ECLI:NL:RBROT:2021:7771

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/621309/ HO RK 21/232 en C/10/621318/ HO RK 21/233
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot aanwijzing herstructureringsdeskundige en afkondiging afkoelingsperiode in het kader van de WHOA

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de besloten vennootschap [X] tot het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige en het afkondigen van een afkoelingsperiode in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA). Verzoekster heeft op 1 juli 2021 een verklaring ter griffie gedeponeerd en een verzoekschrift ingediend voor de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige, het afkondigen van een afkoelingsperiode en de opheffing van beslagen. De rechtbank heeft de verzoeken op 13 juli 2021 in raadkamer behandeld, waarbij de advocaat van verzoekster en de bestuurder van de vennootschap zijn gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in een toestand verkeert waarin het aannemelijk is dat zij niet in staat is haar schulden te betalen, mede door de gevolgen van de Covid-19 pandemie. De rechtbank heeft mr. H.M.D. Bentfort van Valkenburg aangewezen als herstructureringsdeskundige, na beoordeling van de ingediende offertes. Tevens is een afkoelingsperiode van vier maanden afgekondigd, waarin de behandeling van een eerder ingediend faillissementsverzoek is geschorst. Het verzoek tot opheffing van beslagen is afgewezen, omdat verzoekster niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dit noodzakelijk was voor de voortzetting van haar onderneming.

De rechtbank heeft de kosten van de herstructureringsdeskundige ten laste van verzoekster gesteld, met de voorwaarde dat zij voor de aanvang van de werkzaamheden zekerheid dient te stellen voor de betaling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
aanwijzen herstructureringsdeskundige en afkondigen afkoelingsperiode
rekestnummers: [nummer 1]
uitspraakdatum: 20 juli 2021
beschikking op het ingekomen verzoekschrift met bijlagen van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X]
statutair gevestigd te [plaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. L.P.J. Krijgsman en mr. B.J. Agteresch, beiden kantoorhoudende te Hardinxveld-Giessendam,
hierna te noemen: verzoekster

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 1 juli 2021 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) ter griffie gedeponeerd.
1.2.
Voorts heeft verzoekster op 1 juli 2021 een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 Fw, tot het afkondigen van een afkoelingsperiode en tot de opheffing van beslagen, als bedoeld in artikel 376 Fw.
1.2.
Bij e-mailbericht van 7 juli 2021 is de advocaat van [Y] ,
mr. A. Robustella, door de rechtbank in de gelegenheid gesteld diens zienswijze ten aanzien van het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode schriftelijk aan de rechtbank voor te leggen. Bij brief van 9 juli 2021 heeft mr. Robustella de rechtbank meegedeeld dat [Y] zich zal refereren aan het oordeel van de rechtbank.
1.4.
De verzoeken zijn op 13 juli 2021 in raadkamer behandeld.
1.5.
In raadkamer zijn, door middel van video-verbinding, gehoord:
- de heer [naam] , bestuurder van verzoekster;
- mr. L.P.J. Krijgsman, advocaat van verzoekster;
- mr. B.J. Agteresch, advocaat van verzoekster.
1.6.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Verzoekster exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de verkoop van automatten, wieldoppen en stoelhoezen voor auto’s voor de groothandel. De heer [naam] , voornoemd, is de bestuurder en enig aandeelhouder van verzoekster.
2.3.
Door de Covid-19 pandemie daalde de omzet van de automotive activiteiten met 80% en heeft verzoekster haar werkzaamheden verlegd. Verzoekster heeft zich (mede) toegelegd op de grootschalige verkoop van mondkapjes en medische handschoenen.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoekster verzoekt de rechtbank om:
- mr. M.H. Huijzer dan wel mr. H.M.D. Bentfort van Valkenburg aan te wijzen als herstructureringsdeskundige ex artikel 371 Fw;
- een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor de duur van vier maanden af te kondigen;
- een op een onroerende zaak gelegd conservatoir beslag met onmiddellijke ingang op te heffen.
3.2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het onderhavige verzoek het eerste verzoek is dat verzoekster aan de rechtbank heeft voorgelegd na het deponeren van de startverklaring. Dat betekent dat de rechtbank thans dient vast te stellen welk soort akkoordprocedure als bedoeld in artikel 369 lid 6 Fw is gekozen bij de voorbereiding van het akkoord. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of aan haar de rechtsmacht en relatieve bevoegdheid toekomen om van het verzoek kennis te nemen.
3.3.
Verzoekster heeft blijkens de startverklaring gekozen voor de besloten akkoordprocedure.
