transport worden door [gedaagde] nog gerealiseerd. (…) Om bovenstaande reden heb ik besloten om beide projecten los van elkaar te gaan zien, dit om de levertijd van de spudpalen voor medio januari te realiseren zonder de cash flow probleem van csd verkoop hierbij te betrekken. (…)
Om de levertijd te garanderen wil ik de betalingstermijn gaan handhaven en bij verkoop csd wil ik direct afrekenen.
De L/C is geactiveerd bij de bank en wordt nu verder uitgewerkt.
De aanbetaling wordt gedaan nadat de csd is geladen op een vrachtschip. (…)”
2.10.
In een brief van [naam bedrijf 1] aan Neptune van 6 november 2016 staat onder meer het volgende:
“(…) Zoals reeds aangegeven verloopt de betalingsvoorwaarde vanuit de klant Maldives erg stroef. Dus werd er getracht om extern financiële middelen aan te trekken, dit is mislukt daar de bewuste documenten niet waren overlegd door Neptune. (…)
Daarnaast is er afgelopen weekend gesproken met de eindgebruiker van de CSD 450.
Men heeft aangegeven dat men voor 15 november 2016 een bank garantie zal afgeven.
Ook is er een garantie gegeven dat men de tweede betaling zal doen, 10 dagen na het laden van de csd boord van ocean vessel. (…)
Zoals reeds eerder aangegeven heeft de eindgebruiker van de csd, aangegeven om voor 15 november 2016 garanties af te geven.
Als deze garanties voor 15 november 2016 bij onze bank beschikbaar zijn, kunnen we over andere aspecten beschikken waardoor alles gemakkelijker kan verlopen. (…)”
2.11.
Op 16 november 2016 is de GIJS met het vaartuig [naam vaartuig 1] uit Antwerpen vertrokken. Als gevolg van noodweer is de [naam vaartuig 1] teruggekeerd naar de haven van Rotterdam.
2.12.
Op 22 december 2016 is de GIJS geladen op een ander vaartuig, genaamd [naam vaartuig 2] . De verwachte aankomstdatum in de Malediven was 12 januari 2017.
2.13.
[naam bedrijf 1] heeft op 10 januari 2017 aan Neptune een e-mail gestuurd met daarin de Bill of Lading (hierna: B/L) met betrekking tot de GIJS. Op de B/L is [naam bedrijf 1] als shipper vermeld en [naam bedrijf 3] (hierna: [naam bedrijf 3] ) als consignee. De B/L dateert van 16 november 2016. [naam bedrijf 3] is onder meer door [naam persoon] opgericht.
2.14.
Eveneens op 10 januari 2017 heeft [naam bedrijf 1] aan Neptune een brief gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
“(…) Op 16 november 2016 is de vessel mv “ [naam vaartuig 1] ” vertrokken uit Antwerpen met de geladen csd aan boord. De verwachte ETA in Male was 15 december 2016.
Onderweg naar Engeland heeft de mv “ [naam vaartuig 1] ” schade opgelopen en is retour gevaren naar Rotterdam voor reparatie.
Deze reparatie was groter dan verwacht en daarom is besloten door BBC Chartering om de csd over te laden op een andere vessel t.w. mv “ [naam vaartuig 2] ”.
Deze is vertrokken uit Rotterdam op 16 december 2016 met een verwachte ETA van 12 januari 2017.
Mv “ [naam vaartuig 2] ” stond gepland voor het aanleggen in 4 havens met als laatste Alexandrië voor aankomst in Male Maldives.
Alleen door omstandigheden is mv “ [naam vaartuig 2] ” vanaf 25 december 2016 in de Middellandse
Zee en vanaf 10 januari 2017 in Alexandrië. Volgens de laatste berichten is het vertrek gepland van
Alexandrië naar Male op 12 januari 2017. De ETA is nu 24 januari 2017. (…)
Alleen door deze vertragingen blijven de betalingen op hold staan totdat mv “ [naam vaartuig 2] ” in het Suez Canal is.
Door deze acties van [naam vaartuig 2] komen wij “ [naam bedrijf 1] ” in de problemen qua cash flow (…)
Bijgaand het schema zoals ontvangen vanuit Maldives; zoals u kunt zien zouden wij 7 januari 2017
een betaling ontvangen van $ 400.000,--. Door te late levering van [naam bedrijf 4] blijft ook deze
betaling achter. (…)”
2.15.
Op 27 januari 2017 is de GIJS gearriveerd in de Malediven. De GIJS is in ontvangst genomen door [naam bedrijf 3] / [naam persoon] .
2.16.
