ECLI:NL:RBROT:2021:7672

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
9032635 / CV EXPL 21-6736
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding wegens gebruik buitenterrein in strijd met huurovereenkomst

In deze zaak vordert de eiseres, IBT Uitzendbureau BV, een schadevergoeding van de gedaagde, Phoenix B.V., wegens het gebruik van het buitenterrein in strijd met de huurovereenkomst. De huurovereenkomst, die op 1 maart 2020 is ingegaan, bevatte een clausule die het gebruik van het buitenterrein door de huurder verbiedt. IBT stelt dat Phoenix meerdere bidons op het buitenterrein heeft geplaatst, wat in strijd is met deze overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Phoenix inderdaad de huurovereenkomst heeft overtreden door een blauwe tank op het buitenterrein te plaatsen. De eiseres vordert een bedrag van € 1.557,12 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 233,57. De kantonrechter heeft de duur van de overtreding vastgesteld op 13 dagen en een redelijke vergoeding van € 25,00 per overtredingsdag bepaald, wat resulteert in een totaalbedrag van € 325,00 aan hoofdsom. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke kosten vastgesteld op € 58,99. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De vordering van IBT is gedeeltelijk toegewezen, en de kantonrechter heeft Phoenix veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 383,99, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9032635 / CV EXPL 21-6736
uitspraak: 25 juni 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IBT Uitzendbureau BV,
gevestigd te Spijkenisse,
eiseres,
gemachtigde: Juristu Incassodiensten BV te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer),
rolgemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en Incasso B.V. te Heerhugowaard,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Phoenix B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Spijkenisse (gemeente Nissewaard),
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [naam 1] te [plaatsnaam],
Partijen worden hierna aangeduid als “IBT” respectievelijk “Phoenix”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 4 februari 2021, met producties;
  • het schriftelijke antwoord van Phoenix per e-mail van 23 maart 2021, met producties;
  • het tussenvonnis van de kantonrechter van 12 april 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021 te 14:30 uur. IBT is verschenen bij haar bestuurder [naam 2]. Phoenix is verschenen bij [naam 1], vader van [naam 3] (huidig bestuurder).
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis hierna bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Tussen IBT in hoedanigheid van verhuurder en Phoenix in hoedanigheid van huurder bestaat sinds 1 maart 2020 een huurovereenkomst met betrekking tot de loods, staande en gelegen aan de [adres 1] (nader te noemen: “het gehuurde”).
2.2
In voormelde huurovereenkomst is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…)

Buitenterrein dient NIET in gebruik te worden gesteld, bij gebruik wordt hier apart rekening voor verstuurd. (…)”.

3..De vordering

3.1
IBT heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Phoenix te veroordelen aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
een bedrag ad € 1.557,12 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2020 tot de dag der algehele voldoening, althans de wettelijke (handels-)rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
een bedrag ad € 233,57 ter zake buitengerechtelijke incassokosten, althans subsidiair een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
de kosten van deze procedure, inclusief het salaris voor de gemachtigde.
3.2
Aan haar vordering heeft IBT – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat Phoenix tegen de afspraak in gebruik heeft gemaakt van het buitenterrein van het gehuurde door daar meerdere bidons neer te zetten. Phoenix is hierdoor de volgende bedragen aan IBT verschuldigd geworden:
factuur 15 september 2020
gebruik buitenterrein van
10 t/m 15 september 2020
€ 718,67
factuur 22 september 2020
gebruik buitenterrein van
16 t/m 22 september 2020
€ 838,45
totaal
€ 1.557,12
3.3
IBT heeft Phoenix meerdere malen aan haar betalingsverplichtingen herinnerd, maar er heeft nog altijd geen betaling plaatsgevonden. Door de wanbetaling zijdens Phoenix heeft IBT noodgedwongen haar vordering ter incasso uit handen moeten geven. De buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 233,57 dienen daarom voor rekening van Phoenix te komen. Verder maakt IBT aanspraak op de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 1 oktober 2020 dan wel subsidiair vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening.
3.4
Op de overige stellingen van IBT wordt in de beoordeling – indien van belang voor de uitkomst van deze procedure – teruggekomen.

4..Het verweer

4.1
Phoenix heeft ter verweer – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.
4.2
Phoenix maakt gebruik van twee loodsen op het bedrijventerrein van IBT, te weten de loods gelegen aan de [adres 2] en de loods gelegen aan de [adres 1]. Om onduidelijke redenen heeft IBT de doorgang tussen beide loodsen geblokkeerd. Het verplaatsen van tanks (bidons) dan wel andere goederen werd door die blokkade bemoeilijkt. Phoenix heeft daarom een blauwe tank (waarin gedestilleerd water opgeslagen zat) een paar dagen – zonder overigens in de weg te staan – ledig op het buitenterrein neergezet.
4.3
De berekende vergoeding voor het gebruik van het buitenterrein is buiten proportie. Het is duurder dan parkeren in een garage in de binnenstad van Amsterdam.
Rekening houdend met de redelijkheid en billijkheid lijkt Phoenix een tarief dat lager dan of gelijk is aan een overdekte opslag in de Rotterdamse haven gerechtvaardigd, dit tarief is ongeveer € 2,50 per pallet per week bij verschillende logistieke centra. De oppervlakte van de desbetreffende tank is 200 cm x 200 cm. Dat rechtvaardigt een tarief van € 10,00 (excl. btw) per week.
4.4
Op de overige stellingen van Phoenix wordt in de beoordeling – indien van belang voor de uitkomst van deze procedure – teruggekomen.

