In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is de eiseres, vertegenwoordigd door mr. S.R. Markus, een vordering gestart tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.C. Brökling, met betrekking tot een vermeende inbreuk op haar eigendomsrecht. De eiseres stelt dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door over haar boot te beschikken, die in de kelder van een restaurant was gestald. De zaak heeft een complexe achtergrond, waarbij de boot in kwestie in verband staat met faillissementen van verschillende vennootschappen en de rol van de curator. De mondelinge behandeling vond digitaal plaats vanwege coronamaatregelen, waarbij beide partijen met hun gemachtigden aanwezig waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres eigenaar van de boot is, op basis van het registratiebewijs dat haar naam vermeldt. Echter, de gedaagde heeft betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld, en de kantonrechter oordeelt dat de eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om bestuurdersaansprakelijkheid van de gedaagde aan te tonen. De vordering van de eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. De uitspraak benadrukt het belang van concrete feiten en omstandigheden bij het aantonen van bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatig handelen.