ECLI:NL:RBROT:2021:7769

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
10/041558-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet met voorwaardelijke ontzegging rijbevoegdheid en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 16 juni 2019 betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, bestuurder van een personenauto, heeft een scootmobielrijdende voetganger aangereden op een voetgangersoversteekplaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet voldoende aandacht heeft gehad voor de verkeerssituatie, waardoor zij de voorrang van de scootmobiel niet heeft verleend. De officier van justitie eiste een taakstraf van 90 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat zij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar werk als logopediste, en heeft de taakstraf gematigd ten opzichte van de richtlijnen voor straftoemeting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/041558-20
Datum uitspraak: 27 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T.G.M. Houben, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 juli 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte schuld heeft gehad aan het veroorzaken van een ongeval, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Het betrof een onoverzichtelijke voetgangersoversteekplaats. Daarbij was sprake van een niet (goed) werkend dynamisch waarschuwingssysteem, waardoor de verdachte het slachtoffer niet heeft gezien. De gedraging van de verdachte heeft weliswaar zeer vervelende gevolgen gehad, maar is gelet op de geschetste situatie en de aard en ernst niet zodanig dat het tot de conclusie kan leiden dat zij schuld heeft gehad aan het ongeval.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank heeft in deze strafzaak in essentie twee vragen te beantwoorden.
De eerste vraag is: heeft verdachte bij het naderen van de voetgangersoversteekplaats zodanige fouten gemaakt dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet? De tweede vraag ziet op de gevolgen van ongeval voor de benadeelde: heeft het ongeval voor haar zodanige lichamelijke gevolgen gehad dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte reed met een normale snelheid over de Banneweg te [plaats delict] , een vierbaans weg waarbij voor beide richtingen twee rijstroken aanwezig zijn. Zij naderde de kruising tussen de Banneweg en de Stalkaarsen. Bij die kruising is een voetgangersoversteekplaats (verder: zebrapad) aangelegd. Bij dit zebrapad is ook een verkeersbord geplaatst dat naderend verkeer daarop attent maakt. Bij het zebrapad stond op de rechterbaan echter op dat moment (al) een auto te wachten, die voor verdachte voor rechts was gekomen. Door deze auto werd verdachte in elk geval voor een deel het zicht ontnomen op het rechter deel van het zebrapad en op het gedeelte van het trottoir dat daar aan grensde. Verdachte is met iets verminderde snelheid over de kruising gereden – langs de wachtende auto – en reed het zebrapad op. Op dat moment reed echter, van rechts komend, mevrouw [naam slachtoffer] in haar scootmobiel over het zebrapad en werd zij aangereden door de auto van verdachte.
Verdachte diende voorrang te verlenen aan de bestuurder van een scootmobiel die het zebrapad gebruikt. Uit de omstandigheden dat er een auto (al) stilstond bij het zebrapad en dat de verdachte daardoor geen onbelemmerd zicht had op het gehele zebrapad en de directe omgeving ervan, volgt dat zij had moeten stoppen of in elk geval haar snelheid zodanig sterk had moeten verlagen dat zij voorrang had kunnen verlenen aan de bestuurder van de scootmobiel. De verwijzing van de raadsman naar de zogenoemde Oversight-jurisprudentie gaat niet op. Verdachte naderde een kruising met een zebrapad, een situatie die vraagt om extra en gerichte aandacht voor voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers. Zij had geen goed zicht op de gehele verkeerssituatie, en de omstandigheid dat er al een auto stond te wachten was een duidelijke aanwijzing voor de mogelijkheid dat er zich een voorrangsgerechtigde voetganger of andere gebruiker van het zebrapad bezig was om daar over te steken. Dit wordt niet anders – eerder integendeel – indien sprake zou zijn geweest van een onoverzichtelijke plek, zoals de verdediging heeft aangevoerd. Dat de situatie, anders dan door de wachtende auto, onoverzichtelijk zou zijn geweest, is de rechtbank overigens niet uit de beschrijvingen, foto’s en situatieschets gebleken.
Verdachte heeft op een aanmerkelijk onvoorzichtige en onoplettende wijze deelgenomen aan het verkeer door onder de gegeven, hierboven omschreven, omstandigheden met (nagenoeg) onverminderde snelheid het zebrapad over te rijden en daarbij mevrouw [naam slachtoffer] in haar scootmobiel aan te rijden. Daarmee is de eerste vraag bevestigend beantwoord.
Uit de aard van het letsel, de noodzaak tot medisch ingrijpen (operaties) en de lange herstelduur volgt dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Zelfs na meer dan twee jaar na het ongeval is mevrouw [naam slachtoffer] nog steeds niet geheel hersteld. Te vrezen valt voor blijvende ernstige lichamelijke gevolgen.