5..De beoordeling

5.1
Vast staat dat partijen overeengekomen zijn dat Phoenix geen goederen op het buitenterrein van het gehuurde mag plaatsen (zie 2.2). Nu Phoenix bij antwoord al te kennen heeft gegeven dat zij in ieder geval één blauwe tank op het buitenterrein heeft neergezet, is voldoende gebleken dat Phoenix de huurovereenkomst ten aanzien van dit punt overtreden heeft. In beginsel is Phoenix dan ook een vergoeding aan IBT verschuldigd, een en ander voor zover hierna niet anders blijkt.
5.2
Phoenix heeft zowel bij antwoord als ter zitting aangevoerd dat IBT de doorgang tussen de loodsen gelegen aan de [adres 2] en [adres 1] geblokkeerd heeft. Als de blokkade er niet was geweest, dan had Phoenix de desbetreffende tank binnen enkele minuten van de ene loods naar de andere kunnen verplaatsen. Nu dit niet kon, moest Phoenix de weg vrijmaken via een slecht toegankelijke omweg waar de bestrating slecht was en er veel begroeiing was, waardoor de kans op schade of scheuren van de tank veel groter zou zijn, aldus Phoenix. Hoewel het begrijpelijk is dat een blokkade op een door Phoenix veelgebruikte “verbindingsroute” hinderlijk is of kan zijn, doet deze oorzaak op zichzelf niets af aan voormelde overtreding. Immers, Phoenix kon nog steeds – al was het via een omweg – beide loodsen bereiken. Niet is gesteld of gebleken dat dat niet van haar gevergd kon worden.
5.3
Ten aanzien van de duur van de overtreding wordt als volgt overwogen. IBT heeft gesteld dat Phoenix een gedeelte van het buitenterrein 13 dagen lang in gebruik heeft genomen, te weten van 10 september 2020 tot en met 15 september 2020 en van 16 september 2020 tot en met 22 september 2020. IBT heeft ter onderbouwing van haar stelling een tweetal foto’s in het geding gebracht waarop meerdere tanks te zien zijn die op een buitenterrein naast een loods geplaatst zijn. Ter zitting heeft Phoenix tot haar verweer aangevoerd dat de overtreding één tank betreft die in totaal 4 dagen (2x2 dagen) op het buitenterrein heeft gestaan.
IBT heeft hierop verklaard dat de tank die 2x2 dagen is geplaatst een andere tank betreft die toebehoort aan het bedrijf RIB BV, dat verbonden is aan de loods aan de [adres 2]. Hoewel beide bedrijven in de praktijk nauw met elkaar samenwerken – de bestuurder van RIB BV is [naam 1], vader van [naam 3] (bestuurder van Phoenix) – gaat het in feite om twee verschillende bedrijven met twee verschillende huurovereenkomsten, aldus IBT.
5.4
Geoordeeld moet worden dat Phoenix de stelling van IBT dat de overtreding meerdere tanks betreft die aan Phoenix toebehoren, onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Zulks volgt immers ook uit het door IBT overgelegde e-mailbericht van 22 september 2020 13:26 uur waarin [naam 3] aan IBT verzoekt: “
kunnen de bidons morgen worden weggehaald? .. is dat oke?”. De kantonrechter zal voor wat betreft de duur van de overtreding een termijn van 13 dagen als uitgangspunt hanteren. Uit de correspondentie – die IBT als productie 10 bij de dagvaarding heeft overgelegd – valt immers ook op te maken dat het om een tijdsbestek van een vergelijkbare strekking gaat. Zo schrijft IBT in haar
e-mail van 22 september 2020 09:30 uur aan Phoenix – voor zover van belang –:
“(…)
Tevens heeft u 9 september een mail ontvangen en is u aangegeven de terrein achter loods de spullen (bidons) te verwijderen. U heeft dit niet gedaan en heeft hier een factuur voor ontvangen conform contract. Tot op heden heeft u deze niet verwijderd en geven wij u dan ook aan vandaag wederom een factuur te zullen versturen. (…)”.
IBT gaf in voormelde e-mail dus al aan dat zij de overtreding 13 dagen voorafgaand aan het schrijven van die e-mail gezien heeft, te weten op 9 september 2020.
5.5
Blijkens de facturen van 15 en 22 september 2020 heeft IBT voor het gebruik van het buitenterrein een bedrag van € 98,99 per dag in rekening gebracht. Nu niet is gesteld of gebleken dat partijen een concreet (dag-)tarief voor deze overtreding overeengekomen zijn, IBT de hoogte van voornoemd bedrag niet (jegens Phoenix) onderbouwd heeft en Phoenix ter verweer heeft aangevoerd dat dit bedrag buitenproportioneel hoog is, ziet de kantonrechter aanleiding om een redelijke dagprijs vast te stellen. Gelet op de omstandigheden dat het “slechts” om een gering aantal vierkante meters gebruik gaat (ook indien er sprake is geweest van de plaatsing van 2 of 3 tanks zoals IBT bij dagvaarding heeft gesteld) en niet is gebleken dat de plaatsing op het buitenterrein hinderlijk was voor IBT, zal een prijs van € 25,00 per “overtredingsdag” worden vastgesteld. Nu uitgegaan wordt van een overtredingsduur van in totaal 13 dagen, zal een bedrag aan hoofdsom van € 325,00
(13 x € 25,00) worden toegewezen.
5.6
De gevorderde wettelijke rente zal – als niet separaat weersproken en als op de wet gegrond – worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5.7
IBT maakt voorts aanspraak op een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de omvang van de toegewezen hoofdsom worden de buitengerechtelijke kosten overeenkomstig het bedrag van de wettelijke staffel zoals bedoeld in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek in verbinding met het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten begroot op een bedrag van
€ 58,99 (inclusief btw). Dit bedrag zal worden toegewezen.
5.8
In de omstandigheid dat partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

6..De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt Phoenix om aan IBT tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 383,99, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over een bedrag van € 325,00 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
- compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44240