In een brief van 16 maart 2017 van [naam bedrijf 1] aan [naam persoon] (ondertekend door [gedaagde] namens [naam bedrijf 1] en [naam persoon] mede namens [naam bedrijf 3] ) staat met betrekking tot de betalingen onder meer het volgende:
“(…) Due to not finalize the finance program for payment [naam bedrijf 1] in Zuidland Holland, today 16 march 2017, a new payment overview is made by [gedaagde] and [naam persoon] . The payments who will mentioned, the payment date is the date that the amount of money must be on our bank account in Holland.
1) Payment 20 march 2017; $400.000,--
2) Payment 19 april 2017; $300.000,--
3) Payment 19 may 2017; $300.000,--
4) Payment 19 June 2017; $300.000,--
5) Payment 19july 2017; $300.000,--
6) Payment 19 august 2017; $346.000,--
7) Payment 20 september 2017; $250.000,--; pending on the cost make for dredge masters, spare parts and repairs, specification will made during the operation.
8) Payment 20 October 2017; $250.000,--; pending on the cost make for dredge masters, spare parts and repairs, specification will made during the operation.
9) Payment 20 november 2017; $250.000,--; pending on the cost make for dredge masters, spare parts and repairs, specification will made during the operation (…)
The CSD450 (Gijs) remains property until the payment 1 to 6 is fulfilled of [naam bedrijf 1] to Zuidland in the Netherlands (…)
Is not the payment deadlines met, you will be personally responsible and we will complete on all your affairs. (…)”
2.17.
[naam bedrijf 1] heeft [naam persoon] op 3 april 2017 aangeschreven omdat zij geen betaling van [naam bedrijf 3] had ontvangen.
2.18.
[naam bedrijf 1] heeft de koopsom van de GIJS niet (volledig) aan Neptune voldaan.
2.19.
Bij vonnis van 28 mei 2019 van deze rechtbank is [naam bedrijf 1] in staat van faillissement verklaard.

3..Het geschil

3.1.
Neptune vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“(…) te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is en gedaagde te veroordelen om aan Neptune haar schade te betalen ten bedrage van EUR 1.107.319 (zegge: een miljoen honderdzevenduizend driehonderdnegentien euro) te vermeerder[en] met de wettelijke rente sinds [gedaagde] in verzuim is alsmede de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van EUR 6.775,00 (zegge: zesduizend zevenhonderd vijfenzeventig euro).”
3.2.
Neptune heeft aan haar vordering - kort samengevat - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] (als middellijk bestuurder van [naam bedrijf 1] ) onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door haar onder valse voorwendselen in een overeenkomst te lokken, de GIJS op basis van een onjuiste voorstelling van zaken van haar te verkrijgen en vervolgens de koopprijs aan Neptune niet te betalen. [gedaagde] wist bij het aangaan van de overeenkomst althans behoorde te begrijpen dat [naam bedrijf 1] niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de ontstane schade. [gedaagde] heeft voorts de GIJS verkocht en geleverd aan een derde op de Malediven zonder enige vorm van zekerheid van betaling te bedingen. [gedaagde] is om die reden aansprakelijk voor de door Neptune geleden schade.
3.3.
De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen van Neptune, met veroordeling van Neptune, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, alsmede de nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Inleiding

4.1.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of [gedaagde] (als middellijk bestuurder van [naam bedrijf 1] ) op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk kan worden gehouden ten aanzien van het onbetaald blijven van de vordering van Neptune op [naam bedrijf 1] .
4.2.
Voor zover Neptune heeft gesteld dat [gedaagde] jegens haar niet alleen aansprakelijk is in hoedanigheid van bestuurder van [naam bedrijf 1] , maar tevens – los van een onbehoorlijke taakuitoefening – op grond van onrechtmatige daad, overweegt de rechtbank dat de gedragingen die [gedaagde] worden verweten gedragingen betreffen handelend in hoedanigheid van bestuurder van [naam bedrijf 1] . Dat handelen zal worden beoordeeld aan de hand van het kader voor een onrechtmatig handelend bestuurder van een rechtspersoon; daarnaast is geen ruimte voor een andere toepassing van artikel 6:162 BW.
Beoordelingskader
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, het uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Dat uitgangspunt is een van de fundamenten onder het rechtspersonenrecht en kan niet licht opzij worden gezet. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.4.
Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als zojuist bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. Indien (i) de bestuurder namens de vennootschap een verbintenis is aangegaan en de vordering van de schuldeiser onbetaald blijft en onverhaalbaar blijkt, kan persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder worden aangenomen indien deze bij het aangaan van die verbintenis wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem persoonlijk ter zake van de benadeling geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. In de kern houdt dit zogenoemde ‘Beklamelcriterium’ de eis in dat de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser van de vennootschap als gevolg van zijn handelen schade zou lijden.
4.5.
In geval van benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering kan persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder voorts worden aangenomen indien (ii) deze heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In dat geval kan de betrokken bestuurder voor schade van de schuldeiser in ieder geval aansprakelijk worden gehouden als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen. In dit onder (ii) bedoelde geval draait het, kort gezegd, om frustratie van betaling en verhaal.