Aangezien beide vragen bevestigend worden beantwoord door de rechtbank, zal het primair ten laste gelegde bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 16 juni 2019 te [plaats delict] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Banneweg en de kruising van de Banneweg met de Stalkaarsen zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden op die weg, welk onoplettend en onvoorzichtig (rij)gedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar
- terwijl zij een voetgangersoversteekplaats naderde en zich op of nabij die voetgangersoversteekplaats een scootmobiel bevond en
- terwijl een (ander) motorrijtuig op de Banneweg het zicht van verdachte op een die Banneweg kruisende voetgangersoversteekplaats (gedeeltelijk) belemmerde, en
- haar aandacht niet voortdurend op de weg en het verkeer voor haar heeft gehouden en
- die voetgangersoversteekplaats (met onverminderde snelheid) is opgereden en
- (daarbij) haar snelheid niet zodanig heeft aangepast dat zij in staat was haar voertuig tijdig af te remmen of tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- (aldus rijdende) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor haar, verdachte, van rechts over die voetgangersoversteekplaats komende scootmobiel inmiddels voornoemde voetgangersoversteekplaats / kruising op was gereden en
- niet heeft opgemerkt dat een scootmobiel doende was die voetgangersoversteekplaats over te steken en die /scootmobiel niet heeft laten voorgaan en
(vervolgens) (aldus rijdende) tegen die scootmobiel is aangebotst en/of aangereden, waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een botbreuk van het bekken en botbreuken met meerdere botbreukvlakken van het onder- en bovenbeen en een zenuwbeschadiging in het been links, werd toegebracht, ,
terwijl zij, verdachte, geen voorrang heeft verleend;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Primair,
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend in het verkeer te gedragen. De verdachte is met haar personenauto zonder dat zij goed overzicht had op de situatie en zonder goed op te letten een voetgangersoversteekplaats opgereden, terwijl op dat moment het slachtoffer in haar scootmobiel aan het oversteken was. Zij is vervolgens met haar personenauto tegen de scootmobiel aangebotst. Het slachtoffer in de scootmobiel heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen en heeft, zo blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring tot op de dag van vandaag nog last van de gevolgen van het ongeluk.
De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 als uitgangspunt genomen. Bij overtreding van dit artikel, waarbij sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout waardoor bij een ander zwaar lichamelijk letsel is veroorzaakt, is als oriëntatiepunt opgenomen: een taakstraf voor de duur van 120 uur alsmede de ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
De officier van justitie heeft een taakstraf en een gedeeltelijk voorwaardelijke rijontzegging gevorderd.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat zij een fulltime baan heeft en dat een taakstraf daar moeilijk mee te combineren valt. Voor wat betreft de rijontzegging heeft zij aangegeven haar rijbewijs nodig te hebben voor haar werk, aangezien zij als logopediste bij haar organisatie op acht verschillende locaties werkt.
De rechtbank acht in beginsel een taakstraf voor de duur van 120 uur – conform de oriëntatiepunten – passend, maar zal deze, gelet op het tijdsverloop in de zaak, matigen tot 90 uren. Aangenomen kan worden dat uitvoering van de taakstraf kan worden ingepast in en naast het werk van verdachte. Daarbij zal de rechtbank gelet op het door de verdachte aangevoerde belang een geheel voorwaardelijke rijontzegging opleggen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. Het voorwaardelijk ontzeggen van de rijbevoegdheid heeft ook tot doel om er aan bij te dragen dat verdachte niet opnieuw een dergelijk strafbaar feit zal begaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
90 (negentig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
45 (vijfenveertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juli 2021.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 16 juni 2019 te [plaats delict] als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg,
de Banneweg en/of de kruising van de Banneweg met de Stalkaarsen zich zodanig
heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en/of
onoplettend te rijden op die weg,
welk onoplettend en/of onvoorzichtig (rij)gedrag
hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar
- terwijl zij een voetgangersoversteekplaats naderde en zich op of nabij die
voetgangersoversteekplaats een voetganger/scootmobiel bevond en/of
- terwijl een (ander) motorrijtuig op de Banneweg het zicht van verdachte op
een/die die Banneweg kruisende voetgangersoversteekplaats (gedeeltelijk)
belemmerde,
- haar aandacht niet voortdurend op de weg en het verkeer voor haar heeft
gehouden en/of
- die voetgangersoversteekplaats (met onverminderde snelheid) is opgereden en/of
- ( daarbij) haar snelheid niet zodanig heeft aangepast dat zij in staat was
haar voertuig tijdig af te remmen of tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover zij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was
en/of
- ( aldus rijdende) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor haar,
verdachte, van rechts over die voetgangersoversteekplaats komende
voetganger/scootmobiel inmiddels voornoemde voetgangersoversteekplaats /
kruising op was gereden en/of
- niet heeft opgemerkt dat een voetganger/scootmobiel doende was die
voetgangersoversteekplaats over te steken en/of die/dat voetganger/scootmobiel
niet heeft laten voorgaan en/of
(vervolgens) (aldus rijdende) tegen die scootmobiel is aangebotst en/of aangereden,
waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
botbreuk van het bekken en/of botbreuken met meerdere botbreukvlakken van het
onder- en bovenbeen en/of een zenuwbeschadiging in het been links, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl zij, verdachte, geen voorrang heeft verleend;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 16 juni 2019 te [plaats delict] als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Banneweg en/of de kruising van
de Banneweg met de Stalkaarsen,
- terwijl zij een voetgangersoversteekplaats naderde en zich op of nabij die
voetgangersoversteekplaats een voetganger/scootmobiel bevond en/of
- terwijl een (ander) motorrijtuig op de Banneweg het zicht van verdachte op
een/die die Banneweg kruisende voetgangersoversteekplaats (gedeeltelijk)
belemmerde,
- haar aandacht niet voortdurend op de weg en het verkeer voor haar heeft
gehouden en/of
- die voetgangersoversteekplaats (met onverminderde snelheid) is opgereden en/of
- ( daarbij) haar snelheid niet zodanig heeft aangepast dat zij in staat was
haar voertuig tijdig af te remmen of tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover zij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was
en/of
- ( aldus rijdende) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor haar,
verdachte, van rechts over die voetgangersoversteekplaats komende
voetganger/scootmobiel inmiddels voornoemde voetgangersoversteekplaats /
kruising op was gereden en/of
- niet heeft opgemerkt dat een voetganger/scootmobiel doende was die
voetgangersoversteekplaats over te steken en/of die/dat voetganger/scootmobiel
niet heeft laten voorgaan en/of
(vervolgens) (aldus rijdende) tegen die scootmobiel is aangebotst en/of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)