3.4.
De rechtbank heeft gelet op het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw jo. artikel 3 Wetboek van Rechtsvordering jo. artikel 1:10 lid 2 Burgerlijk Wetboek rechtsmacht om het verzoek in behandeling te nemen, nu verzoekster in Nederland is gevestigd. De rechtbank Rotterdam is relatief bevoegd het verzoek in behandeling te nemen.
3.5.
De besloten akkoordprocedure en de bevoegdheid van de rechtbank liggen hiermee voor de volledige duur van de akkoordprocedure vast.
Herstructureringsdeskundige
3.6.
Op grond van artikel 371 lid 3 Fw juncto artikel 370 lid 1 Fw wordt een door de schuldenaar ingediend verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige toegewezen als de schuldenaar verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan.
3.7.
Verzoekster heeft hierover het volgende gesteld. Verzoekster heeft in het kader van de verlegde werkzaamheden – de grootschalige verkoop van mondkapjes en medische handschoenen – bij leveranciers in Turkije en Egypte handschoenen besteld. Op deze bestellingen heeft verzoekster gehele dan wel gedeeltelijke aanbetalingen gedaan. Verzoekster heeft beide leveringen uiteindelijk niet (volledig) ontvangen. Verzoekster heeft daardoor nog een bedrag van circa € 860.000,-- van haar Turkse leverancier en een bedrag van € 336.000,-- van haar Egyptische leverancier te vorderen. Verzoekster stelt dat zij als gevolg hiervan niet aan haar leveringsverplichtingen jegens haar afnemers kon voldoen. Deze afnemers hadden verzoekster bij (gedeeltelijke) vooruitbetaling betaald en hebben daardoor thans een vordering op verzoekster. Een van deze afnemers, te weten [Z] heeft conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaak van verzoekster. Een andere afnemer, te weten [Y] , heeft een faillissementsprocedure jegens verzoekster geëntameerd. Naar aanleiding van deze geëntameerde (thans geschorste) faillissementsprocedure heeft Deutsche Bank de bankrekeningen van verzoekster per direct geblokkeerd.
Sinds enige tijd zijn de reguliere ondernemingsactiviteiten van verzoekster in de automotive branche weer toegenomen, is de omzet in deze branche weer op het oude niveau van voor de Covid-19 pandemie en bevindt dit onderdeel zich zelfs in een groeifase.
Verzoekster stelt dat een herstructurering, door middel van de aanbieding van een akkoord aan haar schuldeisers, nodig zal zijn om de liquiditeitsproblemen die zijn ontstaan door de handel in mondmaskers en medische handschoenen op termijn op te lossen. Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat zij op dit moment aan haar lopende betalingsverplichtingen inclusief de kosten van de te benoemen herstructureringsdeskundige kan voldoen door middel van de gegenereerde inkomsten uit de automotive ondernemingsactiviteiten.
3.8.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de door verzoekster geschetste situatie voldoende dat zij in de toestand verkeert zoals bedoeld onder nummer 3.6.
3.9.
Nu het verzoek door verzoekster zelf is gedaan, wordt niet summierlijk getoetst of de belangen van de gezamenlijke schuldeisers zijn gediend bij toewijzing van het verzoek.
3.10.
Artikel 376 lid 6 Fw bepaalt onder meer dat de herstructureringsdeskundige zijn taak onpartijdig en onafhankelijk uitvoert. Het is ook om deze reden dat in artikel 3.2 van het Landelijk Procesreglement WHOA zaken rechtbank (hierna: het Procesreglement) is opgenomen dat in het verzoekschrift twee of drie namen van mogelijk te benoemen herstructureringsdeskundigen worden vermeld (voorzien van offertes voor de kosten). De aanwijzing van een herstructureringsdeskundige moet dienstig zijn aan het onderzoek naar de mogelijkheden van een reorganisatie of liquidatie van een onderneming. De aanwijzing van een herstructureringsdeskundige kan bijdragen aan het voorkomen van een schijn van belangenvermenging of om het vertrouwen van de schuldeisers in het proces en daarmee de slagingskansen te vergroten.
3.11.
Verzoekster heeft in overeenstemming met het Procesreglement twee offertes overgelegd van mogelijk te benoemen herstructureringsdeskundigen: mr. M.H. Huijzer en mr. H.M.D. Bentfort van Valkenburg.
3.12.
De rechtbank heeft de curricula vitae en de offertes beoordeeld in het licht van de door verzoekster geschetste omstandigheden en de verschillende (soorten) belanghebbenden die betrokken zijn bij de beoogde herstructurering.