4.6.
In beide gevallen moet de betreffende bestuurder een persoonlijk verwijt worden gemaakt. Het verwijt zal hierna worden besproken. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaarde dat een verwijt
persoonlijkis, wordt voldaan. Immers: het was [gedaagde] (en niemand anders) die handelde als (indirect) bestuurder van [naam bedrijf 1] .
Beklamel-toets
4.7.
Met betrekking tot het in 4.4 onder (i) genoemde geval stelt Neptune dat [gedaagde] bij het aangaan van de koopovereenkomst namens [naam bedrijf 1] wist dat [naam bedrijf 1] onvoldoende liquide middelen had om haar verplichtingen onder de koopovereenkomst na te komen. Deze stelling van Neptune slaagt niet.
4.7.1.
De rechtbank stelt voorop, dat het criterium niet is of [naam bedrijf 1] aan haar verplichtingen kon voldoen, maar of [gedaagde] wist dat [naam bedrijf 1] daar niet aan kon voldoen
en geen verhaal zou bieden. Ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst kon [naam bedrijf 1] prima verhaal bieden, want als zij zelf niet zou worden betaald en zelf niet zou betalen, dan kon Neptune zich verhalen op de GIJS. Een mogelijk gebrek aan liquide middelen is onder deze omstandigheden een ondernemersrisico dat mocht worden genomen. Ondernemen behelst dat soms verbintenissen worden aangegaan in de (redelijke) verwachting dat deze door toekomstige verkopen worden gedekt.
4.7.2.
Neptune heeft weliswaar gesteld dat [gedaagde] het risico heeft genomen dat de GIJS werd verkocht en geleverd aan een derde zonder ook maar enige betaling te ontvangen of zekerheid daarvoor te bedingen, maar - voor zover dit al kan worden aangenomen - betekent ook dit niet zonder meer dat het voor [gedaagde] bij het aangaan van de koopovereenkomst al duidelijk was dat [naam bedrijf 1] niet aan haar verplichtingen kon voldoen. [gedaagde] heeft in dit verband aangevoerd dat hij ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst geen enkele reden had om te twijfelen aan de toezeggingen van de afnemer van de GIJS uit de Malediven omtrent de afname en de betaling. Neptune heeft in reactie daarop niet gesteld op basis waarvan [gedaagde] , toen hij de koopovereenkomst met Neptune sloot, wel moest twijfelen. Dat uiteindelijk niet betaald is, is wijsheid achteraf.
Onttrekken van verhaalsbestanddelen
4.8.
Ten aanzien van de in 4.5 onder (ii) genoemde situatie verwijt Neptune [gedaagde] onder andere dat hij onder een onjuiste voorstelling van zaken (namelijk dat [naam bedrijf 1] tegen afgifte van een cognossement betaling van de koper uit de Malediven zou verkrijgen) Neptune heeft bewogen de GIJS uit handen te geven en de GIJS vervolgens heeft verkocht en geleverd aan [naam bedrijf 3] en de GIJS daarmee buiten het bereik van [naam bedrijf 1] heeft gebracht, zonder daarbij (zekerheid van) betaling te ontvangen van de koper.
4.9.
[gedaagde] heeft zich verweerd met de stelling dat Neptune nimmer als voorwaarde heeft gesteld dat de gehele koopsom werd betaald alvorens de GIJS aan [naam bedrijf 1] werd geleverd.
4.9.1.
Dit verweer faalt. Indien al moet worden uitgegaan van de betalingstermijnen genoemd in de opdrachtbevestiging van de zijde van [gedaagde] , (zie overweging 2.7, partijen twisten hierover) is het zo dat de levering van de GIJS in ieder geval samenviel met de eerste termijnbetaling.
4.9.2.
Verder volgt uit de - door [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd weersproken - stellingen van Neptune dat [gedaagde] namens [naam bedrijf 1] meermaals toezeggingen heeft gedaan met betrekking tot de betaling van de koopprijs, nog vóór de daadwerkelijke afgifte van de GIJS in november 2016, zie overwegingen 2.8 tot en met 2.10. Uit de daarin genoemde brieven kan worden opgemaakt dat [gedaagde] Neptune steeds heeft voorgehouden dat er betaald zou worden, op basis waarvan Neptune (kennelijk) heeft besloten de GIJS af te geven aan [naam bedrijf 1] .
4.9.3.
Gelet op deze toezeggingen van [gedaagde] acht de rechtbank ook niet van belang of Neptune als voorwaarde heeft gesteld dat [naam bedrijf 1] een Letter of Credit had. Dat, zoals [gedaagde] aanvoert, Neptune bij de afgifte van de GIJS aan [naam bedrijf 1] geen eigendomsvoorbehoud heeft gemaakt (iets wat Neptune betwist) doet uiteraard niet af aan de verantwoordelijkheid die [gedaagde] als bestuurder van [naam bedrijf 1] heeft.
