Met partijen en de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat op de waarde van het onteigende een bedrag in mindering dient te worden gebracht, omdat het onteigende ([adres]) is gelegen in het blok [adressenblok], dat behept is met funderingsproblemen. De deskundigen hebben de kosten van herstel van de fundering begroot op € 75.000,00. De rechtbank acht de aan deze begroting ten grondslag gelegde toelichting inzichtelijk en overtuigend, zodat zij het door de deskundigen begrote bedrag aan herstelkosten overneemt.
De vraag is vervolgens of een redelijk handelend koper (in dit geval een “buy to let koper”) dit gehele bedrag in mindering zal brengen op de door hem of haar te betalen aankoopprijs voor het onteigende, zoals de gemeente voorstaat, of dat hij of zij genoegen zal nemen met een beperktere aftrek, zoals de deskundigen en [naam gedaagde] menen.
In hun rapport en tijdens het pleidooi hebben de deskundigen (nader) toegelicht hoe zij de funderingsproblematiek hebben beoordeeld, namelijk aan de hand van uiterlijke kenmerken van het onteigende. Tijdens de descente hebben zij specifiek gekeken naar de scheefstand van de gevel en het bovenkozijn. De scheefstand is beduidend minder dan bij de andere panden in de straat en het bovenkozijn vertoont een minimale scheefstand. In het pand hebben zij in geen enkele kamer scheve vloeren en klemmende deuren waargenomen. Nieuw gevelvoegwerk hebben zij ook niet waargenomen. Van ernstige bouwkundige gebreken is volgens de deskundigen geen sprake. Ook al verkeert het blok in een slechte staat, dat betekent niet dat de onderlinge verschillen tussen de panden er niet meer toe doen. De deskundigen blijven bij hun standpunt dat een redelijk handelend koper, die weet heeft van het rapport van de gemeente uit 2010, in de huidige krappe markt minder kritisch zal zijn over de gestelde funderingsproblematiek, ook omdat het rapport al tien jaar oud is en er in de afgelopen tien jaar (de onteigening weggedacht) niets is veranderd aan de status van het pand. De krapte in de markt zal een belegger ertoe doen besluiten om toch over te gaan tot aankoop, want anders dan bij de koper die voor zichzelf koopt, zal de belegger vooral kijken naar het te behalen rendement. De rechtbank volgt de deskundigen in hun standpunt dat een “buy to let koper” de funderingsproblematiek en in het bijzonder de herstelkosten slechts voor een deel zal verdisconteren in de prijs die hij of zij voor het onteigende wil betalen. Hierbij is van belang dat, hoewel het onteigende onderdeel is van een woonblok met funderingsproblemen, het onteigende in het rapport uit 2010 niet wordt genoemd als pand met ernstige funderingsproblemen. Zowel bij de visuele inspectie in 2010 door de gemeente als bij de visuele inspectie op 28 oktober 2020 door de deskundigen is geen scheurvorming aan de (onteigende) onroerende zaak van [naam gedaagde] gerapporteerd of waargenomen. Gelet hierop en nu haar echtgenoot [naam 2] ter zitting heeft verklaard dat na aankoop van het (onteigende) pand in 2008 de gevel nooit opnieuw is gevoegd, is de enkele niet onderbouwde stelling van de gemeente dat de gevel waarschijnlijk opnieuw is gevoegd onvoldoende om dat aan te nemen. Bij deze stand van zaken zal een redelijk handelend koper (in dit geval een belegger en zeker een niet risicomijdende belegger) bereid zijn de (mogelijke) funderingsproblemen te nemen voor wat zijn om het pand te kunnen aankopen. De gemeente heeft haar stelling dat zij tijdens de descente ernstige scheefstand heeft waargenomen niet geconcretiseerd en zij heeft evenmin gesteld dat zij deze waarneming aan andere aanwezigen bij de descente heeft voorgehouden. De rechtbank ziet geen reden om de bevindingen van de deskundigen tijdens de descente niet te volgen.
De rechtbank acht het advies over de waarde van het onteigende, zoals de deskundigen dat in hun rapport en ter zitting (nader) hebben gemotiveerd, juist en neemt dit over. Niet gebleken is dat de deskundigen van onjuiste feiten zijn uitgegaan, dat zij van belang zijnde feiten over het hoofd hebben gezien of dat zij hun kennis, ervaring en intuïtie onjuist hebben toegepast. De rechtbank stelt de waarde van het onteigende inclusief de correctie vanwege de funderingsproblematiek daarom vast op € 260.000,00.