3.13.
Uit het curriculum vitae en de offerte van mr. H.M.D. Bentfort van Valkenburg blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat hij over de competenties beschikt die voor deze specifieke casus van belang lijken. Verder heeft mr. Bentfort van Valkenburg verklaard dat hij volledig vrij staat ten opzichte van verzoekster, alsmede de overige betrokkenen zoals het bestuur en de aandeelhouder. De rechtbank zal mr. Bentfort van Valkenburg aanwijzen als herstructureringsdeskundige.
3.14.
De rechtbank zal de kosten begroten op het in de offerte genoemde bedrag. Dit bedrag kan, indien nodig, gedurende het proces door de rechtbank op verzoek van de herstructureringsdeskundige worden verhoogd.
Afkoelingsperiode
3.15.
Op grond van artikel 3d, lid 2 Fw kondigt de rechtbank, als zij het verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige toewijst, tevens een afkoelingsperiode af zoals bedoeld in artikel 376 Fw. Gelet daarop kondigt de rechtbank een afkoelingsperiode af van vier maanden. Gedurende die periode blijft de behandeling van het door [Y] . op 22 april 2021 ingediende verzoek tot faillietverklaring – waarvan de behandeling op grond van artikel 3d, lid 2 Fw reeds van rechtswege was geschorst – geschorst.
3.16.
Verzoekster heeft overigens desgevraagd ter zitting verklaard dat haar verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode in het licht van de bepaling in artikel 3d, lid 2 Fw moet worden gezien. Er is derhalve geen sprake van een afzonderlijk verzoek om een afkoelingsperiode af te kondigen ex artikel 376, lid 4 Fw, waarop in een aparte beschikking zou moeten worden beslist.
Opheffen beslag
3.17.
Op grond van artikel 376, lid 2 onder b Fw kan de rechtbank gedurende een afkoelingsperiode op verzoek van de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige beslagen opheffen.
3.18.
[Z] heeft op 29 april 2021 conservatoir beslag gelegd op het appartementsrecht kadastraal bekend gemeente [plaats] , [sectieletter] , [nummer 2] . Verzoekster heeft de rechtbank verzocht dit beslag met onmiddellijke ingang op te heffen. Ter zitting heeft verzoekster dit verzoek aangevuld met het verzoek ook het beslag op de gelden van verzoekster op haar bankrekening bij ING op te heffen.
3.19.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij zich voor de financiering van het akkoord in de eerste plaats wil richten op de incasso van haar vorderingen op de leveranciers in Turkije en Egypte. Pas daarna zal zij beslissen of het – voor de financiering van het akkoord – noodzakelijk is om de onroerende zaak te verkopen. Tevens heeft verzoekster verklaard dat zij de gedurende de afkoelingsperiode aan haar lopende betalingsverplichtingen kan voldoen door middel van de inkomsten van haar werkzaamheden in de automotive branche.
3.20.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verzoekster niet dan wel onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat opheffing van genoemde beslagen op dit moment noodzakelijk is om de onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Het verzoek tot opheffing van de door [Z] . gelegde beslagen op de onroerende zaak van verzoekster en op de gelden van verzoekster op de bankrekening bij ING wordt derhalve afgewezen.
3.21.
Indien de herstructureringsdeskundige op een later moment meent dat opheffing van die beslagen noodzakelijk is in de hiervoor bedoelde zin, kan hij alsnog om opheffing van de beslagen verzoeken. Dan zullen de desbetreffende belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op dat verzoek.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst mr. H.M.D. Bentfort van Valkenburg, zaakdoende te Den Haag, aan als herstructureringsdeskundige in de besloten akkoordprocedure van [X]
- bepaalt dat de kosten van de herstructureringsdeskundige ten laste van [X] komen en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de herstructureringsdeskundige voor de aanvang van zijn werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
- kondigt een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 376 Fw af voor een periode van vier maanden, ingaande 20 juli 2021, die inhoudt:
- dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoekster behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoekster bevinden, gedurende een periode van vier maanden niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid;
- dat de behandeling van een verzoek tot verlening van surséance van betaling, een eigen aangifte of een door de schuldeiser jegens schuldenares ingediend verzoek tot faillietverklaring gedurende de afkoelingsperiode wordt geschorst;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Damsteegt-Molier, voorzitter, mr. M.D.E. Leppens en mr. B.A. Cnossen, rechters en in aanwezigheid van mr. A.M. Pieters-Boelhouwer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2021.