4.10.
Vaststaat dat [gedaagde] de GIJS heeft laten verschepen naar een ontvanger die niet [gedaagde] / [naam bedrijf 1] zelf was, namelijk [naam bedrijf 3] , en dat de GIJS op de Malediven door [naam bedrijf 3] in ontvangst is genomen. Dat [naam bedrijf 1] een eigendomsvoorbehoud heeft gemaakt bij het leveren van de GIJS kan wellicht zo zijn, maar vaststaat in elk geval dat dit niet heeft kunnen verhinderen dat de [naam bedrijf 3] de GIJS op haar naam registreerde in het scheepsregister en dat [naam bedrijf 1] de macht over de GIJS verloor. Het door [naam bedrijf 1] gesteld bedongen eigendomsvoorbehoud heeft geen enkel effect gehad. Geconcludeerd kan worden dat [gedaagde] de controle over de GIJS uit handen heeft gegeven.
4.11.
Vervolgens heeft [gedaagde] geen reële concrete stappen genomen om die controle terug te krijgen of enige betaling voor de GIJS te vorderen. [gedaagde] / [naam bedrijf 1] heeft (op advies van zijn advocaat) niet geprocedeerd tegen [naam bedrijf 3] , omdat zij geen verhaal zou bieden, maar enige onderbouwing van deze stelling ontbreekt en zij is in het licht van het feit dat [naam bedrijf 3] in elk geval moet hebben beschikt over de GIJS, op voorhand niet aannemelijk. Ook is niet gebleken (zoals wel aangevoerd maar niet onderbouwd) dat [gedaagde] op andere wijze heeft gepoogd de GIJS weer in bezit te krijgen of [naam bedrijf 3] aan haar verplichtingen te houden.
4.12.
Dit alles heeft ervoor gezorgd dat een goed aan het vermogen van [naam bedrijf 1] is onttrokken, waarop Neptune zich in voorkomend geval zou hebben kunnen verhalen voor haar vordering op Neptune. [gedaagde] heeft door zijn handelwijze de situatie in het leven geroepen dat [naam bedrijf 1] haar verplichtingen jegens Neptune niet kon nakomen en dat zij geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Dat is onrechtmatig jegens Neptune. [gedaagde] is gehouden tot vergoeding van de schade die Neptune daardoor heeft geleden.
Schadeomvang
4.13.
Neptune stelt dat haar schade gelijkstaat aan de koopprijs van de GIJS, die zij nimmer (volledig) heeft ontvangen. Dit is door [gedaagde] betwist.
4.14.
De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de schade die Neptune stelt te hebben geleden als gevolg van de verweten gedragingen niet zonder meer is gelijk te stellen aan de onbetaalde vordering van Neptune. [naam bedrijf 1] is inmiddels failliet. Voor de beoordeling van de omvang van de schade is (mede) bepalend het bedrag dat Neptune toekomt in de verdeling in het faillissement van [naam bedrijf 1] en het antwoord op de vraag hoe die verdeling zou zijn geweest als het bedrag ter hoogte van de verkoopsom van de GIJS wel onderdeel van de boedel was geweest. Gesteld noch gebleken is dat het faillissement van [naam bedrijf 1] is afgewikkeld. Omdat de rechtbank zich thans niet in staat acht de schade te begroten, zal zij [gedaagde] veroordelen tot betaling aan Neptune van een bedrag ter vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige daad van [gedaagde] , op te maken bij staat.
4.15.
Op de door Neptune gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, die onderdeel zijn van de schade, zal eveneens worden beslist in de schadestaatprocedure.
4.16.
Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van Neptune worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
Proceskosten en uitvoerbaarheid bij voorraad
4.17.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Neptune worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 86,85
- griffierecht € 1.639,00
- salaris advocaat €
1.970,50(3,5 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 3.696,35
4.18.
Neptune heeft (slechts) de uitvoerbaarheid bij voorraad van de verklaring voor recht, de rente en de buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Een verklaring voor recht kan naar haar aard niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De veroordeling tot schadevergoeding, op te maken bij staat, wel. De vordering daartoe is gegrond op de wet en niet weersproken door [gedaagde] , zodat zij in zoverre zal worden toegewezen.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] jegens Neptune aansprakelijk is voor de schade die door Neptune is geleden en eventueel nog zal worden geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde] , zoals omschreven in rechtsoverweging 4.12;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding aan Neptune van die schade – daaronder begrepen wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten –, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Neptune tot op heden begroot op € 3.696,35;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door mr. A.F.L. Geerdes, rolrechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2021.
[3085/1407]